parketnummer: 16/512898-09; 16/512354-10 (ttz.gev.); 16/602747-08 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2011
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de Rijksinrichting voor Jeugdigen ‘De Heuvelrug’, locatie Eikenstein te Zeist.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2011. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking onder het parketnummer 16/512898-09 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 1. samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd en 2. zich aan mishandeling dan wel aan openlijke geweldpleging heeft schuldig gemaakt.
Voorts wordt verdachte verweten in de dagvaarding met het parketnummer 16/512354-10 dat hij 1. samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een supermarkt te Zeist, 2. een pistool voorhanden heeft gehad en 3. zich aan een woninginbraak schuldig heeft gemaakt.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn,dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij het onder parketnummer 16/512898-09 onder 2 primair tenlastegelegde (openlijke geweldpleging) wettig en overtuigend bewezen acht.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder parketnummer 16/512898-09 onder 2 primair tenlastegelegde.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummer 16/512898-09 onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 april 2011;
- de aangifte van [aangever 1].
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het onder parketnummer 16/512898-09 onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. Het subsidiair tenlastegelegde kan echter wel worden bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 april 2011;
- de aangifte van [aangever 2].
De rechtbank acht het onder parketnummer 16/512354-10 onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 april 2011;
- de aangifte van [aangever 3];
- de verklaring van [getuige 1];
- de verklaring van [getuige 2];
- de verklaring van [getuige 3].
De rechtbank acht het onder parketnummer 16/512354-10 onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 april 2011;
- het onderzoek door de technische recherche.
De rechtbank acht het onder parketnummer 16/512354-10 onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 april 2011;
- de aangifte van [aangever 4].
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 20 december 2009 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), toebehorende aan [aangever 1], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren)
onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte en zijn mededader een ruit van de achterdeur van die woning ingegooid en vervolgens die woning binnengegaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Subsidiair
op 21 maart 2010 te Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever 2], met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [aangever 2] pijn heeft ondervonden;
1.
op 27 augustus 2010 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 16.270 euro, toebehorende aan supermarkt [bedrijf 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of overige ter plaatse aanwezige personeelsleden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij verdachte en/of zijn mededader
- voornoemde supermarkt zijn binnengedrongen/binnengegaan en vervolgens
- die [getuige 2] meermalen met een stroomstootwapen in de nek elektrische schokken heeft
toegediend en vervolgens
- die [getuige 1] terwijl deze op de grond zat in het gezicht heeft geschopt en met een hard voorwerp of het achterhoofd heeft geslagen en
- tegen die [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of overige personeelsleden heeft/hebben
geroepen: "Als iemand de politie belt, dan krijgt iemand een kogel door zijn
hoofd";
2.
op 27 augustus 2010 te Zeist, een wapen van categorie III, te weten een pistool merk
FN, model Browning 1910, kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad;
3.
op 6 december 2009 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen één laptop en een mp3-speler, toebehorende aan [aangever 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een ruit van een deur van die woning.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/512898-09 onder 1 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/512898-09 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/512354-10 onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/512354-10 onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/512354-10 onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich, voor wat betreft het op de dagvaarding met parketnummer 16/512898-09 onder 1 vermelde feit, over de persoon van verdachte laten voorlichten door drs. A.H. Gallé, gezondheidszorgpsycholoog, die op 20 april 2010 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt, dat bij verdachte ADHD en een gedragsstoornis NAO (niet anders omschreven) is geconstateerd. Daarnaast is zwakbegaafdheid vastgesteld. Deze stoornissen bestonden ook al ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Omdat verdachte ten tijde van het onderzoek het feit ontkende heeft de deskundige Gallé geen conclusie kunnen trekken met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft zich betreffende de op de dagvaarding met parketnummer 16/512354-10 vermelde feiten over de persoon van verdachte laten voorlichten