ECLI:NL:RBUTR:2010:BP0100

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
584546 UC EXPL 08-10019
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijwaring en pensioenverplichtingen in het kader van de Pensioen- en Spaarfondsenwet

In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen Informatie Management Nederland N.V. (IMN) en Aegon Levensverzekering N.V. betreffende pensioenverplichtingen. De kantonrechter heeft op 19 november 2008 al een vonnis gewezen waarin de vrijwaring door IMN is toegestaan. De kern van de zaak draait om de vraag of IMN aan haar verplichtingen jegens [eiser] heeft voldaan, met betrekking tot de betaling van pensioenpremies en het verstrekken van een premievrije pensioenpolis. IMN heeft aangevoerd dat de overeenkomst met de verzekeraar per 1 juli 2004 is geëindigd en dat de pensioenverplichtingen zijn ondergebracht bij een andere verzekeraar, Winterthur. Tevens heeft IMN betoogd dat het pensioengevend salaris niet gelijk is aan het bruto maandsalaris vermeerderd met vakantiebijslag.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat IMN onvoldoende heeft aangetoond dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan. De rechter oordeelt dat IMN verantwoordelijk is voor de correcte uitvoering van de pensioentoezegging aan [eiser]. De vordering van [eiser] om een premievrije polis te ontvangen, is toegewezen. Aegon is veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis aan IMN een premievrije polis af te geven, op straffe van een dwangsom. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen aan [eiser].

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers en verzekeraars onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet en de noodzaak om pensioenverplichtingen correct na te komen. De zaak illustreert de complexiteit van pensioenregelingen en de verantwoordelijkheden van betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 584546 UC EXPL 08-10019 SdL
vonnis d.d. 1 december 2010
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. G.E.M. van Pijl-Groenestein,
tegen:
de naamloze vennootschap
Informatie Management Nederland N.V.,
gevestigd te Langbroek,
verder ook te noemen IMN,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. J.J. Degenaar.
En
de naamloze vennootschap
Informatie Management Nederland N.V.,
gevestigd te Langbroek,
verder ook wel te noemen IMN,
eisende partij in het incident en gedaagde partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. J.J. Degenaar
tegen
de naamloze vennootschap Aegon Levensverzekering NV
gevestigd te ’s Gravenhage
verder ook Aegon Levensverzekering of Aegon
gedaagde partij in het incident.
Gemachtigde mr A.E. Koning
Verloop van de procedure
In de hoofdzaak.
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
IMN heeft een incident opgeworpen tot vrijwaring.
De kantonrechter heeft op 19 november 2008 vonnis gewezen en de vrijwaring toegestaan;
Informatie Management Nederland heeft vervolgens geantwoord op de vordering.
[eiser] heeft voor repliek en Informatie Management Nederland heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
In de vrijwaringszaak.
Informatie Management Nederland heeft een vordering tegen Aegon ingesteld;.
Aegon heeft geantwoord;
Informatie Management Nederland heeft gereduceerd en Aegon heeft gedupliceerd
Daarna is vonnis gevraagd
Beoordeling van het geschil en motivering
In de hoofdzaak
1.
De kantonrechter verwijst voor de relevante feiten en voor de inhoud van de door [eiser] ingestelde vordering naar het vonnis van 19 november 2008, tussen partijen onder bovenstaand rolnummer gewezen.
2.
Op de vordering van [eiser] dat Informatie Management Nederland aan de verplichtingen uit hoofde van het toepasselijke pensioenreglement moet voldoen door premies over te maken aan Aegon Levensverzekering dan wel aan een andere erkende verzekeraar, heeft Informatie Management Nederland allereerst opgemerkt dat de overeenkomst tussen haar en de verzekeraar geëindigd is per 1 juli 2004 en dat de verzekering met ingang van 1 juli 2004 is ondergebracht bij een andere verzekeraar te weten Winterthur. Verder verwijst Informatie Management Nederland naar de verplichting van Aegon Levensverzekering om aan [eiser] een premievrije polis te verstrekken, waaruit blijkt welke pensioenaanspraken [eiser] heeft opgebouwd tot 1 juli 2004. Een dergelijke polis kan Informatie Management Nederland niet afgeven. Met betrekking tot de korte periode tussen 1 juli 2004 en 1 januari 2005 is tussen partijen afgesproken dat de pensioenverplichtingen gedurende die korte periode door een betaling van een aan hem toekomend nettobedrag zal worden afgedaan.
