zaaknummer / rolnummer: 300574 / KG ZA 11-65
Vonnis in kort geding van 18 maart 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SBS BROADCASTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.A. Schaap te Utrecht,
1. [gedaagde sub 1],
gedetineerd te Zutphen,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
gedaagde sub 4. tevens eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.P.E. Halfens te Nieuwegein.
Eiseres zal hierna SBS genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden]. genoemd worden en ieder afzonderlijk respectievelijk [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 februari 2011 met bijgevoegde producties (3),
- de met de brief van 1 maart 2011 van [gedaagden]. overgelegde conclusie tot indiening van een voorwaardelijke eis in reconventie, alsmede een drietal producties,
- de mondelinge behandeling op 3 maart 2011, bij welke gelegenheid SBS in beginsel bezwaar heeft gemaakt tegen de voorwaardelijke eis in reconventie, maar dit bezwaar – na nadere onderbouwing door [gedaagden]. – heeft ingetrokken,
- de pleitnota van SBS,
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. SBS heeft een uitzendlicentie voor afleveringen van het televisieprogramma Peter R. de Vries, Misdaadverslaggever. In 2002 is een aflevering van dit programma uitgezonden met als titel “de Huurmoorden”. Onderwerp van die aflevering was de voorbereiding van en betrokkenheid bij verschillende huurmoorden door [gedaagde sub 1] en zijn vrouw. Naast [gedaagde sub 1] zijn onder meer zijn dochter [gedaagde sub 2], zijn zuster [gedaagde sub 3] en de dochter van [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], in beeld gebracht.
2.2. Na de uitzending is het Openbaar Ministerie tot vervolging van [gedaagde sub 1] en zijn vrouw overgegaan. Zij zijn vervolgens voor de beraming van de huurmoorden veroordeeld tot een gevangenisstraf.
2.3. De aflevering “de Huurmoorden” is op 16 januari 2003 herhaald. Een fragment van deze aflevering is voorts getoond in het programma van SBS “De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen” op 27 maart 2007. Naar aanleiding van de herhaling van dit programma op 3 juli 2007 heeft SBS de advocaat van [gedaagden]. als volgt bericht:
“Zoals eerder aan u bevestigd zal SBS Broadcasting B.V. (“SBS”) het desbetreffende item over uw clienten [gedaagde sub 1] en mw. [A] niet meer uitzenden tenzij er zich terzake nieuwe feiten/ontwikkelingen voordoen. Hierbij zal SBS haar uiterste best doen om u op voorhand op de hoogte te stellen. Aangezien SBS alleen de exclusieve uitzendrechten voor TV heeft, kan SBS geen enkele uitspraak doen over uitzending via enige andere vorm van distributie dan wel uitzending van (delen van) het item middels bijv. citaatrecht door andere omroepen/derden.
Gelet op voorgaande toezegging ga ik er wel vanuit dat dit dossier thans gesloten wordt en uw clienten niet alsnog een (schade)procedure tegen SBS dan wel een van de andere betrokken partijen (Peter R. de Vries, Endemol) zal initiëren. (…)”
2.4. SBS heeft op 11 juni 2008 in het kader van het programma “De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen” opnieuw beelden van voormelde uitzending uitgezonden, waarna [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] SBS op 20 juni 2008 gedagvaard hebben in kort geding ten overstaan van de Voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam. [gedaagde sub 4] heeft zich nadien aan de zijde van [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gevoegd.
2.5. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2008 is ter beslechting van het geschil het volgende overeengekomen:
“1.SBS zegt toe op straffe van verbeurte van een boete van EUR 15.000,00 per overtreding geen beelden als uitgezonden op 11 juni 2008 en in 2002 met betrekking tot [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] meer te zullen uitzenden, behoudens indien zich ter zake van deze kwestie nieuwe feiten/ontwikkelingen voordoen, waardoor die beelden actualiteitswaarde kunnen krijgen. Bij uitzending in dat laatste geval, zullen de gezichten van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] onherkenbaar worden gemaakt, voor zover zij zelf geen aanleiding voor die actualiteit zijn.