door M. Holtman, GZ-psycholoog en D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater. Deze deskundigen hebben op 15 februari 2011 een multidisciplinair rapport over verdachte uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt, dat bij verdachte sprake is van een aandachtstekortstoornis, te weten ADHD. De ADHD kenmerkt zich door een grote afleidbaarheid door prikkelgevoeligheid, een verhoogde impulsiviteit en een gebrekkig concentratievermogen. Deze factoren beïnvloedden volgens Holtman en Matser de gedragskeuzes van verdachte op een ongunstige wijze. Holtman en Matser adviseren om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank zal dit laatste advies ten aanzien van alle aan verdachte en laste gelegde feiten volgen, behoudens waar dit advies betrekking heeft op de onder parketnummer 16/512354-10 onder 1 en 2 bewezenverklaarde overval en het daaraan gerelateerde wapenbezit. De rechtbank overweegt in dit verband dat de deskundigen zich bij hun advies inzake deze laatste zaak mede lijken te hebben gebaseerd op de eigen verklaring van verdachte dat hij zomaar met iemand die hij van de straat kende meeging, van deze persoon toen een bivakmuts en een wapen kreeg en toen maar met deze persoon mee de supermarkt inging om de overval te plegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval echter sprake geweest van een zorgvuldig geplande overval en niet van als impulsief te duiden handelen van verdachte. Dat de overval zorgvuldig gepland was blijkt onder meer uit het feit dat verdachte en zijn medeverdachte zich voorafgaand aan de overval van wapens en bivakmutsen en een pruik hebben voorzien, dat zij zich om herkenning en identificatie te bemoeilijken vooraf gekleed hadden in zogenaamde dubbele kleding en dat het tijdstip van de overval zodanig was gekozen dat er in ieder geval in theorie sprake was van een waarschijnlijk hoge opbrengst. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit tevens dat verdachtes verklaring dat hij zijn medeverdachte toevallig op straat tegenkwam en toen “zomaar” met hem is meegegaan als geheel ongeloofwaardig ter zijde moet worden gesteld.
Nu de deskundigen wel van de geloofwaardigheid van het relaas van verdachte blijken te zijn uitgegaan kan er derhalve betreffende deze overval en het daaraan gerelateerde wapenbezit gerede twijfel bestaan omtrent de juistheid van het door de deskundigen ten aanzien van verdachte gegeven advies omtrent zijn toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank zal het advies van voormelde deskundigen, voorzover betreffende de bewezenverklaarde overval op de supermarkt en het vuurwapenbezit dan ook niet overnemen.
Anders dan de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gebleken is van een relatie, laat staan een causaal verband, tussen de bij verdachte gediagnosticeerde ADHD en/of zijn impulsieve karakter enerzijds en zijn gedragskeuzen voor en tijdens de overval anderzijds. De rechtbank acht verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar ten aanzien van de jegens hem bewezen verklaarde handelingen met betrekking tot de overval op de [bedrijf 1]-supermarkt en het daarbij door verdachte gebruikte vuurwapen.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna ook: GBM) voor de duur van 12 maanden. In dit kader acht de officier van justitie het aangewezen dat verdachte in het kader van ITB-Plus wordt begeleidt, dat verdachte zal meewerken aan individuele therapie bij De Waag, dat verdachte zal meewerken aan het dagbestedingsproject van Titan en dat verdachte zal meewerken aan Multi System Therapy bij De Waag.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die hij inmiddels in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een forse voorwaardelijke jeugddetentie. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat, onverlet de ernst van de bewezen verklaarde feiten, dit betekent dat spoedig met het behandeltraject binnen de GBM kan worden begonnen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de na te noemen rapporten is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 23 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Voor wat betreft de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan overweegt de rechtbank dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt.
Bij de gewapende overval is het aanwezige personeel – voornamelijk jongeren – ernstig bedreigd met een vuurwapen en een stroomstootwapen, waarbij enkele personen daadwerkelijk stroomstoten zijn toegediend. Een aantal personeelsleden zijn daarbij ook -soms fors- mishandeld. Voor de slachtoffers moet de overval een bijzonder traumatische gebeurtenis zijn geweest, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [getuige 1]. Hierin wordt benadrukt wat een enorme uitwerking de overval op hem heeft gehad en hoe zijn leven hierdoor nog immer negatief wordt beïnvloed. Dit bewezen verklaarde feit roept daarnaast algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij op, in het bijzonder bij winkelpersoneel, dat via de media op de hoogte raakt van dit soort feiten.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning en een (voltooide) inbraak in een woning. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woningen als bij de buurtbewoners. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling.
