ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4332

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711908-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met bedreiging van de heer [benadeelde] door verdachte en medeverdachten

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte, die samen met anderen heeft geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 maart 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht en is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [benadeelde] op 3 september 2010 aangifte heeft gedaan van een poging tot afpersing, waarbij hij verklaarde dat hij in juli 2010 een aanzienlijk geldbedrag had gewonnen en dat hij en zijn gezin ernstig bedreigd werden. De bedreigingen werden geuit via sms-berichten en telefoongesprekken, waarbij de rechtbank de inhoud van deze berichten als zeer bedreigend heeft gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook de stemherkenning van verdachte in de bedreigende telefoongesprekken als bewijs geaccepteerd, ondanks verweer van de raadsman.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verdachte als initiator van het afpersingsplan kan worden aangemerkt en dat hij samen met zijn medeverdachten overleg heeft gevoerd over de afpersing. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral de impact op het slachtoffer en zijn gezin, en heeft verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf had geëist van 24 maanden, en heeft verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711908-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1966] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Utrecht,
locatie Nieuwegein
raadsman mr. A.C.J. Nettenbreijers, advocaat te [woonplaats]
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen;
Feit 2: samen met anderen de heer [benadeelde] heeft bedreigd met de dood.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], de dreigbrief, de bevindingen met betrekking tot de aanschaf van de prepaid mobiele telefoons door [medeverdachte], het overzicht met paallocaties en de historische printgegevens met betrekking tot het gebruik van deze telefoons en de telefoons van verdachte en van de medeverdachten, de print van de taps van de bedreigende telefoongesprekken naar het restaurant van aangever [benadeelde], de bedreigende sms-berichten, de observaties naar aanleiding van de inzet van de IMSI-catcher, alsmede op de observaties op de locatie waar de overdracht van het geld zou moeten plaatsvinden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zich onvoldoende overtuigend bewijs in het dossier bevindt om verdachte te veroordelen tot hetgeen aan hem ten laste is gelegd. Het schrijven van de dreigbrief is allereerst gedaan door medeverdachte [medeverdachte]. Daarnaast heeft [medeverdachte] ook de sms-berichten verstuurd op 02 september 2010. Verdachte bevond zich op dat moment in Rotterdam. Ook op de overige dagen zijn door verdachte geen sms-berichten verstuurd, noch zijn de bedreigende telefoongesprekken naar het restaurant van [benadeelde] door hem gevoerd. Bij verdachte zijn evenmin gegevens aangetroffen die wijzen op zijn aandeel daarbij. De historische verkeersgegevens laten zien dat die periode slechts enkele malen kort telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte enerzijds en medeverdachte [medeverdachte] anderzijds. Dit contact was te summier om gedegen overleg te kunnen voeren over de afpersing.
De aanname in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2011 met betrekking tot de inzet van de IMSI-catcher is in de visie van de raadsman niet eenduidig. Het wegvallen van het signaal van de telefoon waarmee bedreigende sms-berichten zijn verstuurd op het moment van het wegrijden van de auto met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], kan er volgens hem ook op wijzen dat de telefoon zich bij medeverdachte [medeverdachte] in zijn woning bevond en dat hij deze op dat moment van wegrijden van de auto heeft uitgeschakeld. De conclusie dat de telefoon zich op dat moment hoogstwaarschijnlijk in de wegrijdende auto bevond, kan in ieder geval niet zonder meer worden getrokken.
Ook de conclusies door verbalisanten met betrekking tot de stemherkenning van verdachte zijn volgens de raadsman ondeugdelijk. Er is sprake van een zekere mate van vooringenomenheid, aangezien jegens verdachte op dat moment reeds enige verdenking in deze zaak bestond. Bovendien zijn de bevindingen met betrekking tot de stemherkenning onvoldoende onderbouwd, terwijl de verbalisanten die de conclusie hebben getrokken dat het de stem van verdachte zou zijn, geen deskundigen zijn op dat gebied.
