ECLI:NL:RBUTR:2011:BP1027
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.R. Krol
- J. Ebbens
- M.P. Gerrits-Janssens
- Rechtspraak.nl
Bepaling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak betreffende hennepstekken
In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Utrecht op 17 januari 2011 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die was aangeklaagd voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat door hem werd geraamd op € 7.290,00. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 5.400,00 aan voordeel heeft genoten door de verkoop van hennepstekken, en na aftrek van geschatte kosten van € 900,00, kwam het netto wederrechtelijk verkregen voordeel uit op € 4.500,00. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen.
Tijdens de zitting is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.M. Maanicus. De verdediging voerde aan dat de ontnemingsrapportage uitging van een te groot aantal hennepstekken dat de veroordeelde wekelijks zou hebben geleverd. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de raadsman in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat de berekeningen van de officier van justitie, met enkele aanpassingen, redelijk waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 oktober 2008 in totaal 27 weken hennepstekken heeft verkocht, met een gemiddelde winst van € 0,40 per stek.
De rechtbank heeft de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt, zoals autokosten en telefoonkosten, in aanmerking genomen, maar vond het door de verdediging voorgestelde bedrag van € 200,00 per week te hoog. Uiteindelijk heeft de rechtbank een totaalbedrag van € 900,00 voor de kosten redelijk geacht. De beslissing van de rechtbank is op 17 januari 2011 uitgesproken in een openbare terechtzitting.