parketnummer: 16/601282-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2011
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd te PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: heeft ingebroken in een woning aan de [adres] te [woonplaats];
feit 2: heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres] te [woonplaats].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van de verdachte en de beide aangiftes.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte door [benadeelde 2].
Met betrekking tot feit 2:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte door [benadeelde 3];
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 13 december 2010 te De Meern, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen onder meer
- reservesleutels behorend bij een personenauto, merk Alfa Romeo en
- een trouwring en
- een laptop,
toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op de sluiting en/of het houtwerk van het kozijn van de achterdeur van voornoemde woning;
2.
op 23 november 2010 te Vleuten, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen enig goed, toebehorende aan [benadeelde 3], immers hebben verdachte en/of zijn mededaders:
- aangebeld bij de woning om na te gaan of de woning werd bewoond en;
- getracht zich de toegang tot de woning te verschaffen en goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak van een schuifpui,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen 180 dagen gevangenisstraf waarvan 50 dagen voorwaardelijk met aftrek en met een proeftijd van twee jaar. Daarbij verzoekt de officier van justitie als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldingsgebod, een Covatraining, meewerken aan schuldhulpverlening, een psychologisch of psychiatrisch onderzoek en medewerking aan een eventuele daaruit voortvloeiende behandeling.
Met betrekking tot het beslag vordert de officier van justitie het teruggeven aan de rechthebbenden, zijnde de verdachte en de aangever.
Met betrekking tot de benadeelde partij acht de officier van justitie het immateriële deel van de gevorderde schade toewijsbaar. Voor het overige verzoekt de officier van justitie de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht, gelet op de richtlijnen en gelet op het feit dat bij de inbraken geen geweld is gebruikt, een lagere straf dan door de officier van justitie geëist passend, temeer daar verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn gedrag. Verdachte is een nog maar net volwassen dader die weliswaar een strafblad heeft, maar voor het laatst veroordeeld is in 2008.
Met betrekking tot het beslag refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de vordering benadeelde partij is de raadsman van mening dat alleen het immateriële deel (deels) toegewezen kan worden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging tot een woninginbraak. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest, daar een ravage heeft aangericht en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Dit blijkt eens temeer in het onderhavige geval, nu één van de slachtoffers van verdachte heeft aangegeven zich naar aanleiding van het voorval niet langer veilig te voelen in de woning en te willen gaan verhuizen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 15 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gezien verdachtes proceshouding waarin hij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard, heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport, d.d. 2 maart 2011, opgesteld door M. van der Horst. De reclassering adviseert om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen. Daarnaast acht de reclassering een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan een psychologisch danwel psychiatrisch onderzoek, en indien nodig het volgen van een behandeling, noodzakelijk vanwege de problematiek van verdachte.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard mee te werken aan de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 2 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de reclassering en de verplichting om zich te houden aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden mogelijk. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf passend en geboden.
7.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [benadeelde 2], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 728,80 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan schuldhulpverlening en ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan een psychologisch danwel psychiatrisch onderzoek en indien nodig het volgen van een behandeling;
* dat verdachte zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis voor 17.00 uur moet melden bij Reclassering Nederland op het Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE te Utrecht, en zich daarna gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden moet blijven melden, zo frequent als Reclassering Nederland wenselijk acht;
* dat verdachte moet deelnemen aan een Cognitieve Vaardigheidstraining+;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan [benadeelde 2] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een sporttas, een laptop, een zilveren naamplaat, een gouden naamplaat en een baseballpet;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een muts, een blauwe handschoen, een zwarte handschoen en een zwarte jas;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 728,80, waarvan € 478,80 ter zake van materiële schade en € 250,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 728,80 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E.J. Sprakel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 maart 2011.