ECLI:NL:RBUTR:2011:BP0454

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
666737 UC EXPL 09-21417 JH
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagzaak voormalig werknemers notariskantoor met schadevergoeding en habe nichts verweer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, hebben twee voormalige werknemers van het notariskantoor Hermans & Schuttevaer Notarissen N.V. (H&S) een vordering ingesteld wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 12 mei 2010 vastgesteld dat het ontslag van de eisers onredelijk was. De eisers, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], hebben hun schade gespecificeerd en vorderden respectievelijk € 61.585,79 en € 13.556,55 bruto, plus € 1.000,-- voor buitengerechtelijke kosten. H&S heeft deze schade betwist.

De kantonrechter heeft overwogen dat H&S tekort is geschoten in de verplichting om de schade van de werknemers te beperken. De schade van [eiseres sub 1] is geschat op € 40.354,56 bruto, terwijl de schade van [eiseres sub 2] op € 8.250,21 bruto is vastgesteld. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met de leeftijd van de eisers, de duur van hun dienstverband en de kans op het vinden van nieuw werk. De kantonrechter heeft ook het habe nichts-verweer van H&S verworpen, omdat niet is aangetoond dat de schadevergoeding het voortbestaan van het bedrijf in gevaar zou brengen.

De vorderingen van de eisers zijn toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf 1 oktober 2009. H&S is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 785,25, inclusief het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter J.J.M. de Laat op 5 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 666737 UC EXPL 09-21417 JH 364
vonnis d.d. 5 januari 2011
inzake
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres sub 1],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres sub 2],
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.T. Visser,
tegen:
de naamloze vennootschap
Hermans & Schuttevaer Notarissen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen H&S,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr.drs. E.L. Pasma.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 12 mei 2010.
Ingevolge dat vonnis hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een akte genomen waarop H&S schriftelijk heeft gereageerd.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. Vooropgesteld wordt dat de inhoud van het tussenvonnis van 12 mei 2010 hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. In voornoemd tussenvonnis is voor recht verklaard dat het door H&S aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is. Teneinde de hoogte van de schadevergoeding te bepalen zijn [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in de gelegenheid gesteld om de door hen gestelde schade nader te specificeren aan de hand van concrete omstandigheden en facturen die de hoogte van hun schade bepalen.
2.2. Bij akte van 21 juli 2010 hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gemotiveerd gesteld, onder meer door overlegging van schaderapporten, dat hun schade € 61.585,79 bruto, respectievelijk € 13.556,55 bruto, bedraagt. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben hun vorderingen tot deze bedragen vermeerderd, alsmede vergoeding van € 1.000,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten gevorderd. H&S heeft de door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gestelde schade bij antwoordakte uitdrukkelijk betwist.
2.3. De kantonrechter stelt vast dat in de door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] overgelegde schaderapporten de schade wordt begroot aan de hand van de nog te verwachten werkloosheid en terugval op bijstandsniveau. Deze vorm van begroten van schade is naar het oordeel van de kantonrechter met name maatgevend in de gevallen waarbij er sprake is van een ernstige tekortkoming aan de zijde van de werkgever. Zoals reeds in het tussenvonnis van 12 mei 2010 is overwogen is hiervan in het onderhavige geval geen sprake. In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter immers vastgesteld dat er geen sprake is van een voorgewende of valse reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten. De kennelijke onredelijkheid van de opzeggingen is gegrond op een afweging van de belangen van partijen zoals bedoeld in artikel 7:681 lid 2 sub b BW, waarbij de gevolgen van de opzeggingen voor [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] te ernstig zijn geacht in vergelijking met het belang van H&S bij opzegging van de arbeidsovereenkomsten. De kantonrechter heeft daartoe de mate waarin en de wijze waarop de aan de partners uitgekeerde aansluitingsvergoedingen voorafgaand aan de financiële crisis hebben bijgedragen aan de omstandigheid dat H&S niet in staat was enige vergoeding te treffen, zwaar meegewogen, alsmede de omstandigheid dat er geen, althans nauwelijks invulling is gegeven aan de in het Sociaal Plan opgenomen sollicitatievoorziening. De leeftijd van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], de duur van hun dienstverband, alsmede de verwachting dat zij in ieder geval gedurende enige tijd inkomensschade zullen lijden, heeft de kantonrechter eveneens van belang geacht.
