ECLI:NL:RBUTR:2010:BP8652

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
298796 / FA RK 10-7876
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van voogdijzaak aan rechtbank Den Haag in verband met internationale kinderontvoering

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en het personen- en familierecht, heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 21 december 2010 een verzoek ingediend bij de Rechtbank Utrecht. Het verzoek betreft de voorlopige voogdij over een minderjarige, geboren in 2001, die in Guatemala woont. De vader en moeder van het kind zijn betrokken bij deze procedure, waarbij de vader in Guatemala woont en de moeder in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak nauw samenhangt met een kinderontvoeringszaak, die onder het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen valt.

De rechtbank heeft op 22 december 2010 besloten dat de behandeling van de zaak zal plaatsvinden in de nevenzittingsplaats 's Gravenhage. Dit besluit is genomen op basis van artikel 8 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen, evenals het Aanwijzingsbesluit 's Gravenhage als nevenzittingsplaats voor internationale kinderontvoeringen. De rechtbank heeft de zaak in de staat waarin deze zich bevindt overgedragen aan de rechtbank 's Gravenhage, om de voortgang van de procedure te waarborgen.

De griffier is verzocht om een afschrift van deze beschikking en de bijbehorende stukken toe te zenden aan de rechtbank 's Gravenhage en aan de belanghebbenden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter mr. H.J.H. van Meegen, in aanwezigheid van de griffier mr. N.I. Ganzevoort.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Zaaknummer / rekestnummer: 298796 / FA RK 10-7876
Voorlopige voogdij
Beschikking van 22 december 2010
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
verzoeker,
waarin belanghebbenden zijn:
1. [de vader],
wonende te [woonplaats], Guatemala,
hierna te noemen de vader,
2. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de moeder.
1. De beoordeling
De Raad heeft op 21 december 2010 bij deze rechtbank een verzoek ingediend om [minderjarige], geboren op [2001] te [woonplaats], onder voorlopige voogdij te stellen van Bureau Jeugdzorg.
Het verzoek hangt samen met een procedure gebaseerd op het (Haagse) Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Dit verzoek is ingediend bij deze rechtbank en ter behandeling overgedragen aan de rechtbank ’s-Gravenhage, op grond van artikel 8 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen en het Aanwijzingsbesluit ’s Gravenhage als nevenzittingsplaats internationale kinderontvoeringen van de Raad voor de Rechtspraak van 4 februari 2009. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op 10 december 2010 uitspraak gedaan.
Vanwege de nauwe inhoudelijke samenhang met die procedure ziet de rechtbank reden om in het belang van een goede voortgang van de zaak, met overeenkomstige toepassing van de genoemde bepaling, ook dit verzoek over te dragen aan de rechtbank ’s-Gravenhage, om de zaak verder te behandelen in de nevenzittingsplaats ’s Gravenhage.
2. De beslissing
De rechtbank bepaalt dat de behandeling van de zaak zal plaatsvinden in de nevenzittingsplaats ’s Gravenhage, en draagt de zaak daartoe in de staat waarin hij zich bevindt over aan de rechtbank ’s Gravenhage.
De griffier wordt verzocht een afschrift van deze beschikking en van de stukken toe te zenden aan de rechtbank ’s Gravenhage en aan de belanghebbenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.H. van Meegen, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. N.I. Ganzevoort, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.?