Informatie Management Nederland voert voorts nog aan dat het pensioengevend salaris niet gelijk te stellen is met bruto maandsalaris, vermeerderd met de vakantiebijslag. Indien verder door Aegon het standpunt zou worden ingenomen dat Informatie Management Nederland premieachterstand heeft, dan betekent dat nog niet dat Informatie Management Nederland de verschuldigde premie ten behoeve van [eiser] niet voldaan heeft, want Informatie Management Nederland betaalde slechts totaalbedragen die door Aegon bij haar rekening zijn gebracht. De premie is per individuele werknemer niet dusdanig te individualiseren dat bij een achterstand vastgesteld zou kunnen worden voor welke werknemer volledig premie is betaald en voor welke niet.
Bij dupliek heeft Informatie Management Nederland nog aangevoerd dat zij verwijst naar artikel 13 lid 4 van het pensioenreglement, waar een verplichting voor de werknemers gelegen is om de werkgever in te lichten. Verder verwijst Informatie Management Nederland nog maar artikel 3 lid 4 van het pensioenreglement waarin is vastgelegd dat de pensioenaanspraken van de werknemer mede worden beheerst door hetgeen tussen Informatie Management Nederland de verzekeraar is overeengekomen. Tussen deze beide is overeengekomen dat het pensioengevend salaris over een kalenderjaar wordt berekend op basis van bruto maandsalaris van de maand december, daar aan voor afgaand. In ieder geval heeft de werknemer geen recht op compensatie van gemist fictief rendement van 7%. Dit bedrag worden niet onderbouwd en het rendement is niet 7% geweest.
3.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
3.1.
[eiser] heeft zich in de dagvaarding erop beroepen dat krachtens het bepaalde in artikel 9 van de in deze zaak nog toepasselijke Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) (verder ook: de Regelen) de werknemer recht heeft op een door de pensioenverzekeraar opgesteld premievrije pensioenpolis. De Regelen bepalen dat de verzekerde, wanneer hij ophoudt aan de onderneming verbonden te zijn anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, tenzij artikel 15 van toepassing is, een voor hem premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en weduwen- of weduwnaarspensioen ontvangt, dan wel partnerpensioen met inachtneming van volgende leden. Lid 2 van art. 9 van de Regelen bepaalt dat de verzekerde, wanneer het verbonden zijn aan de onderneming eindigt, ten minste een premievrije aanspraak op een evenredig ouderdomspensioen verkrijgt. Daaronder wordt verstaan het verschil tussen het ouderdomspensioen dat de verzekerde zou hebben gekregen als hij aan de onderneming verbonden zou zijn geweest tot de pensioengerechtigde leeftijd en het ouderdomspensioen dat hij zou hebben gekregen als hij verzekerd zou zijn geweest vanaf het tijdstip waarop het verbonden zijn aan de onderneming eindigde tot de pensioengerechtigde leeftijd. Bij de berekening bedoeld in de vorige volzin wordt, voor wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van die gegevens, zoals deze gelden op het tijdstip waarop het verbonden zijn aan de onderneming is geëindigd.
3.2.
Informatie Management Nederland heeft zich niet beroepen op een uitzonderingspositie. Indien immers de werkgever een toezegging omtrent pensioen heeft gedaan, die kan worden beschouwd als alleen te worden bepaald door de door hem of door de verzekerde beschikbaar gestelde premies of bijdragen, is het tweede lid van art 9 van de Regelen niet van toepassing en geldt dat de verzekerde, wanneer het verbonden zijn aan de onderneming eindigt, ten minste een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen verkrijgt op de voet van de tot dan door hem en voor hem betaalde en uit hoofde van artikel 2, zesde lid, van de PSW nog verschuldigde bijdragen naarmate de voor pensioeningang vereiste duur van de verzekering is verstreken. Ook indien dit lid van toepassing zou zijn, dient IMN haar verplichtingen ter zake van pensioentoezegging jegens [eiser] na te komen.
Verder dient de aanspraak, bedoeld in artikel 9, tweede lid van de Regelen voor de verzekerde in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van het verbonden zijn aan de onderneming, volledig te zijn gefinancierd. Door IMN is er geen beroep op gedaan dat zij op grond van bijzondere omstandigheden een langere termijn, van ten hoogste dertien weken, gekregen heeft voor financiering als bedoeld in dit lid.
