ECLI:NL:RBUTR:2011:BP1001

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/442458-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van 2400 hennepplanten in strijd met de Opiumwet

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 november 2008 betrokken was bij het vervoeren van ongeveer 2400 hennepplanten, heeft de Rechtbank Utrecht op 17 januari 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, zich bewust had moeten zijn van de inhoud van de dozen die hij vervoerde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk deze hennepplanten had vervoerd, en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen voertuig verbeurd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, die eerder al voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank benadrukte het belang van de bestrijding van hennepteelt en de gevaren die het gebruik van softdrugs met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/442458-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1970] te [geboorteplaats]
wonende [adres], [woonplaats]
raadsvrouwe mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 december 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Op 3 januari 2011 is het onderzoek formeel gesloten.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 november 2008 al dan niet samen met (een) ander(en) opzettelijk een grote hoeveelheid van ongeveer 2400 hennepplanten heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd dan wel opzettelijk voornoemde hoeveelheid hennepplanten aanwezig heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie, de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken en sms-berichten, observaties en de vondst van 2400 hennepstekken in de auto van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat het opzet bij verdachte ontbreekt. Verdachte heeft als vriendendienst een aantal dozen opgehaald voor [medeverdachte 2] op een parkeerplaats in Nieuwegein. Hij heeft nooit geweten dat er hennepplanten in die dozen zaten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van CIE-informatie met betrekking tot handel in verdovende middelen door de eigenaar en medewerkers van growshop “[growshop]” werd in januari 2008 door de politie een strafrechtelijk onderzoek gestart. Gedurende dit onderzoek ontstond het vermoeden dat er sprake was van een criminele organisatie die, met genoemde growshop als centraal middelpunt, zich bezig hield met georganiseerde en professionele hennepteelt. Op 25 november 2008 werden in diverse woningen van verdachten en in de growshop doorzoekingen verricht, waarbij onder meer op verschillende plekken hennepresten, grote geldbedragen, agro-artikelen en hennepkwekerijen werden aangetroffen. Dit onderzoek, dat de naam ‘IJssel’ heeft gekregen, heeft geleid tot een einddossier waarin de onderzoeksbevindingen van de politie Utrecht in 18 onderscheiden zaakdossiers zijn neergelegd. Per zaakdossier is aangegeven welk strafbaar feit of welke strafbare feiten worden gerelateerd, wanneer die zouden zijn gepleegd en welke personen ervan worden verdacht daarbij betrokken te zijn.
In zaakdossier 8 is gerelateerd de verdenking jegens verdachte zoals hem ten laste is gelegd, dat hij op 24 november 2008 al dan niet samen met (een) ander(en) opzettelijk een grote hoeveelheid van ongeveer 2400 hennepplanten heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd dan wel opzettelijk voornoemde hoeveelheid hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Op 20 november 2008 belt medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2]) om 12.56 uur naar de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer], waarvan uit onderzoek blijkt dat dit het nummer van medeverdachte [medeverdachte 1] is, en vraagt hem of alles ook een mogelijkheid is. [medeverdachte 1] antwoordt daarop dat dat niet kan maar wel iedere week 5 of 6000. Diezelfde dag om 13.04 uur belt [medeverdachte 2] opnieuw naar verdachte en vraagt hem of die 5 per volgende week in kan gaan. [medeverdachte 1] geeft aan dat dit kan en dat hij ze ook in twee keer kan brengen en dat [medeverdachte 2] maandag al de helft kan krijgen. Op 24 november 2008 om 10.52 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] en vraagt waar hij heen moet komen. Er wordt afgesproken bij de McDonald’s. Op 24 november 2008 om 10.53 uur belt [medeverdachte 2] naar de gebruiker van het nummer [telefoonnummer], waarvan uit onderzoek blijkt dat dit het nummer van verdachte is, en vraagt hem om ook naar de McDonald’s te komen. Diezelfde dag om 11.11 uur neemt het politieobservatieteam waar dat van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en NN1, waarvan uit nader onderzoek is gebleken dat dit verdachte is, een aantal dozen uit de auto van [medeverdachte 1] halen en deze inladen in de auto van verdachte. Wanneer korte tijd later in de middag de auto van verdachte bij zijn woning in beslag wordt genomen door de politie, wordt in dat voertuig een partij van 2400 hennepstekken aangetroffen.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie bekend dat hij op het terrein van de McDonald’s te Nieuwegein 2400 hennepstekken heeft verkocht aan [medeverdachte 2], die bemiddelaar was voor een man genaamd [medeverdachte 3]. Hij heeft de stekken aldaar overgedragen aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 november 2008 niet heeft geweten dat er in de door hem vervoerde dozen hennepstekken zaten. Hij heeft als vriendendienst voor [medeverdachte 2] en tegen een kleine vergoeding deze dozen voor [medeverdachte 2] opgehaald. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, mede gelet op de verklaring van [medeverdachte 1], niet aannemelijk.
Zelfs wanneer verdachte niet wist wat er in de dozen zat, die hij voor [medeverdachte 2] heeft opgehaald, had hij zich kunnen en ook moeten vergewissen van de inhoud van deze dozen. Nu hij dit heeft nagelaten heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er ongeoorloofde voorwerpen in de dozen zaten. Het voorgaande geldt te meer nu verdachte al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte op 24 november 2008 2400 hennepstekken heeft vervoerd. Niet bewezen acht de rechtbank dat hij dat tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gedaan.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 november 2008 te Nieuwegein en Utrecht opzettelijk heeft vervoerd,
een grote hoeveelheid van ongeveer 2400 hennepplanten,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, in geval van een bewezenverklaring, te volstaan met de oplegging van een werkstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich op 24 november 2008 schuldig gemaakt aan het vervoeren van een hoeveelheid van 2400 hennepplanten. Verdachte heeft zich hiermee een schakel in het telen, bewerken en verwerken van hennep getoond. Bestrijding van de hennepteelt in al zijn schakels wordt door de overheid van groot belang geacht. Hennep levert namelijk, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers.
Bovendien gaat het gebruik van softdrugs veelal gepaard met het plegen van andere strafbare feiten, hetgeen onrust in de samenleving veroorzaakt.
Gelet op de omvang van deze handel en het aandeel van verdachte hierin is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enige duur op zijn plaats is.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat bovendien rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds driemaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, laatstelijk door het Gerechtshof te Arnhem op 26 augustus 2008 tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. De executie van laatstgenoemd vonnis heeft plaatsgevonden nog geen drie maanden voor het thans bewezen verklaarde strafbare feit. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw met hennep in te laten.
Dit alles maakt dat, ondanks het tijdsverloop, de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden acht.
6 Het beslag
6.1 De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het voorwerp niet aan verdachte toebehoort, maar degene aan wie het toebehoort redelijkerwijs het gebruik in verband met het strafbare feit had kunnen vermoeden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten de zwarte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mrs. J. Ebbens en M.P. Gerrits-Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2011.