ECLI:NL:RBUTR:2011:BP8113

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
739801 UV EXPL 11-80 JES/4072
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • I.M. Vanwersch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens overlast door kinderen

In deze zaak vorderde de woningstichting Mitros de ontruiming van de huurwoning van gedaagde, die verantwoordelijk werd gehouden voor de overlast veroorzaakt door zijn kinderen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekortschiet in zijn verplichtingen als huurder en ouder, doordat hij geen adequate maatregelen heeft genomen om de overlast te stoppen. De huurovereenkomst werd ontbonden, omdat gedaagde niet voldeed aan de eisen van goed huurderschap en de leefbaarheid in de buurt in gevaar kwam. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van een maand voor gedaagde om de woning te verlaten. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De uitspraak vond plaats op 18 maart 2011, na een kort geding dat op 7 maart 2011 had plaatsgevonden, waarbij beide partijen waren verschenen met hun gemachtigden. De rechter concludeerde dat de situatie van gedaagde niet meer kon worden hersteld en dat de overlast door zijn kinderen een onhoudbare situatie had gecreëerd voor de buurt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Kantonrechter
Locatie Utrecht
zaaknummer: 739801 UV EXPL 11-80 JES/4072
kort geding vonnis d.d. 18 maart 2011
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Mitros,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Mitros,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.E.J.M. Tomlow,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Utrecht,
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Cortet.
1. Verloop van de procedure
Mitros heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2011. Beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
Van de zitting is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] huurt van Mitros vanaf 9 juli 2008 de woning gelegen aan de [woonadres]. Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden 'huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte' van toepassing. In deze voorwaarden is onder artikel 6, lid 6 het volgende opgenomen:
"Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden."
2.2. [gedaagde] heeft twee zonen, [zoon A] en [zoon B]. Op 11 juni 2010 heeft [zoon A] een adreswijziging doorgegeven bij de gemeente. Hij heeft zich uitgeschreven op het adres [woonadres] en zich ingeschreven op het adres [adres B].
2.3. Op 30 augustus 2010 heeft Mitros aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin zij [gedaagde] uitnodigt voor een gesprek op 2 september 2010, aangezien er signalen zijn ontvangen van omwonenden, de wijkagent en de gemeente dat er veel overlast wordt veroorzaakt door de zonen van [gedaagde].
2.4. Op 2 september 2010 wordt middels een brief het gesprek dat die dag heeft plaatsgevonden tussen Mitros en [gedaagde] (in aanwezigheid van de wijkagent, de gebiedsmanager veiligheid gemeente en een medewerker van reclassering BJZ) bevestigd en het volgende medegedeeld:
"(…)U erkende de overlastklachten en heeft uw medewerking toegezegd aan een oplossing voor de situatie. De reeds bestaande hulpverlening wordt voortgezet en afhankelijk van de uitkomst van lopende onderzoeken wordt er een passend hulpaanbod gedaan. (…)
U heeft tijdens het gesprek aangegeven dat indien blijkt dat uw zoon betrokken is bij de inbraak van uw buren, hij niet langer bij u mag wonen. Uw zoon zou volgens u inmiddels zelfs al elders wonen (…). Uw jongste zoon mag momenteel een uur per dag naar buiten van u, om problemen te voorkomen. Het toezicht hierop wordt door u zelf gedaan. Het aanbod van de wijkagent u hierin te steunen is door u positief ontvangen.
