ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ2506

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604179-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

Op 22 februari 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1987 en verblijvende in LSG Rentray te Zutphen, niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de zitting. De oproeping was niet betekend, en er ontbrak een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie om te bevestigen waar de veroordeelde op dat moment ingeschreven was. Dit leidde tot gerede twijfel over de juistheid van het adres waar de oproep naartoe was gestuurd.

De rechtbank heeft opgemerkt dat de raadsman van de veroordeelde geen contact had kunnen krijgen met zijn cliënt en dat er onduidelijkheid bestond over de verblijfplaats van de veroordeelde. De deskundige van Rentray was niet verschenen, waardoor er geen informatie kon worden verkregen over de feitelijke verblijfplaats van de veroordeelde. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet aan de wettelijke voorschriften voor oproeping was voldaan.

Op basis van de vastgestelde feiten heeft de rechtbank de oproeping van de veroordeelde voor de zitting nietig verklaard. Dit besluit is genomen in overeenstemming met de geldende rechtspraak met betrekking tot de oproeping van veroordeelden in strafzaken. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer voor strafzaken, waarbij de officier van justitie en de raadsman aanwezig waren, maar de veroordeelde zelf niet.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/604179-05
Datum uitspraak: 22 februari 2011
Beslissing op de vordering tot verlenging van de maatregel
van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 27 januari 2011, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 27 januari 2011, strekkende tot verlenging met acht maanden van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
thans verblijvende in LSG Rentray te Zutphen, locatie Rekken, doch vermoedelijk feitelijk verblijvende op het adres:
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 22 februari 2011, waarbij zijn gehoord de officier van justitie en de raadsman mr. S.F.J. Smeets.
De veroordeelde is niet verschenen.
OVERWEGINGEN:
Ter zitting is de rechtbank gebleken dat veroordeelde hoogstwaarschijnlijk al enige maanden in het kader van zogeheten proefverlof niet meer in bovenstaande inrichting voor jeugdigen verblijft, maar bij zijn moeder. Veroordeelde is op het adres van zijn moeder niet opgeroepen. Voorts heeft zijn raadsman ter terechtzitting aangegeven veroordeelde meermalen op zijn adres in de inrichting te hebben aangeschreven doch tot op heden geen contact met hem te hebben gekregen. De raadsman weet ook niet in hoeverre veroordeelde van de zitting van heden op de hoogte is. Een telefoontje naar de Rentray op de ochtend van 22 februari kort voor de zitting wees hem uit dat men daar op dat moment ook niet precies wist waar veroordeelde verbleef.
De opgeroepen deskundige van Rentray is met bericht van afzegging niet verschenen zodat deze ook niet kon worden gehoord over de feitelijke verblijfplaats van veroordeelde.
Ingevolge artikel 77u Sr dient de veroordeelde in procedures als de onderhavige behoorlijk te worden opgeroepen. In dit verband wordt in voormelde bepaling onder meer artikel 14h Sr van toepassing verklaard. Artikel 14h lid 3 Sr bepaalt, voor zover hier relevant, dat het openbaar ministerie betrokkene doet oproepen voor het onderzoek ter terechtzitting, onder betekening van de vordering tot verlenging van de plaatsingsmaatregel aan betrokkene.
In het dossier bevindt zich echter geen betekeningsakte, maar alleen een kopie van een oproeping per gewone post, welke het adres bevat van bovengenoemde instelling. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de oproeping in casu niet is betekend.
De zich in het dossier bevindende kopie-oproepingsbrief bevat voorts geen vermelding waaruit kan worden afgeleid of en zo ja wanneer deze brief daadwerkelijk zou zijn verzonden. In het dossier ontbreekt bovendien een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie, waaruit kan blijken of veroordeelde ten tijde van de eventuele verzending van de oproep op het adres van de instelling dan wel op het adres van zijn moeder was ingeschreven. Dit klemt te meer nu uit het voorgaande blijkt, dat hierover gerede twijfel kan bestaan.
Deze feiten en omstandigheden maken het voor de rechtbank niet mogelijk om vast te stellen in hoeverre de oproeping, als al zou worden aangenomen dat deze daadwerkelijk verzonden is, ook naar het ten tijde van de verzending juiste adres van veroordeelde is verzonden.
De rechtbank stelt vast dat aldus op meerdere punten niet aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van de oproeping van de veroordeelde is voldaan, dan wel dat niet kan worden vastgesteld of daaraan is voldaan. Nu evenmin is gebleken dat de datum van de terechtzitting anderszins bij veroordeelde bekend was, brengt dit overeenkomstig de vaste rechtspraak betreffende artikel 14h, lid 3 Sr de nietigheid van de oproeping met zich. De rechtbank zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart de oproeping van de veroordeelde voor de zitting van heden nietig.
Aldus gedaan door mr A. Kuijer, voorzitter, en mrs J.P. Killian en P.W.G. de Beer, rechters bijgestaan door P. Groot-Smits, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 22 februari 2011.