ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ2923

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-514079-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot jeugddetentie voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid van minderjarigen

Op 8 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee minderjarige meisjes, respectievelijk 8 en 9 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 en 5 oktober 2010 de meisjes op ongepaste wijze heeft aangeraakt op de openbare weg, wat leidde tot grote schrik bij de slachtoffers en hun ouders. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 50 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Ook is er een rapport van een psycholoog in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.

De rechtbank heeft de verdachte daarnaast een werkstraf van 30 uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende jeugddetentie van 15 dagen kan worden toegepast. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden gesteld aan de voorwaardelijke straf, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan behandelingen voor agressie- en seksualiteitsproblemen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken van andere beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/514079-10
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. E. Olof, advocaat te Zeist
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 februari 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
T.a.v. feit 1: een meisje (destijds 9 jaar) heeft aangerand door haar in de borst te knijpen.
T.a.v. feit 2: een meisje (destijds 8 jaar) heeft aangerand door haar borst(en) en bil(len) aan te raken.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is derhalve geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 5 oktober 2010 te Amersfoort, door een feitelijkheid [aangever 1] (geboren op [2000]) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het in de borst(en) van die [aangever 1] knijpen en bestaande die feitelijkheid uit het onverhoeds en/of zodanig onverwachts en/of snel handelen dat die [aangever 1] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken;
2.
op 2 oktober 2010 te Amersfoort, door feitelijkheden [aangever 2] (geboren op
[2001]) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het met zijn hand wrijven over de borst(en) van die [aangever 2] en wrijven over de bil van die [aangever 2] en bestaande die feitelijkheden uit het onverhoeds en/of zodanig onverwachts en/of snel handelen dat die [aangever 2] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 en 2: Telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 50 dagen waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van jeugdreclassering in het kader van de maatregel Hulp en Steun, zich onder behandeling stelt van Centrum Maliebaan en B-Open, meewerkt aan urinecontroles en zich onder behandeling stelt van De Waag of soortgelijke instelling, ook als dat inhoudt een gezinsbehandeling.
Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 uren jeugddetentie en opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van het onherroepelijk worden van het vonnis.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair om geen werkstraf op te leggen, zodat verdachte gestimuleerd wordt de goede weg voort te zetten. Subsidiair verzoekt de raadsman om een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Voorts acht de raadsman bij een voorwaardelijke straf een proeftijd van één jaar voldoende. Dit omdat verdachte al zijn afspraken nakomt, hij gesteund wordt door zijn ouders en hij zelf inziet dat er iets moet gebeuren.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf(fen) heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in ieder geval op 2 en 5 oktober 2010 schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van 2 meisjes van destijds 8 respectievelijk 9 jaar oud. Verdachte heeft beide meisjes onverhoeds aangeraakt op de borst(en) en/of bil. Verdachte pleegde deze handelingen op de openbare weg waar de meisjes zich veilig waanden. Zowel de slachtoffertjes als hun ouders zijn erg geschrokken van deze ontuchtige handelingen. Verdachte heeft hierdoor hoogst ongepast gedrag vertoond en blijk gegeven van weinig respect voor dergelijke jonge meisjes.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte een intensieve begeleiding van de jeugdreclassering te wachten staat en dat verdachte 10 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Dit laatste blijkt een grote indruk op verdachte te hebben gemaakt. Tenslotte heeft de rechtbank in zijn afweging betrokken dat deskundige drs. H.W.M.M. van de Berg, psycholoog, in zijn rapport d.d. 16 december 2010 concludeert dat verdachte met betrekking tot de hiervoor bewezenverklaarde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, welke conclusie door de rechtbank wordt overgenomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte allereerst een jeugddetentie voor de duur van 50 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk dient te worden opgelegd. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en maakt een verplichte begeleiding gedurende de op 2 jaar gestelde proeftijd door de jeugdreclassering mogelijk.
Daarnaast legt de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op van 30 uren.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 en 2: Telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 50 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden, dat verdachte tijdens de proeftijd :
a. zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Amersfoort (c.q. de Jeugdreclassering) in het kader van de maatregel Hulp en Steun;
b. zich onder behandeling stelt van B-Open;
c. geen soft- of harddrugs zal gebruiken en dat hij zich ter controle op de naleving van deze voorwaarde aan de door of vanwege de jeugdreclassering of de betreffende behandelinstelling aan te geven drugscontroles zal onderwerpen;
d. zich onder een behandeling voor agressieproblematiek en/of seksualiteitsproblemen van De Waag of een soortgelijke instelling zal stellen.
- draagt voornoemde reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 15 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. J.P. Killian en
mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 maart 2011.