ECLI:NL:RBUTR:2011:BP0969

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711811-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak betreffende hennepkwekerij

Op 17 januari 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 11.252,30, gebaseerd op de opbrengsten van drie oogsten. Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, die vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt en de verdachte verplicht tot betaling aan de staat. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Schuurman, heeft betoogd dat hij geen voordeel heeft genoten en dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct was.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de bevindingen uit het proces-verbaal van de politie en de verklaringen van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had een hennepkwekerij met 73 planten, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere oogsten ook met een vergelijkbaar aantal planten zijn uitgevoerd. De verdediging heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel te betwisten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals vastgelegd in het proces-verbaal, juist is. De beslissing om het bedrag van € 11.252,30 vast te stellen is genomen in het belang van de rechtsorde en ter ontneming van het voordeel dat de verdachte uit zijn strafbare feiten heeft verkregen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/711811-08
beslissing van de rechtbank d.d. 17 januari 2011
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [1978]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/711811-08 waaruit blijkt dat verdachte op
17 januari 2011 door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht is veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals opgenomen op de pagina’s 1317 tot en met 1377 van het proces-verbaal PL0911/08-018261J;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
2 De beoordeling.
Dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de bewijsmiddelen genoemd in het vonnis van de rechtbank Utrecht van 17 januari 2011, waarbij hij is veroordeeld terzake van, voor zover van belang, opzettelijk handelen in strijd met in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en wel in de periode van 31 mei 2008 tot en met 31 oktober 2008. De omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde is genoten, wordt mede op voornoemd vonnis gebaseerd.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het wederrechtelijk verkregen voordeel, welk voordeel wordt geschat op € 11.252,30. De officier van justitie gaat daarbij uit van de berekening zoals in voornoemd proces-verbaal uiteengezet is.
De raadsman van veroordeelde heeft op de zitting van 14 december 2010 aangevoerd dat de veroordeelde geen voordeel heeft genoten. In de woning van verdachte is op 25 november 2008 een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij de elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen. Volgens de politie betrof het een kwekerij met 73 planten, terwijl veroordeelde in de veronderstelling was dat hij 60 hennepplanten had staan. Hij heeft weliswaar zowel bij de politie als op de zitting verklaard dat hij tweemaal eerder geoogst heeft, maar dat ging om 15 à 16 hennepplanten, waarbij de elektriciteit via de meter werd afgenomen. De oogst van deze eerste twee kweken was voor eigen gebruik.
Bij de berekening is bovendien geen rekening gehouden met de kosten voor het opzetten van de kwekerij, in totaal een bedrag van € 3.000,00. De elektriciteit die buiten de meter is afgenomen is door veroordeelde betaald. Omdat dit is verrekend met door veroordeelde aangebrachte verbeteringen aan de woning, heeft hij hier geen nadere onderbouwing van.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in de pagina’s 1317 tot en met 1377 van het proces-verbaal PL0911/08-018261J juist is.
Anders dan de raadsman heeft gesteld gaat de rechtbank er van uit dat er bij de vorige kweken net zoveel planten hebben gestaan als bij de ontmanteling werden aangetroffen. Bij de ontmanteling zijn 73 planten aangetroffen.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij tweemaal eerder geoogst heeft.
Ten aanzien van opbrengsten per plant en de kosten voor afschrijving en inkoop van de stekken ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van hetgeen in voornoemd proces-verbaal is berekend en mede gebaseerd is op algemene uitgangspunten.
Ten aanzien van de energiekosten overweegt de rechtbank dat hetgeen de verdediging daarover heeft gesteld onvoldoende aannemelijk is geworden, nu dit op geen enkele wijze nader is onderbouwd.
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag derhalve vaststellen op € 11.252,30.
3 De beslissing.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 11.252,30.
Zij legt [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 11.252,30, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.R.Krol, voorzitter, mrs. J. Ebbens en M.P. Gerrits-Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2011.