ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9909

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
681341 UC EXPL 10-3523 SdL
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming pensioentoezegging en informatieplicht door Charles Vögele

In deze zaak vorderen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dat Charles Vögele niet correct haar pensioentoezegging uit hoofde van de arbeidsovereenkomst is nagekomen. De eisers, die in 1961 en 1969 in dienst traden bij de rechtsvoorgangster van Charles Vögele, hebben hun pensioenaanspraken sinds de overname door Charles Vögele in 1999 door pensioenverzekeraar Zwitserleven laten uitvoeren. In 2005 is Charles Vögele aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel, waarbij de pensioenregeling ondergebracht is bij Interpolis. De eisers stellen dat zij minder pensioen ontvangen dan hen is toegezegd en dat Charles Vögele niet heeft voldaan aan haar informatieplicht over de gevolgen van de waardeoverdracht van Zwitserleven naar Interpolis.

De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van de eisers deels toewijsbaar zijn. De kantonrechter stelt vast dat de eisers redelijkerwijs niet konden begrijpen dat de pensioentoezegging na 1998 niet meer zou gelden, ondanks eerdere toezeggingen. De kantonrechter wijst erop dat de werkgever in dit geval een zorgplicht heeft om werknemers goed te informeren over wijzigingen in de pensioenregeling. De kantonrechter biedt partijen de gelegenheid om een nieuwe berekening te maken van de pensioenaanspraken, waarbij ook de gevolgen van de waardeoverdracht opnieuw bekeken kunnen worden. De verdere beslissing wordt aangehouden, en partijen worden uitgenodigd om op de rol van 12 januari 2011 een akte te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 681341 UC EXPL 10-3523 SdL
vonnis d.d. 1 december 2010
inzake
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2],
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.F.G. Schoester,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Charles Vögele (Netherlands) B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Charles Vogele,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Dop.
Verloop van de procedure
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben een vordering ingesteld.
Charles Vögele heeft geantwoord op de vordering.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben voor repliek en Charles Vögele heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Beoordeling van het geschil
1. Feiten en omstandigheden:
1.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn in 1961 respectievelijk 1969 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van Charles Vögele, Peek & Cloppenburg (hierna te noemen: "P&C"). In 1977 zijn [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] toegetreden tot het pensioenfonds van P&C.
1.2.
Met ingang van 1 februari 1999 is P&C overgenomen door Charles Vögele. De pensioenaanspraken van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn sindsdien uitgevoerd door pensioenverzekeraar Zwitserleven.
1.3.
Per 1 januari 2005 is Vögele aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel (hierna ook: Bpf). De pensioenregeling zelf is ondergebracht bij pensioenuitvoerder Interpolis.
1.4.
[eiseres sub 1] is per 1 oktober 2006 met (pre)pensioen gegaan. [eiser sub 2] is met ingang van 15 maart 2008 met pensioen gegaan.
2.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen (A) te verklaren voor recht dat Charles Vögele niet, althans niet correct dan wel niet volledig, haar pensioentoezegging uit hoofde van de arbeidsovereenkomst is nagekomen dan wel nakomt. Voorts (B) vorderen zij Charles Vögele te veroordelen tot betaling van schadevergoeding inclusief wettelijke rente voor de schade die [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] lijden als gevolg van niet correcte dan wel niet volledige nakoming van de pensioentoezeggingen, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat, doch met betaling van een voorschot ter grootte van € 11.000,- aan [eiseres sub 1] en
€ 20.000,- aan [eiser sub 2]. Ten derde (C) vorderen zij te verklaren voor recht dat Charles Vögele niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan haar informatieplicht omtrent de gevolgen voor de pensioenaanspraken van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] bij waardeoverdracht van Zwitserleven naar Interpolis. Ten vierde (D) vorderen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] Charles Vögele te veroordelen tot betaling van schadevergoeding voor misgelopen voordeel als gevolg van onvoldoende informatieverstrekking door Charles Vögele over de gevolgen van waardeoverdracht voor de pensioenaanspraken van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat, doch met betaling van een voorschot ter grootte van € 8.000,- aan [eiseres sub 1] en eenzelfde bedrag aan [eiser sub 2]. Ten slotte (E) vorderen zij Charles Vögele te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten van de gemachtigde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] daaronder begrepen.