2. SBS zal zowel aan [gedaagde sub 2] als aan [gedaagde sub 3] betalen uiterlijk op 1 augustus 2008 het bedrag van EUR 1.000,00 als vergoeding van schade voor het op 11 juni 2008 uitzenden van de in dit geding bedoelde beelden. (…)
3. Partijen verklaren over en weer na voldoening van het bovenstaande uit deze uitzending geen vorderingen meer op elkaar te hebben en verlenen elkaar voor het verleden finale kwijting. (…)”
2.6. Op 16 december 2010 om 19:57, 21:14, 22:07 en 23:10 uur alsmede op 17 december 2010 om 0:50 uur heeft SBS een promo (inclusief bumper) uitgezonden voor de jubileumuitzending ‘15 jaar Peter R. De Vries, misdaadverslaggever’ op 19 december 2010. Alle promo’s bevatten anderhalve seconde beeldmateriaal van het oorspronkelijke materiaal uit de uitzending “de Huurmoorden”, zodat in totaal zeveneneenhalve seconde aan beeldmateriaal uit deze uitzending door SBS is uitgezonden.
2.7. Nadat de advocaat van [gedaagden]. SBS op vrijdagochtend 17 december 2010 had gewezen op de gemaakte afspraken, heeft SBS elke verdere uitzending van voormelde beelden gestaakt en voorts bevestigd dat de beelden niet meer in promo’s voor de jubileumuitzending zullen worden gebruikt en ook niet zullen voorkomen in de definitieve uitzending.
2.8. [gedaagden]. heeft SBS laten weten dat volgens hen sprake is van een vijftal overtredingen zodat voor elke overtreding EUR 15.000,00 aan boete is verbeurd. Zij hebben aanspraak gemaakt op de volledige boete van EUR 75.000,00.
2.9. SBS heeft [gedaagden]. vervolgens terzake een bedrag van EUR 7.500,00 aangeboden, welk aanbod [gedaagden]. van de hand heeft gewezen.
2.10. [gedaagden]. heeft SBS bericht dat zij tot incassering van een boetebedrag van in totaal EUR 75.000,00 zal overgaan en dat de incassomaatregelen alleen opgeschort zullen worden indien en voor zover SBS in een executiegeschil een uitspraak in kort geding zal trachten te verkrijgen over de omvang van de verbeurde boete.
3. Het geschil in conventie
3.1. SBS vordert samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] met onmiddellijke ingang te verbieden om ten aanzien van het boetebeding zoals opgenomen in het proces-verbaal van 24 juni 2008 (nadere) executiemaatregelen te nemen en/of daarmee te dreigen voor zover die maatregelen betrekking hebben op een bedrag groter dan EUR 7.500,00, zulks op straffe van een dwangsom.
2. [gedaagde sub 4] met onmiddellijke ingang te verbieden:
primair
om ten aanzien van het boetebeding zoals opgenomen in het proces-verbaal van 24 juni 2008 enige (nadere) executiemaatregelen te nemen en/of daarmee te dreigen, zulks op straffe van een dwangsom,
subsidiair
om ten aanzien van het boetebeding zoals opgenomen in het proces-verbaal van 24 juni 2008 (nadere) executiemaatregelen te nemen en/of daarmee te dreigen voor zover die maatregelen betrekking hebben op een (gezamenlijk met gedaagden sub 1. tot en met 3 op te eisen) bedrag groter dan EUR 7.500,00, zulks op straffe van een dwangsom,
3. [gedaagden]. hoofdelijk, des dat de een betalend de anderen zullen worden zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. SBS heeft aan haar vordering in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat geen sprake is van overtreding van de overeenkomst van 24 juni 2008. Indien en voor zover wel sprake is van overtreding van de gemaakte afspraken, dient de terzake verschuldigde boete volgens SBS op grond van de redelijkheid en billijkheid vergaand gematigd te worden. SBS heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat [gedaagde sub 4] geen rechtstreeks beroep op de schikking van 24 juni 2004 toekomt aangezien zij daarbij geen partij was.
