ECLI:NL:RBUTR:2010:BP0270

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/110632-98
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 december 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1942 en thans verblijvende in de Pompekliniek Zeeland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, beoordeeld. De rechtbank heeft daarbij de stukken in het dossier, waaronder rapporten van de Pompekliniek en eerdere uitspraken, in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde is eerder ter beschikking gesteld na een veroordeling voor doodslag en heeft sindsdien een complexe psychiatrische problematiek ontwikkeld, waaronder een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en paranoïde kenmerken. Tijdens de zitting is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en is er een getuige-deskundige gehoord die het rapport van de Pompekliniek heeft toegelicht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde een hoog risico op recidive vertoont en dat er geen probleembesef aanwezig is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd, waarbij ook de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de noodzaak tot behandeling van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/110632-98
Datum uitspraak: 20 december 2010
Beslissing op de vordering tot verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 26 oktober 2010, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 26 oktober 2010, strekkende tot verlenging met twee jaren van de termijn van de terbeschikkingstelling van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1942],
thans verblijvende in de Pompekliniek Zeeland, Brand 75 te 5411 RW Zeeland.
1. De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- de vordering van de officier van justitie van 26 oktober 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde] over de perioden 8 juni 2009 tot 8 december 2009, 8 december 2009 tot 15 januari 2010 en over de periode 15 januari 2010 tot 16 mei 2010;
- het rapport van de Pompekliniek Zeeland van 4 oktober 2010, opgemaakt door drs. W.M. Catsburg, psycholoog, en dr. T. Kuipers, psychiater en directeur patiëntenzorg, tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld dat strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaren;
- de beslissing van deze rechtbank van 24 december 2008 waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor het laatst is verlengd met twee jaren, welke beslissing door het Gerechtshof te Arnhem op 7 juli 2009 is vernietigd en waarbij de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren is verlengd (TBS 2009/025).
2. De procesgang
Bij arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2002 werd [terbeschikkinggestelde] ter beschikking gesteld . Deze rechtbank had bij vonnis van 17 juni 1999 [terbeschikkinggestelde] veroordeeld wegens doodslag tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 13 december 2002.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 6 december 2010 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Ghiraw-Mangal, advocaat te Almere.
Voorts is getuige-deskundige mevrouw drs. W.M. Catsburg gehoord.
3. Het standpunt van de inrichting
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de Pompekliniek. De getuige-deskundige mevrouw drs. W.M. Catsburg heeft het rapport van 4 oktober 2010 en het advies van de inrichting toegelicht.
Bij de terbeschikkinggestelde is volgens de in het rapport omschreven kernproblematiek sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis waarbij ook kenmerken van antisociale en paranoïde aard te onderkennen zijn. In de belevingswereld van de terbeschikkinggestelde staat de terbeschikkinggestelde niet alleen centraal maar is er ook nauwelijks ruimte voor anderen, naar wie de aandacht uit zou kunnen gaan. Een nauwelijks ontwikkeld empatisch vermogen is hiervoor verklarend. De terbeschikkinggestelde heeft een sterke nauwelijks te laven behoefte aan bewondering door anderen vanuit zijn directe omgeving. Een ervaring van gemis wordt voor de terbeschikkinggestelde eenvoudig een krenking. Daarnaast beschouwt de terbeschikkinggestelde de mensen in zijn omgeving primair als kwaadwillend, wat zich uit in een paranoïde kijk op de bejegening van de medemens. Beide elementen in de persoonlijkheid van de terbeschikkinggestelde hebben een luxerende en wederzijdse bekrachtigende werking bij het ontsporen van het gedrag bij het delict, dat op te vatten is als een ontlading van narcistische woede.
De terbeschikkinggestelde getuigt niet van een volgroeide gewetensontwikkeling. Daarnaast externaliseert de terbeschikkinggestelde zijn rol in het indexdelict in die mate dat van ontkenning van schuld gesproken kan worden. De terbeschikkinggestelde is niet tot schuldbesef in staat. Van enig inzicht in eigen problematiek is geen sprake.
Ten aanzien van de delictanalyse wordt in voormeld rapport vermeld dat de persoonlijkheidsstoornis de stuwende factor is die maakt dat de terbeschikkinggestelde in relaties met vrouwen zowel ziekelijk afhankelijk als ziekelijk kwetsbaar wordt.
In het onderhavige TBS-delict heeft dit geleid tot grote woede tegen zijn ex-vrouw, toen zij niet aan zijn veel te hoge eisen voldeed. Vervolgens is de terbeschikkinggestelde, na enige aanleiding, tot heftig geweld tegen haar gekomen omdat zijn mogelijkheden om zijn woede te ventileren erg beperkt zijn. Geschat wordt dat de kans op recidive vooralsnog heel groot is.
De terbeschikkinggestelde is in zijn Surinaams-hindoestaanse familiemilieu gemarginaliseerd geraakt, waardoor hij in de toekomst méér op de steun van een partner aangewezen zal zijn. Zijn overtuiging dat zijn diabetes hem steeds verdergaand aantast, versterkt zijn behoefte aan exclusieve steun van een vrouw nog meer. De terbeschikkinggestelde zal in een nieuwe relatie opnieuw zeer gekrenkt raken en hij kan zijn woede moeilijk anders uiten dan met geweld. Uitermate complicerend is dat de terbeschikkinggestelde zijn stoornis volstrekt ontkent en geen enkel inzicht heeft in het zeer grote risico dat daar van uitgaat.