Geadstrueerd wordt de vordering als volgt. Vast staat dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] in de periode van hun 62ste tot 65ste jaar, welke periode voor [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] reeds is aangevangen, minder pensioen ontvangen dan hun is toegezegd. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ontvangen verkeerde berekeningen, althans berekeningen met onjuiste bedragen. [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] zijn van oordeel dat de pensioenbedragen gelden zoals opgenomen in de jaarlijkse pensioenoverzichten van Zwitserleven, van welke bedragen ook Van Lanschot in haar berekening van 2006 is uitgegaan. Derhalve wordt de pensioentoezegging uit hoofde van de arbeidsovereenkomst niet correct door Vögele nageleefd. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen tevens een verklaring van recht dat Vögele in 2005 hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van waardeoverdracht ter zake van de pensioenovergang van Zwitserleven naar Interpolis. Derhalve heeft Vögele niet voldaan aan haar informatieplicht.
3.
Vögele voert verweer. De vorderingen van [eiseres sub 1] en van der Goes zijn reeds daarom niet voor toewijzing vatbaar, nu zij innerlijk tegenstrijdig zijn. Immers, zo voert Vögele aan onder 4.2. van haar antwoord, het is van tweeën een: ofwel de "oude" pensioenregeling als geldend bij P&C en sinds 1 februari 1999 geadministreerd door Zwitserleven, moet worden gevolgd, maar dan is er geen waardeoverdracht aan de orde en dus ook geen schade die door het niet instemmen met een waardeoverdracht zou zijn ontstaan; ofwel de pensioenregeling van Bpf en uitgevoerd door Interpolis is per 1 januari 2005 van toepassing, maar dan kan geen sprake zijn van schade als gevolg van het niet nakomen van de pensioentoezegging door Charles Vögele. Er is dus sprake van een obscuur libel. Tegen de wijzigingen in de P&C-pensioenregeling als doorgevoerd per 1 januari 1999 (onder meer wijziging van eindloon naar middelloonregeling) is door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] geen bezwaar aangetekend. Per 1 januari 2005 vallen alle medewerkers van Charles Vögele onder de pensioenregeling van het Bpf. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben uiteindelijk (na diverse malen hierom te zijn gevraagd) niet met de wijziging van de collectieve pensioenregeling in 2005 ingestemd. De pensioenregeling is vervolgens door Vögele eenzijdig ingevoerd. In de arbeidsovereenkomsten van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen, aangezien de arbeidsovereenkomsten dateren van vóór 1998. Dientengevolge moet worden teruggegrepen op de opvatting van de Hoge Raad in het IBM-arrest (HR 7 oktober 1988, NJ 1989/335) De wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2005 is rechtsgeldig. Charles Vögele heeft [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] uitvoerig geïnformeerd over de waardeoverdracht, de inhoud en de gevolgen. [eiseres sub 1] en van der Goes hebben geen schade geleden door de wijziging van pensioenregeling per 1 januari 2005. Uit berekeningen blijkt dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] geen enkel belang hebben bij hun vordering, omdat zij (geen schade lijden en) zelfs financieel beter af zijn met toepassing van de regeling van het Bpf en indien nog rekening zou worden gehouden met alle "extra's" die Charles Vögele (onverplicht) heeft toegepast op [eiseres sub 1] en [eiser sub 2].
4.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Voor de beoordeling van de eerste vermeende wijziging van de pensioenregeling, eind 1998, begin 1999, heeft Charles Vögele zich op het standpunt gesteld dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] daarmee akkoord zijn gegaan. De kantonrechter volgt Charles Vogele daarin niet. De motivering volgt hieronder, in de rechtsoverwegingen 4.2, 4.3 en 4.4.
4.2.
Voldoende blijkt uit de brief van 5 augustus 1998 aan de medewerkers van de toekomstige Vögele-filialen, afkomstig van de Peek en Cloppenburg Groep NV Zoetermeer, dat het filiaal waar [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] werkzaam zijn met ingang van 1 februari 1999 aan de Charles Vögele Gruppe wordt overgedragen en dat alle medewerkers overgaan met behoud van alle voorgaande geldende arbeidsvoorwaarden van dat moment. Met zoveel woorden wordt nog opgemerkt dat dit dus ook geldt voor de dan geldende pensioenregeling. Uit de brief van 16 februari 1999 aan [eiseres sub 1] blijkt dat [A] namens de Charles Vögele groep schrijft dat arbeidsvoorwaarden gelijk zullen blijven en dat alleen in formele zin de werkgever verandert en dat de pensioenaanspraken onder dezelfde condities worden voortgezet door Zwitserleven Pensioenen.
4.3.