3.3.
Derhalve is onvoldoende door IMN aangetoond dat zij voldaan heeft aan haar verplichtingen tot uitvoering van de pensioentoezegging aan [eiser]. IMN is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van een zogenoemde B-polis. De verplichtingen van [eiser] ex art. 13 Pensioenreglement om de werkgever in te lichten staan daar voor het onderhavige geval los van en hebben geen invloed op de verplichting van Informatie Management Nederland de pensioentoezegging correct na te komen.
3.3.
[eiser] heeft vervolgens, in zijn petitum, aan de orde gesteld dat tenminste moet worden uitgegaan van een pensioengevend jaarsalaris ad € 45.321,12 en een beschikbare premie ad 8, 16 %. De werkgever heeft weliswaar het verweer gevoerd dat hij met de verzekeraar iets anders heeft afgesproken, maar uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, waartoe behoort het pensioenreglement, blijkt voldoende dat [eiser] en Informatie Management Nederland zijn overeengekomen dat het pensioengevend salaris ingevolge artikel 4.3 van genoemd reglement moet worden vastgesteld op 12 maal het vaste maandsalaris dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de beschikbare premie, vermeerderd met de vakantietoeslag waarbij voor het vaste maandsalaris niet worden meegerekend de vergoeding wegens overwerk, onkostenvergoeding, gratificaties, tantièmes en andere aan de dienstbetrekking verbonden emolumenten. Bovendien blijkt, mede doordat IMN daar geen gericht verweer tegen heeft gevoerd, uit de door [eiser] overgelegde loonstroken dat voldaan is aan betaling van pensioenpremie op en aan de hand van deze grondslag, zodat bij [eiser] redelijkerwijs onder de gegeven omstandigheden de verwachting is gewekt dat de daadwerkelijk jarenlang gebruikte pensioengrondslag de juiste is.
3.4.
De vordering van [eiser] die betrekking heeft op gemist rendement en een fictief rendement van 7% is voorbarig. Niet gebleken is dat door de werkgever niet kan worden voldaan aan het petitum onder a en dat daarom de onder b opgenomen vorm van schatting van eventuele schade noodzakelijk is.
3.5.
Beslist wordt zoals hieronder in het dictum weergegeven.
In de vrijwaringszaak
1.
IMN heeft gevorderd dat de kantonrechter Aegon veroordeelt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] een premievrije polis te geven ter zake van de uit hoofde van de bedrijfspensioenregeling afgesloten verzekering, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat Aegon in gebreke blijft om aan de inhoud van het vonnis te voldoen c.a. Aan de vordering legt Informatie Management Nederland ten grondslag dat Aegon weigert om ondanks herhaald verzoek van zowel Informatie Management Nederland als [eiser] de premievrije pensioenpolis per einddatum van de arbeidsovereenkomst van [eiser] aan hem af te geven zonder daar een reden voor te geven.
2.
Aegon voert verweer. Het gaat in deze om een collectief pensioencontract dat per 1 juli 2004 door Informatie Management Nederland is opgezegd. Aegon en Informatie Management Nederland zijn bezig met de afwikkeling van het pensioencontract en die afwikkeling verloopt moeizaam. Aegon claimt betaling van achterstallige pensioenpremies door Informatie Management Nederland, maar Informatie Management Nederland betaalt de achterstallige pensioenpremies weer niet, omdat zij van mening is dat Aegon de premies niet juist heeft berekend. Aegon stelt daar weer tegenover dat zij afhankelijk is van de verstrekking door Informatie Management Nederland van juiste salarisgegevens, parttime percentages en andere dienstverbandgegevens die nodig zijn voor de berekening van de pensioenpremies.
Aegon zegt dat zij in een lastige positie verkeert. Zij heeft niet de juiste gegevens van Informatie Management Nederland gekregen en Informatie Management Nederland geeft niet aan wat Aegon fout doet, terwijl Aegon aan [eiser] alleen de juiste informatie kan geven als Informatie Management Nederland de pensioenpremies heeft betaald. Bovendien voert Aegon aan dat werknemers en voormalige werknemers conform de pensioenwetgeving wel recht op informatie hebben over de door hem opgebouwde premievrije rechten, maar dat die informatie in dit geval niet kan worden verstrekt. Bovendien is sprake van een collectieve regeling, zodat er geen individuele polis per werknemer wordt afgegeven, ook niet in het geval dat geen sprake is van achterstand in de betaling van de premie.