3.3. [gedaagden]. voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagden]. vordert dat - indien en voor zover SBS in conventie gelijk krijgt en uit dien hoofde wordt geoordeeld dat [gedaagde sub 4] geen partij is bij de schikking van 24 juli 2008 - SBS bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om aan [gedaagde sub 4] te betalen een bedrag van EUR 25.000,00 zijnde een (voorschot op de) vergoeding van de door haar geleden schade, met veroordeling van SBS in de proceskosten
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
In conventie
5.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij geen aanleiding ziet om in het hierna volgende een onderscheid te maken tussen enerzijds [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], en anderzijds [gedaagde sub 4]. SBS heeft weliswaar aangevoerd dat aan [gedaagde sub 4] geen beroep toekomt op de tijdens de zitting, gehouden op 24 juni 2008, met SBS gemaakte afspraken, en heeft om die reden haar vordering zo ingericht dat [gedaagde sub 4] primair wordt verboden om ten aanzien van het boetebeding executiemaatregelen te treffen tot welk bedrag dan ook en eerst subsidiair - net als [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] - tot een bedrag van EUR 7.500,00, maar de voorzieningenrechter gaat daar aan voorbij. Geoordeeld wordt dat voldoende aannemelijk is geworden dat het de bedoeling van alle betrokkenen was, dat niet alleen [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] maar ook [gedaagde sub 4] in geval van schending van de op 24 juni 2008 gemaakte afspraken aanspraak zou kunnen maken op de overeengekomen boete. Hoewel gebleken is, dat [gedaagde sub 4] zich vrijwillig heeft gevoegd in de door [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam aanhangig gemaakte procedure en dat de tijdens de mondelinge behandeling tot stand gekomen schikking niet door of namens haar is getekend, is in de regeling immers wel opgenomen dat - op straffe van verbeurte van een boete - in de toekomst ook geen beelden van [gedaagde sub 4] uitgezonden zullen worden. Voorts wordt van belang geacht dat [gedaagde sub 4] in verband met de voeging haar zelfstandige vordering tot schadevergoeding jegens SBS ingetrokken.
5.2. Tussen partijen is in geschil of als gevolg van de uitzending van de beelden met betrekking tot [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] in december 2010 sprake is van schending van de afspraken zoals vastgelegd in de schikking van 24 juni 2008. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
5.3. Vast is komen te staan dat partijen op 24 juni 2008 zijn overeengekomen dat SBS, op straffe van verbeurte van een boete van EUR 15.000,00, per overtreding geen beelden als uitgezonden op 11 juni 2008 en in 2002 met betrekking tot [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] meer zal uitzenden. Voorts is gebleken dat SBS in december 2010 in een promo voor de jubileumuitzending van Peter R. De Vries, alsmede in een bumper, een kort fragment van het beeldmateriaal heeft getoond van de uitzending “de Huurmoorden”, waarbij [gedaagde sub 1] niet in beeld komt maar [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] wel, in die zin dat [gedaagde sub 3] op de voorgrond en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] op de achtergrond te zien zijn. Volgens [gedaagden]. brengt het vijf maal tonen van de promo een schending van de gemaakte afspraken met zich, zodat SBS een boete van in totaal EUR 75.000,00 verschuldigd is. SBS heeft zich echter op het standpunt gesteld dat nu de uitzending “de Huurmoorden” als geheel 57 minuten en 39 seconden duurde en de uitzending in 2008 in totaal 4 minuten en 7 seconden, het gebruik van de beelden in de promo gedurende de beperkte duur van 1,5 seconde, niet te kwalificeren is als een overtreding van de toezegging dat ‘de beelden als uitgezonden op 11 juni 2008 en in 2002’ niet meer zullen worden uitgezonden. SBS heeft er voorts op gewezen dat in de uitzending geen sprake is van een context en elk verband met de beschuldigingen zoals die zijn gedaan in de volledige uitzendingen ontbreekt.
5.4. Aldus ligt ter beoordeling voor wat het toepassingsbereik is van de op 24 juni 2008 gemaakte afspraken. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de tekst van de schikking mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat SBS onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat partijen hebben beoogd te regelen dat de beelden van de uitzending “de Huurmoordenaar” alleen niet opnieuw gebruikt konden worden in de vorm van een herhaling van de reguliere uitzending. [gedaagden]. heeft verwezen naar de tekst van het proces-verbaal van schikking waarin de langere uitzendingen worden vermeld, maar de voorzieningenrechter acht dit onvoldoende om aan te kunnen nemen dat partijen er bij het tot stand komen van de schikking vanuit zijn gegaan dat het tonen van fragmenten van die beelden niet onder de regeling zouden vallen. Voor dit oordeel is mede relevant dat gebleken is dat SBS tijdens de procedure bij de voorzieningenrechter te Amsterdam heeft aangegeven dat zij- om de kans dat er nog een keer beelden in strijd met de gemaakte afspraak worden uitgezonden tot nul te reduceren - de tapes van de betreffende programma’s uit haar archief heeft verwijderd.