Uit de door van Lanschot Assurantiën (mr. [B]) op 4 december 2007 namens [C] van Charles Vögele geschreven brief over de pensioensituatie van [eiseres sub 1] blijkt evenwel, met name uit de derde pagina, dat [B] van mening is dat hele plaatje verandert, omdat [eiseres sub 1] besloten heeft op de leeftijd van 60 te stoppen met werken. Uit dezelfde derde pagina van de brief van Van Lanschot blijkt niet alleen dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] per 31 december 1998 zogenoemde B-deelnemers zijn (en daardoor hun rechten op Tijdelijk ouderdomspensioen (TOP, van 62 tot 65) en ouderdomspensioen (OP, na 65) gewaarborgd blijven) maar tevens dat een aanpassing heeft plaatsgevonden per 31 december 1998 althans 1 januari 1999. Deze houdt in dat de regeling van de stichting pensioenfonds Peek en Cloppenburg aangepast is van eindloon naar middelloon, waarbij de pensioenopbouw gebaseerd wordt op het gemiddelde salaris in plaats van het laatstgenoten salaris en dat deze systematiek door Zwitserleven is overgenomen vanwege de formele verandering van werkgever. Die aanpassing heeft volgens Van Lanschot ertoe geleid dat het te bereiken ouderdomspensioen deels gebaseerd is op de eindloongedachte en deels op de middelloongedachte, zodat de pensioenuitkering tussen 62 en 65 en na 65 niet per definitie 70 procent van het laatstgenoten salaris zal gaan bedragen. Meer in het bijzonder merkt [B] op dat het uit te keren TOP alleen gebaseerd is op compensatie vanwege gemiste AOW tot 65 en geen verband houdt met het genoten salaris.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de conclusie die hieruit wordt getrokken door Charles Vögele en die met name is neergelegd onder punt 4. 8. van de conclusie van antwoord, pagina 16, onjuist is. Onder de bovengeschetste omstandigheden hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] redelijkerwijs niet behoeven te begrijpen dat, waar hen expliciet werd beloofd dat de hun gedane pensioentoezegging na 31 december 1998 onveranderd door zou gaan, zij het slachtoffer werden van veranderingen die ingrijpende gevolgen hadden voor berekeningen die na 1998 over hun pensioenen zijn doorgevoerd. Zij behoefden naar het oordeel van de kantonrechter daar niet tegen te protesteren of bezwaar te maken, zoals Vögele impliciet aanvoert, nog afgezien van het feit dat het in strijd zou zijn met goedwerkgeverschap indien gewijzigde gevolgen desalniettemin zouden worden neergelegd bij [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], terwijl uit het procesdossier niet blijkt dat ze van die wijzigingen ten tijde van 1 januari 1999 op de hoogte zijn gesteld. Dat zou immers beduiden dat, nu op en rond 31 december 1998 / 1 januari 1999 nog het Taxi Hofman arrest d.d. 26 juni 1998, JAR 1998, 199 opgeld deed, de werkgever in ieder geval dan een redelijk voorstel van verandering aan de werknemers had moeten doen, waarvan niet gebleken is. Immers uitgegaan is, ook door Vögele, van onveranderde gelijkblijvende pensioenomstandigheden in het raam van een naadloze overgang.
4.5.
Onderdeel A van het petitum is op grond van het bovenstaande toewijsbaar.
Vervolgens blijven over de onderdelen B tot en met E (zie voor de inhoud r.o. 2). Onderdeel B is naar het oordeel van de kantonrechter nog niet aan de orde, omdat onderdeel C voorrang heeft. De kantonrechter acht het niet uitgesloten dat partijen, eventueel bijgestaan door voor beide partijen voldoende aanvaardbare deskundigen, een nieuwe berekening maken aan de hand van het hierboven door de kantonrechter besliste. De kantonrechter zal partijen die gelegenheid bieden en partijen vragen hem door middel van een akte (of twee gelijktijdige te nemen aktes, ieder aan haar zijde) te berichten of niet alleen een nieuwe berekening nieuwe inzichten oplevert, maar ook of de gevolgen van de (door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet geaccordeerde) waardeoverdracht anders komen te liggen en of wellicht zelfs onderling overeenstemming kan worden bereikt. De kantonrechter zal aan de hand van de berichten van partijen wellicht nog een comparitie van partijen gelasten.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van het bepaalde in de bijzin van art. 337 lid 2 Rv.;
Beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in de gelegenheid een akte te nemen , op de rol van 12 januari 2011, met inachtneming van r.o. 4.4 (en de overige relevante overwegingen) van dit vonnis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.J.M. de Laat en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2010.