Gericht op de toekomst verwachten wij van u van het volgende:
- Er worden geen strafbare feiten gepleegd door uw kinderen
- Er wordt geen overlast veroorzaakt vanuit uw huishouden
- U verleent medewerking aan de hulp die wordt geboden
- Vrienden van uw zonen worden uit de woning (en omgeving) geweerd
- Indien er problemen of incidenten zijn met uw zonen meldt u dit zelf bij de wijkagent en/of Mitros. (…)"
2.5. Op 15 september 2010 is er namens een aantal buurtbewoners van [straat] en omgeving een brief verzonden naar het wijkbureau Leidsche Rijn en zijn 46 handtekeningen overgelegd. In de brief staat onder meer het volgende vermeld:
"Het is een gezellige wijk met hele leuke buren behalve mijn naaste buren die de wijk een slechte naam hebben bezorgd de afgelopen 2 jaar. Het gezin bestaat uit een ouder met twee zonen. De ouder (vader) daar heb ik niks op aan te merken, maar de beide zonen zijn veelplegers en al bekend bij de politie. Zij terroriseren de buurt regelmatig. (…) Je verwacht altijd dat het bij de ander gebeurt maar jammer genoeg zijn wij nu de slachtoffers geworden. Ik ben er echt kapot van en wij als gezin voelen ons niet meer veilig. (…) Ik ben ongelooflijk kwaad (…) maar ook op mitros die nu weer de fout in gaat door er niets aan te doen (…). De buurtbewoners en ik accepteren dit niet. (…) Als er niet wordt ingegrepen dan kan ik jullie verzekeren dat er weer slachtoffers zullen vallen. Want als de jongens niet worden aangepakt dan wordt het gedrag overgenomen door de andere jongens waardoor de wijk alleen maar onveiliger wordt.(…)"
2.6. Op 19 februari 2011 heeft de wijkagent Terwijde, dhr. R. Arifoglu, een verklaring opgemaakt ten aanzien van (de kinderen van) [gedaagde]. Hieruit blijkt dat met name [zoon B] betrokken is geweest bij diverse incidenten zoals diefstal, het binnendringen van een schoolgebouw, vandalisme en overlast.
2.7. Bij beschikking van 21 februari 2011 van de kinderrechter te Utrecht is [zoon B] onder voorlopig toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, met ingang van 21 februari 2011 voor de duur van drie maanden, te weten tot 21 mei 2011
Als onderbouwing wordt door de Raad voor de Kinderbescherming onder meer het volgende gesteld:
"(…) [zoon B] is op zaterdag 19 februari 2011 in verzekering gesteld op verdenking van diefstal uit een woning, gepleegd op 4 augustus 2010. Op alle domeinen is er sprake van problemen, In de opvoedingssituatie is er sprake van een gestoorde gezagsverhouding, vader is weinig thuis en [zoon B] leeft op straat. Op school laat [zoon B] gedrags- en autoriteitsproblemen zien. (…) De woonomgeving is onrustig, waarbij [zoon B] en zijn oudere broer een negatieve rol spelen in hun woonstraat. Zijn oudere broer is ook bekend bij politie en justitie. (…)"
Op 23 februari 2011 heeft Bureau Jeugdzorg Utrecht op soortgelijke gronden een verzoek (voorlopige) machtiging tot plaatsing van [zoon B] in gesloten jeugdzorg in het kader van een ondertoezichtstelling ingediend, welke machtiging diezelfde dag is verleend.
2.8. Op 22 februari 2011 heeft Mitros aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin onder meer het volgende wordt medegedeeld:
"(…)Wij hebben moeten vaststellen dat u niet uw toezichthoudende taak en opdracht naar behoren uitgeoefend heeft, waardoor na 2 september 2010 nog een aantal ernstige incidenten in- en om de woning heeft plaatsgevonden.(…)"
In diezelfde brief is aangezegd dat [gedaagde] tot vrijdag 25 februari 2011 de huurovereenkomst vrijwillig kan opzeggen per 15 maart 2011 en dat anders een kortgedingprocedure tot ontruiming zal worden begonnen.
2.9. Op 23 februari 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Mitros en [gedaagde] welk gesprek Mitros bij brief van die datum bevestigt. In de brief wordt onder meer medegedeeld:
"(…) Wij boden u aan om in het kader van het laatste kans beleid te verhuizen naar een andere woonruimte, bestaande uit een appartement.
