3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouwe in zijn algemeenheid gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Alleen het onder 10 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden, nu verdachte dit feit heeft bekend.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouwe in het bijzonder aangevoerd dat de bestelling van 110, waarover in tapgesprek 410 wordt gesproken, betrekking heeft op druppelaars en slangetjes. [medeverdachte 3] heeft bovendien bij de rechter-commissaris verklaard dat de hennepplanten door [A] uit Kanaleneiland zijn geleverd, zodat er geen bewijs is voor het feit dat de bij [medeverdachte 3] aangetroffen hennepplanten door verdachte zijn geleverd.
Met betrekking tot feit 2 – de levering van 2250 hennepstekken en 460 hennepplanten aan [medeverdachte 5] – heeft de raadsvrouwe gesteld dat op basis van de stukken enkel bewezen kan worden dat verdachte een kast aan haar heeft geleverd en mogelijk heeft geholpen bij het in elkaar zetten van die kast. Dit betekent echter niet dat bewezen kan worden dat verdachte voornoemde hoeveelheid hennepstekken en – planten heeft geleverd.
Het onder 3 ten laste gelegde feit – de levering dan wel het aanwezig hebben van 16.200 hennepstekjes – kan evenmin bewezen worden verklaard. Verdachte is regelmatig gebeld met de vraag of hij of een ander hennepstekjes kon leveren. Ondanks de inzet van diverse opsporingsmiddelen, zoals taps, de plaatsing van een peilbaken onder de auto van verdachte en observatie, zijn er noch bij verdachte noch in zijn growshop hennepstekken aangetroffen. Er is voorts enkel waargenomen dat [medeverdachte 2] dozen heeft afgeleverd bij de growshop, maar er is niet vastgesteld wat er in die dozen zat. Er is derhalve ook voor dit feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, aldus de raadsvrouwe.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de levering van in totaal 65 kilo natte hennep is er wederom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit de stukken blijkt enkel dat er in telefoongesprekken over meerdere hoeveelheden en bedragen wordt gesproken, maar nergens blijkt dat er daadwerkelijk hennep is geleverd.
Er dient tevens vrijspraak te volgen voor de levering van 90 hennepstekken aan [medeverdachte 4], zoals onder 5 ten laste gelegd, omdat de verklaring niet erg betrouwbaar is en uit deze verklaring onvoldoende duidelijk is dat zij over [growshop] verklaart.
Ten aanzien van de feiten 6 en 7 op de tenlastelegging heeft de raadsvrouwe vrijspraak bepleit, omdat verdachte ontkent dat de aangetroffen hennepkwekerij van hem is. Verdachte heeft aangegeven dat hij van deze kwekerij op de hoogte was, omdat hij de garage mocht gebruiken als opslagplaats voor materiaal uit de growshop en hij voor deze kwekerij materiaal had geleverd. Dit maakt hem echter geen deelnemer aan de kwekerij, aldus de raadsvrouwe. Het voorgaande betekent ook dat verdachte ontkent dat hij stroom heeft gestolen, zoals onder 7 ten laste is gelegd.
Met betrekking tot de deelname aan een criminele organisatie heeft de raadsvrouwe vrijspraak bepleit. Omdat verdachte de eigenaar van de growshop [growshop] is, vloeien daar bepaalde verantwoordelijkheden uit voort. Uit de stukken blijkt slechts dat er drie personen werkzaamheden verrichtten die behoren bij een growshop. Op alle feiten is iets af te dingen en er is geen bewijs voor een georganiseerd verband.
Bij de doorzoekingen zijn bovendien geen dure spullen, hennepplanten en/of –stekken aangetroffen. Er is evenmin geld aangetroffen. Er is derhalve onvoldoende bewijs voor de deelname aan een criminele organisatie.
Het onder 10 ten laste gelegde feit kan bewezen worden verklaard. Gelet op het feit dat de officier van justitie tot vrijspraak van het onder 11 tenlastegelegde feit heeft gerequireerd, heeft de raadsvrouwe hiertegen geen verweer gevoerd.