2.4. Vooropgesteld wordt dat van een goed werkgever mag worden verwacht dat hij zich inspant om het geschatte nadeel dat de werknemer lijdt door opzegging van de arbeidsovereenkomst zo veel mogelijk te beperken. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat H&S tekort is geschoten in de nakoming van deze verplichting jegens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]. Voor de vaststelling van de schade dient dan ook rekening te worden gehouden met de geleden schade door al ondervonden werkloosheid, althans een ontvangen lager inkomen, alsmede met nog te lijden schade in de vorm van weinig kans op het vinden, althans behouden, van werk en een te verwachten werkloosheid. In aanmerking wordt hierbij nog genomen dat bij beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor H&S niet te verwachten was dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een nieuwe werkkring zouden vinden. Op [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] rust uiteraard de verplichting om de schade te beperken. Van het niet nakomen van deze verplichting is onvoldoende gebleken.
De hiervoor genoemde schadebepalende elementen zijn moeilijk daadwerkelijk te begroten en zullen daarom moeten worden geschat.
2.5. Eén en ander komt voor [eiseres sub 1] op het volgende neer.
[eiseres sub 1] was ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 56 jaar oud en bijna 10 jaar bij H&S in dienst. Aan de hand van waardering van goede en kwade kansen en het inzicht dat partijen aan de kantonrechter hebben verschaft over de kansen van [eiseres sub 1] op de arbeidsmarkt, schat de kantonrechter in dat [eiseres sub 1] na de opzegging drie en een half jaar nodig zal hebben om andere (passende) arbeid te verwerven op het niveau dat zij bij H&S had. Uitgaande van de in het schaderapport opgenomen gegevens, welke als zodanig niet gemotiveerd door H&S zijn betwist, volgt dat de inkomensachteruitgang alsdan tot 1 april 2013 € 33.361,81 bruto bedraagt. De kantonrechter acht bovendien voldoende komen vast te staan dat [eiseres sub 1] pensioenschade lijdt, deze schade wordt aan de hand van het overgelegde schaderapport geschat op € 6.992,75. De totale schade wordt derhalve geschat op een bedrag van € 40.354,56 bruto.
2.6. Voor [eiseres sub 2] betekent het hiervoor overwogene het volgende.
[eiseres sub 2] was ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 41 jaar oud en ruim 4,5 jaar bij H&S in dienst. Ook bij [eiseres sub 2] dienen de goede en kwade kansen te worden gewaardeerd, mede in acht genomen hetgeen partijen omtrent de kansen van [eiseres sub 2] op de arbeidsmarkt hebben gesteld. De kantonrechter schat in dat [eiseres sub 2] na de opzegging twee jaar nodig zal hebben om andere (passende) arbeid te verwerven op het niveau dat zij bij H&S had. Uitgaande van de in het schaderapport opgenomen gegevens, welke als zodanig niet gemotiveerd door H&S zijn betwist, volgt dat de inkomensachteruitgang alsdan tot 1 oktober 2011 € 3.412,79 bruto bedraagt. De kantonrechter acht bovendien voldoende komen vast te staan dat [eiseres sub 1] pensioenschade lijdt, deze schade wordt aan de hand van het overgelegde schaderapport geschat op € 4.837,42. De totale schade wordt derhalve geschat op een bedrag van € 8.250,21 bruto.
2.7. Ten aanzien van het Habe-nichts-verweer overweegt de kantonrechter dat de schadevergoedingsverplichting slechts kan worden gematigd, indien toekenning van een volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden (art. 6:109 BW jo. art. 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2 BW). Hierbij moet worden gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht. De kantonrechter is door H&S er niet van overtuigd dat de toekenning van een schadevergoeding aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] het voortbestaan van het bedrijf in gevaar zou brengen. Niet gesteld of gebleken is dat H&S geen financiële ruimte heeft om de hieronder toe te kennen schadevergoedingsbedragen aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] te betalen. Het verweer van H&S faalt derhalve.
2.8. De vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] worden toegewezen tot een bedrag van € 40.354,56, respectievelijk € 8.250,21, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2009 tot de voldoening.
Het door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gevorderde bedrag van € 1.000,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, nu voldoende is komen vast te staan dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] deze kosten hebben moeten maken ter begroting van hun schade.
2.9. H&S wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2].
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt H&S om aan [eiseres sub 1] tegen bewijs van kwijting te betalen € 40.354,56 bruto met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2009 tot de voldoening;
veroordeelt H&S om aan [eiseres sub 2] tegen bewijs van kwijting te betalen € 8.250,21 bruto met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2009 tot de voldoening;
veroordeelt H&S om aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.000,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt H&S tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 785,25, waarin begrepen € 500,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2011.