Aegon meldt voorts nog dat op zich mogelijk is om in afwachting van de afwikkeling van een pensioencontract een individueel pensioen uit de administratie te lichten en af te wikkelen, maar zij wijst op het voorschrift dat een werkgever werknemers gelijkelijk dient te behandelen en dat door [eiser] een voordelige positie zou kunnen worden verworven door hem te individualiseren. Niet alleen kan Informatie Management Nederland aansprakelijk worden gesteld maar dat geldt ook Aegon, omdat zij onder andere de taak heeft te letten op gelijke behandeling van alle werknemers bij de uitvoering van een pensioenregeling.
3.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
3.1.
De redenering van Aegon met betrekking tot het niet kunnen afgeven van een polis kan niet slagen. Op grond van het bepaalde in art. 7:932 BW dient de verzekeraar zo spoedig mogelijk een polis af te geven waarin de overeenkomst is vastgelegd. Dat geldt ook voor de situatie dat de overeenkomst later is gewijzigd, zoals het vertrek van een werknemer of opzegging. De verzekeraar dient bovendien op grond van art. 13 lid 2 Regelen ten behoeve van elke verzekerde aan de verzekeringnemer bij aanvang van de verzekering en vervolgens jaarlijks schriftelijk een opgave te verstrekken waarin in ieder geval de hoogte van de verzekerde bedragen wordt vermeld alsmede bij de aanvang van de verzekering (en voorts indien en voor zover gewijzigd) schriftelijk een opgave van het systeem van financiering daarvan. De (collectieve) aard van de overeenkomst rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter geen afwijkend gebruik en de verzekeringnemer heeft bij afgifte van de polis meer dan voldoende belang.
3.2.
Iets anders is of de polis, gelet op het collectieve karakter van de pensioenverzekering, dezelfde precisie moet hebben als wanneer een individuele pensioenovereenkomst met de verzekeraar zou zijn gesloten. Gelet evenwel op de inhoud van het tussen werkgever en werknemer afgesloten pensioenreglement bestaat er een tamelijk grote precisie van de afspraken tussen IMN en Aegon en kan dit ook in de polis worden neergelegd. Eventueel kan ook worden verwezen naar algemene voorwaarden dan wel een mantelpolis, maar Aegon heeft niets anders opgemerkt dan dat het afgeven van een polis niet mogelijk is. Dat verweer wordt dus verworpen.
3.3.
[eiser], wonende te [woonplaats] aan de [adres] is niet degene aan wie de polis dient te worden afgegeven, maar Informatie Management Nederland zelf. De datum van de verzekering tussen IMN en Aegon loopt overigens, door IMN onweersproken, tot 1 juli 2004.
3.4.
De buitengerechtelijke kosten zijn, nu er door Informatie Management Nederland geen verweer tegen is gevoerd, toewijsbaar.
3.5.
Aegon dient als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in vrijwaring te worden veroordeeld
Beslissing
De kantonrechter:
in de hoofdzaak
veroordeelt Informatie Management Nederland N.V. om aan Aegon Levensverzekeringen NV tegen bewijs van kwijting te betalen, zodanige pensioenpremies dat aan de verplichtingen uit hoofde van het op de voormalige arbeidsovereenkomst tussen partijen toepasselijke pensioenreglement is voldaan, waarbij uitgegaan dient te worden van een pensioengevend jaarsalaris ad € 45.321,12 en een beschikbare premie ad 8,16%.
veroordeelt Informatie Management Nederland N.V. om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 1.190,-
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt Informatie Management Nederland N.V. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.493,94, waarvan
€ 1.200,- voor salaris van de gemachtigde.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de vrijwaringszaak:
veroordeelt Aegon Levensverzekering N.V. om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Informatie Management Nederland N.V. af te geven een premievrije polis houdende de aanspraken van O.K. de Kock jegens Aegon Levensverzekering N.V, uit hoofde van de bedrijfspensioenregeling van Informatie Management Nederland N.V., onder meer afgesloten ten behoeve van [eiser] over de periode 1 juli 1996 tot 1 juli 2004, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag indien Aegon Levensverzekering N.V, in gebreke blijft om aan de inhoud van dit vonnis te voldoen;
veroordeelt Aegon Levensverzekering N.V in de kosten van de procedure, begroot op
€ 1.200,- salaris gemachtigde van IMN.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.J.M. de Laat en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2010.