5.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat voorshands voldoende aannemelijk is dat SBS met het tonen van fragmenten van de beelden als uitgezonden op 11 juni 2008 en 2002 de overeenkomst van 24 juni 2008 heeft geschonden. Als uitgangspunt heeft dan ook te gelden dat het boetebeding toepasselijk is. SBS heeft evenwel verschillende argumenten aangevoerd die volgens haar maken dat dat slechts een klein gedeelte van de boete verbeurd kan zijn. Gelet hierop dient thans nagegaan te worden of aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat deze door SBS ingeroepen omstandigheden matiging van de boete rechtvaardigen, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval.
5.6. Vooropgesteld wordt dat de rechter in artikel 6:94 BW de bevoegdheid is gegeven een bedongen boete te matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze bevoegdheid dient, blijkens deze tekst, terughoudend te worden gehanteerd. Dit brengt met zich dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij moet niet alleen worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
5.7. De strekking van de overeenkomst zoals vastgelegd in het proces-verbaal van 24 juni 2008 is, dat [gedaagden]. - uit privacy overwegingen - niet meer in verband gebracht wil worden met de huurmoorden beraamd door [gedaagde sub 1] en zijn vrouw. Nu het boetebeding is ingeroepen terwijl SBS uitsluitend beelden van bijzonder korte duur heeft getoond, aanzienlijk korter dan de oorspronkelijk uitgezonden beelden, waarbij geen namen worden genoemd en geen verwijzing plaatsvindt naar de huurmoorden, en aldus aannemelijk is dat de kans op herkenning gering is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze omstandigheid een grond voor matiging oplevert. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voorts relevant dat er - nu dit onvoldoende gemotiveerd is betwist- vanuit kan worden gegaan dat het gebruik van de beelden door SBS niet doelbewust heeft plaatsgevonden, maar het gevolg is van een menselijke (communicatie) fout, en dat SBS de beelden direct nadat de overtreding is geconstateerd, heeft verwijderd uit de promo. Tenslotte wordt in aanmerking genomen dat in het kader van dit geding niet aannemelijk is geworden dat de door [gedaagden]. gestelde schade, te weten de negatieve reacties en bedreigingen, een gevolg is van de uitzending van de promo’s.
5.8. De voorzieningenrechter acht gezien voornoemde omstandigheden, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, te rechtvaardigen de in beginsel verbeurde boete van totaal EUR 75.000,00 te matigen tot een bedrag van EUR 3.000,00 per overtreding, derhalve in totaal tot een bedrag van EUR 15.000,00. Gelet hierop, alsmede rekening houdend met hetgeen hiervoor onder 5.1 is overwogen, zal de in conventie gevraagde voorziening dan ook worden toegewezen in die zin dat [gedaagden]. met onmiddellijke ingang verboden wordt om ten aanzien van het boetebeding zoals opgenomen in het proces-verbaal van 24 juni 2008 (nadere) executiemaatregelen te nemen en/of daarmee te dreigen voor zover die maatregelen betrekking hebben op een bedrag groter dan EUR 15.000,00. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een billijke afweging van belangen van partijen met zich brengt dat het risico van onmogelijkheid van terugbetaling van een bedrag van EUR 15.000,00 aan toewijzing van de vordering op voormelde wijze niet in de weg staat.
5.9. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
In voorwaardelijke reconventie
5.10. De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.
5.11. Het instellen van een voorwaardelijke eis in reconventie is onder de gegeven omstandigheden een redelijke vorm van verdediging. Er zal daarom geen proceskostenveroordeling worden uitgesproken.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. verbiedt [gedaagden]. met onmiddellijke ingang om ten aanzien van het boetebeding zoals opgenomen in het proces-verbaal van 24 juni 2008 (nadere) executiemaatregelen te nemen en/of daarmee te dreigen voor zover die maatregelen betrekking hebben op een bedrag groter dan EUR 15.000,00,
6.2. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijke reconventie
6.5. verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Delft-Baas en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2011.?