U heeft dit aanbod direct afgewezen. Uitdrukkelijk ontkende u dat uw zonen betrokken zouden zijn bij één van de in de concept dagvaarding genoemde incidenten. er was volgens u niets aan de hand. Wij wezen u erop dat u beide zonen inmiddels in verzekering zijn gesteld vanwege incidenten, zoals in de concept dagvaarding genoemd. Uw standpunt was dat u zelf geen overlast veroorzaakt en dus niet verantwoordelijk bent voor de gedragingen van uw kinderen, waarbij u herhaalde dat uw kinderen niets gedaan hadden.
Naar aanleiding van uw standpunt vervalt ons aanbod en hebben wij onze advocaat opdracht gegeven een kort geding aan te spannen. (…)"
2.10. Op 1 maart is een door 14 buurtbewoners van Leidscherijn, Terwijde, ondertekende verklaring aan Mitros gezonden. In deze verklaring staat onder meer vermeld:
"Hierbij willen wij aangeven dat wij bezwaar hebben tegen het ontruimingsbevel wat u heeft aangevraagd voor [woonadres]. Ondanks alle commotie vinden wij[gedaagde] een geschikte buur. Vooral hij nu wel de juiste maatregelen mbt zijn overlast plegende kinderen heeft getroffen.
(…)
Wij vinden dat Mitros op zn minst een poging moet doen om de ruziende buren van [woonadres] en [naastgelegen adres] aan tafel te krijgen. Dit is tot vandaag nog niet gebeurd.(…)"
3. Het geschil
3.1. Mitros vordert veroordeling van [gedaagde] om de woning aan de [woonadres] uiterlijk zeven dagen na betekening van dit vonnis ontruimd en verlaten te hebben met al hetgeen zich vanwege [gedaagde] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] bevinden, en om onder afgifte van alle sleutels de woning ter vrije beschikking van Mitros te stellen, zulks op straffe van een eenmalige dwangsom van € 5.000,- voor het geval [gedaagde] niet tijdig aan deze ontruimingsverplichting zal voldoen.
3.2. Ter onderbouwing van de vordering stelt Mitros dat [gedaagde] als huurder van de woning verantwoordelijk is voor de woonomgeving en voor de gedragingen van zijn kinderen. Mitros stelt dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst jegens Mitros, doordat hij als huurder geen substantiële maatregelen treft tegen zijn overlast veroorzakende kinderen. Van Mitros kan niet gevergd worden dat zij onder deze omstandigheden de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet, aldus Mitros.
3.3. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat, wil Mitros ontvankelijk zijn in zijn vordering, er sprake moet zijn van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
[gedaagde] stelt dat het spoedeisend karakter van de vordering ontbreekt nu zijn twee zonen niet meer bij hem verblijven. [zoon A] is gedetineerd en op een ander adres ingeschreven en [zoon B] is opgenomen in een gesloten jeugdinrichting. De situatie is hierdoor gewijzigd, de rust is teruggekeerd, aldus [gedaagde].
4.2. Mitros stelt dat het spoedeisend karakter is gelegen in het feit dat het op dit moment voor de buurtbewoners onvoorzienbaar is wanneer de kinderen van [gedaagde] terugkeren en zich schuldig zullen maken aan strafbaar, althans intimiderend gedrag.
4.3. Met Mitros is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van voldoende spoedeisendheid. Gezien onder meer het uiteengezette door de wijkagent en de door Mitros overgelegde brief en handtekeningen van buurtbewoners, is voldoende vast komen te staan dat door de gedragingen van de zonen van [gedaagde] de buurtbewoners zich onveilig voelen. Mitros is als sociaal verhuurster verantwoordelijk voor de leefbaarheid van de buurt waar door haar verhuurde objecten zich bevinden. Ondanks het feit dat de kinderen van [gedaagde] op dit moment niet in het gehuurde verblijven heeft Mitros een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Mitros heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat buurtgenoten - maar ook en bovenal, de naaste buren van [gedaagde] - zich onveilig voelen, zolang [gedaagde] in het gehuurde woont en de kinderen op elk moment weer terug kunnen keren. Immers, vooralsnog is onbekend of de ten behoeve van [zoon B] verleende machtiging wordt verlengd. Niet uit te sluiten is dan ook dat [zoon B] in mei 2011 weer thuis woont. Aan deze onzekerheid wenst Mitros een einde te maken. Nu een bodemprocedure tenminste zes maanden duurt en Mitros als sociale verhuurder haar huurders niet zo'n lange termijn in onzekerheid kan laten verkeren, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat een beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.4. Voor de verdere beoordeling wordt vooropgesteld dat voor toewijzing van een voorziening zoals door Mitros wordt gevorderd het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat, gelet op de omschreven omstandigheden, de huurovereenkomst ontbonden dient te worden.