Gelet op de bijzondere ernst en het aantal van de door verdachte gepleegde feiten acht de rechtbank in ieder geval oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke jeugddetentie onontkoombaar. Daarnaast zal de rechtbank verdachte ook een deel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, niet alleen om verdachte ervan weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen, maar evenzeer om bij recidive de maatschappij wederom voor een relatief lange tijd tegen verdachte te kunnen beveiligen. De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd, welke op 2 jaar wordt gesteld zal dienen te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Het volgen van de eis van de officier van justitie zou in dit licht, gelet op de sinds 1 juli 2008 inwerking getreden Wet voorwaardelijke invrijheidstelling, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zekerheid hebben gegeven dat verdachte bij recidive alsnog een aan de onderhavige feiten te relateren substantieel en daarom ook door verdachte serieus te nemen periode van jeugddetentie zou moeten ondergaan. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank betrokken dat verdachte tevens een gedragsbeinvloedende maatregel ex artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht met een ingrijpend en deels vrijheidsbeperkend karakter zal worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het kader van de straftoemeting acht geslagen op
de nog jeugdige leeftijd van verdachte en op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent zijn deels verminderde toerekeningsvatbaarheid,
Betreffende de (duur van de) jeugddetentie en eventueel verdere in het belang van de ontwikkeling van verdachte op te leggen maatregelen heeft de rechtbank voorts kennis genomen van:
- de over verdachte opgemaakte rapporten van de eerder genoemde deskundigen Gallé, Holtman en Matser;
- het Plan van Aanpak van Bureau Jeugdzorg Utrecht van 11 april 2011;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 april 2011.
Naast hetgeen in het rapport van de deskundigen Holtman en Matser is opgemerkt over de geestesgesteldheid van verdachte, waarover de rechtbank reeds onder het kopje ‘de strafbaarheid van de verdachte’ heeft overwogen en waarnaar zij hier verwijst, wordt in voornoemd rapport het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel geadviseerd. Zowel de Raad voor de Kinderbescherming als Bureau Jeugdzorg ondersteunen dit advies, waarbij zij adviseren de gedragsbeïnvloedende maatregel ex artikel 77w Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van één jaar. Inhoudelijk dient deze maatregel te bestaan uit ITB-Plus (inclusief een periode van huisarrest), een door verdachte te volgen individuele therapie bij De Waag, het door verdachte meewerken aan het dagbestedingsproject van Titan en MST bij De Waag.
De rechtbank heeft in haar oordeel tevens meegenomen dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zijn levensstijl wil veranderen en dat hij aan de gedragsbeïnvloedende maatregel wenst mee te werken. Ook verdachtes vader heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij en zijn echtgenote aan deze maatregel, indien deze door de rechtbank wordt opgelegd, zullen meewerken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel onder de door de Raad voor de Kinderbescherming geschetste voorwaarden in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Om deze redenen acht de rechtbank dan ook oplegging van de hiervoor omschreven gedragsbeïnvloedende maatregel passend en geboden.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [getuige 1] vordert een schadevergoeding van € 1.899,36 voor feit 1 onder parketnummer 16/512354-10. De verdediging heeft tegen deze vordering geen verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 24 april 2009 dient te worden afgewezen, nu zij tenuitvoerlegging daarvan thans niet opportuun acht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij met de officier van justitie van oordeel is dat dit, in het licht van de opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel, geen meerwaarde heeft.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wc, 77gg, 300, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/512898-09 onder 2 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte zich niet houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- legt op aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 jaar, bestaande uit:
* deelname aan het ITB-plusprogramma zoals omschreven in het advies van Bureau Jeugdzorg, uit te voeren door Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling jeugdreclassering;
* het meewerken aan individuele therapie bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie te Utrecht;
* het meewerken aan het dagbestedingsproject van Titan te Utrecht, totdat verdachte, nadat hij daartoe vooraf de instemming heeft verkregen van Bureau Jeugdzorg een andere, en naar het oordeel van Bureau Jeugdzorg voldoende passende en intensieve, dagbesteding heeft gevonden in de vorm van onderwijs en/of werk;
* het meewerken aan de Multi System Therapy bij De Waag;
-beveelt dat als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 1] van € 1.899,36, waarvan € 49,36 ter zake van materiële schade en € 1.850,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige 1], € 1.899,36 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 april 2011.
Mr. Kuijer en mr. Severeijns zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.