ECLI:NL:RBUTR:2011:BP1024
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.R. Krol
- J. Ebbens
- M.P. Gerrits-Janssens
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van verkoop van hennepstekken
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een grote hoeveelheid hennepstekken in de periode van 10 oktober 2008 tot en met 5 november 2008, heeft de rechtbank op 17 januari 2011 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had zich gebaseerd op tapgesprekken en cameraobservaties, maar de rechtbank vond de redenering dat in de gesprekken over lotto- en bingogetallen feitelijk hennepstekken werden bedoeld, niet voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelde vast dat, hoewel de verdachte regelmatig de growshop bezocht, er geen bewijs was dat hij tijdens deze bezoeken hennepstekken had afgeleverd of verkocht. Er was slechts één waarneming van twee dozen die vanuit de auto van de verdachte naar de growshop werden overgebracht, maar het was niet vastgesteld wat er in deze dozen zat. De rechtbank concludeerde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 december 2010, waarna het onderzoek op 3 januari 2011 formeel werd gesloten. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende overtuigend bewijs was en dat de connectie tussen de tapgesprekken en de hennepstekken ontbrak. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.