4.5. De kantonrechter oordeelt als volgt.
Op grond van de wet en de (algemene huurvoorwaarden bij de) huurovereenkomst dient [gedaagde] zich als goed huurder te gedragen en dient hij ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden door hem, huisgenoten van hem, of derden die zich vanwege hem in het gehuurde bevinden, geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Voldoende is komen vast te staan dat de zonen van [gedaagde] overlast veroorzaken in de buurt. Dit is door [gedaagde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Gelet op onder meer de verschillende brieven die Mitros heeft gestuurd was [gedaagde] hiervan reeds geruime tijd op de hoogte. Het lag derhalve op de weg van [gedaagde] op te treden tegen de door zijn kinderen veroorzaakte overlast. [gedaagde] heeft echter geen, althans onvoldoende maatregelen getroffen om deze overlast te voorkomen.
Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming hebben aangegeven dat [gedaagde] tekortschiet in zijn verantwoordelijkheden als vader. Wat betreft de opvoedingssituatie wordt gesteld dat sprake is van een gestoorde gezagsverhouding, dat [gedaagde] weinig thuis is en [zoon B] op straat leeft. [gedaagde] is verantwoordelijk voor zijn kinderen en het overlastgevende gedrag van hen kan hem worden aangerekend.
4.6. [gedaagde] heeft gesteld dat hij de opvoeding van zijn kinderen niet aankan en dat hij daarvoor reeds hulp had gezocht, maar dat hij die hulp niet heeft gekregen. Dit verweer treft geen doel. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd op welke wijze hij hulp heeft gezocht en bovendien is niet weersproken dat Mitros wel verschillende pogingen heeft gedaan de situatie te verbeteren, doch dat dit niet heeft mogen baten. Zo heeft Mitros diverse gesprekken met [gedaagde] gevoerd, afspraken gemaakt en aan [gedaagde] een andere woning aangeboden, welk aanbod [gedaagde] heeft afgeslagen.
4.7. [gedaagde] heeft niet belet dat zijn zonen overlast plegen in de omgeving of hierbij betrokken zijn. Dat er meerdere personen betrokken zijn bij de onrust in de buurt doet niet ter zake. Voldoende is namelijk aannemelijk gemaakt dat de kinderen van [gedaagde] hierin een belangrijk aandeel hebben.
Het enkele feit dat buurtbewoners zich achter [gedaagde] als persoon scharen leidt niet tot een ander oordeel. De verweten tekortkomingen zien immers op zijn rol als ouder van en toezichthouder op zijn thuiswonende kinderen. In deze rol is [gedaagde] tekortgeschoten. Dit tekortschieten kan niet meer ongedaan gemaakt worden en rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. Derhalve zal de gevorderde ontruiming worden toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter aanleiding ziet [gedaagde] een maand te gunnen alvorens hij tot ontruiming dient over te gaan.
4.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mitros worden begroot op:
- explootkosten € 97,81
- vast recht € 106,00
- salaris gemachtigde € 400,00 (2 punten x tarief € 200,00)
Totaal € 603,81
Beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [woonadres] met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen een maand na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Mitros te stellen, zulks op straffe van een eenmalige dwangsom van € 5.000,- voor het geval [gedaagde] niet tijdig aan deze ontruimingsverplichting zal voldoen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mitros, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 603,81;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2011.