ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9809
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Kuijer
- A.G. van Doorn
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van oplichting en valsheid in geschrift door de Rechtbank Utrecht
Op 19 november 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die werd beschuldigd van oplichting van financiële instellingen en valsheid in geschrift. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 november 2010, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht, omvatte twee feiten: het samen met een ander oplichten van een hypotheekverstrekker en het plegen van valsheid in geschrift.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft deze stelling onderschreven en aangevoerd dat er gebrek aan bewijs was voor zowel feit 1 als feit 2.
Na zorgvuldige overweging heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten te bewijzen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel oplichting als valsheid in geschrift. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en ondertekend door de rechters en de griffier.