Met betrekking tot het behandelverloop wordt in het rapport opgemerkt dat er, gelet op de plaatsing in de langdurige forensische psychiatrische zorg, geen reconstructieve behandelvoornemens meer zijn. Wel worden er, zoveel mogelijk in goed overleg met de terbeschikkinggestelde, doelen gesteld op het vlak van wonen, werken, leren, recreëren, sociale relaties, zingeving en gezondheid, die tezamen de kwaliteit van leven op een zo hoog mogelijk plan kunnen brengen, door onder andere de aanwezige gezonde vermogens van de terbeschikkinggestelde verder te ontplooien.
Het rapport vermeldt dat de kans op recidive op de korte termijn als gemiddeld wordt ingeschat, maar op de langere termijn wordt het delictrisico als zeer hoog ingeschat. Het is niet te verwachten dat de terbeschikkinggestelde, indien hij opnieuw in een soortgelijke situatie terecht komt als ten tijde van het delict, anders zal reageren dan ten tijde van het delict.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren gehandhaafd.
5. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van mening is dat met een kortere verlenging van de terbeschikkingstelling kan worden volstaan.
De raadsvrouw heeft op de gronden als in haar pleitnota verwoord, betoogd dat de informatie in het rapport van de Pompekliniek Zeeland van 4 oktober 2010 met betrekking tot een eerder delict op 28 januari 1967 in Suriname onvolledig is en dat het er op lijkt dat er in het kader van de behandeling van de terbeschikkinggestelde maar weinig gebeurt en dat het de kant lijkt op te gaan van levenslange opsluiting, hetgeen in strijd is met artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Voorts is aangevoerd dat er, gelet op de slechte lichamelijke gesteldheid en de leeftijd van de terbeschikkinggestelde, geen sprake meer zou zijn van delictgevaarlijkheid. In de kliniek wordt hij ervaren als een vriendelijke en rustige man, er is geen sprake van een verslavingsprobleem en er hebben zich nimmer incidenten voorgedaan.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair is verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar.
6. De beoordeling
Gelet op het rapport van de Pompekliniek Zeeland van 4 oktober 2010 en de toelichting van de getuige-deskundige ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren noodzakelijk is. Op basis van de geschetste risico’s en de conclusie in het rapport over longstay-indicatie, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een kortere verlenging dan twee jaren. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen het delictrisico op de langere termijn en het feit dat er bij de terbeschikkinggestelde geen probleembesef lijkt te bestaan. De door de raadsvrouw geschetste onvolledigheid van het rapport, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de conclusies van het rapport. Van strijd met het bepaalde in artikel 5 van het EVRM is de rechtbank niet gebleken, nu het gebrek aan behandeling in grote mate aan te terbeschikkinggestelde zelf ligt. De terbeschikkinggestelde is in de Oostvaarderskliniek te Utrecht in de loop van de behandeling het nodige aangeboden, maar dit heeft geen ingang gevonden. De motivatie voor behandeling bleek bij de ter beschikkinggestelde afwezig. Ook is het probleembesef niet gegroeid. Uiteindelijk heeft dat geleid tot overplaatsing naar de Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg (hierna: LFPZ) van de Pompestichting, locatie Vught en per 15 januari 2010 op de locatie Zeeland van de LFPZ in verband met zijn medische problemen.
Het verweer wordt verworpen.
Uit voornoemd vonnis van deze rechtbank blijkt dat de terbeschikkinggestelde is veroordeeld wegens een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, namelijk -kort gezegd- doodslag.
7. Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. van der Velden, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en
I. Bruna, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier A. Heijboer en is uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 20 december 2010.
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank te Utrecht, enkelvoudige kamer in strafzaken, van 20 december 2010,
in de zaak tegen de terbeschikkinggestelde:
[terbeschikkinggestelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1942],
thans verblijvende in de Pompekliniek Zeeland, Brand 75 te [woonplaats].
Aanwezig:
mr. , rechter, als lid van de enkelvoudige kamer,
mr. , officier van justitie
en als griffier
De rechter doet de zaak uitroepen.
In de zaal van de terechtzitting zijn verder aanwezig:
0 de terbeschikkinggestelde
0 de raadsman/vrouwe van terbeschikkinggestelde mr.
0 De rechter spreekt de beslissing uit.
0 De rechter spreekt de beslissing uit en geeft de terbeschikkinggestelde kennis, dat hij/zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen bij het gerechtshof te Arnhem.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
VERKORT proces-verbaal als bedoeld in artikel 138c van het Wetboek van Strafvordering van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken, op 6 december 2010,
naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 509o Wetboek van Strafvordering, in de zaak van de na te noemen terbeschikkinggestelde.
Aanwezig:
mr. N. van der Velden, voorzitter,
mrs. H.A. Brouwer en I. Bruna, rechters,
mr. J.A.W. Jansen, officier van justitie,
en A. Heijboer als griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen terbeschikkinggestelde uitroepen.
De terbeschikkinggestelde, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1942],
thans verblijvende in Pompekliniek Zeeland, Brand 75 te 5411 RW Zeeland.
Als raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde is mede ter terechtzitting aanwezig mr.
S. Ghiraw-Mangal, advocaat te Almere.
Voorts is aanwezig getuige-deskundige mevrouw drs. W.M. Catsburg.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden met bijstand van een tolk in de Hindoestaanse taal, genaam [naam].
P.M.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 20 december 2010 te 13.15 uur.
Desgevraagd deelt de terbeschikkinggestelde hierop mede dat hij niet bij de uitspraak aanwezig wil zijn.
Waarvan is opgemaakt dit verkort proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.