Voorts wijst de raadsman erop dat verdachte zich ten tijde van de voorgenomen geldoverdracht op zijn werkplek in Rotterdam bevond. Er is die dag ook geen enkel telefonisch overleg tussen medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] enerzijds en verdachte anderzijds.
De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] zijn ten slotte niet geloofwaardig, aldus de raadsman. Volgens hem zijn deze verklaringen gebaseerd op onwaarheden. Dat volgt alleen al uit de omstandigheid dat hij meermalen zijn verklaring heeft aangepast, dan wel aangevuld. Dat de verklaringen op onwaarheden zijn gebaseerd, kan ook worden afgeleid uit de verklaring van [medeverdachte] zelf, inhoudende dat hij in die periode veel alcohol nuttigde en dat hij daardoor veel is vergeten. Voorts had [verdachte] geen enkel motief voor het plegen van de tenlastegelegde feiten.
De raadsman heeft eveneens verweer gevoerd tegen de kwalificatie van de ten laste gelegde feitelijkheden als een poging tot afpersing. Aangezien [benadeelde] reeds op 3 september 2010 aangifte heeft gedaan en een en ander vanaf dat moment in verregaande mate door de politie is gecoördineerd, was volgens de raadsman sprake van een ondeugdelijke poging. Niet gebleken is dat aangever [benadeelde] op enig moment heeft overwogen op de eisen van de verdachten in te gaan. Er was geen enkele reële kans dat de poging zou slagen, omdat het gekozen object volstrekt ongeschikt was om het beoogde doel te realiseren. De raadsman is dan ook van mening dat het onder 1 tenlastegelegde ook op die grond niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande is de raadsman van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde], wonende te [woonplaats], heeft op vrijdag 3 september 2010 aangifte gedaan van een poging tot afpersing. Hij heeft daarin onder andere verklaard dat hij op 20 juli 2010 in het casino in Nijmegen een geldbedrag van 1,6 miljoen euro had gewonnen en dat hij en zijn gezin op het moment van aangifte ernstig bedreigd werden .
Uit het naar aanleiding hiervan ingestelde politieonderzoek blijkt dat deze bedreigingen als volgt tegen [benadeelde] werden geuit:
dreigbrief
Allereerst is een dreigbrief naar het restaurant van aangever [benadeelde] te [woonplaats] verstuurd. [benadeelde] maakt hiervan melding tijdens een gesprek dat hij in oktober 2010 met de politie heeft gevoerd. De envelop waarin deze brief is verstuurd is gestempeld op 30 augustus 2010. De brief meldt dat [benadeelde] € 150.000,- diende te betalen, dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij niet betalen, dat de politie er buiten gehouden moet worden, dat verdachte en zijn mededaders contacten hebben bij de politie, dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden, dat verdachte en zijn mededaders gewapend zijn en dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden .
Sms-berichten
Vervolgens zijn sms-berichten verstuurd naar [benadeelde]. In zijn aangifte heeft [benadeelde] verklaard dat hij op 2 september 2010 op zijn mobiele telefoon sms- berichten heeft ontvangen met de navolgende inhoud: “Ga in op onze eis ja of mee,”en “Je kunt wel niet reageren maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee gaat”. Op 3 september 2010 ontving aangever [benadeelde] sms-berichten met onder meer de navolgende inhoud: “Geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je hebt gewonnen”, en “Wij letten op je [naam], wil je dat er iets gebeurt met je familie, 150.000 net als Hongkong betalen”, en “Hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan, wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee” .
In een aanvullende verklaring afgelegd op 6 september 2010 heeft aangever [benadeelde] verklaard op en na 3 september 2010 opnieuw bedreigende sms-berichten te hebben ontvangen. Op 03 september 2010, ontving hij nog een sms-bericht met de navolgende tekst: “Wij hebben zojuist rest gebeld, betalen 150.000, snel, anders gebeuren ongelukken”. Op 04 september ontving hij berichten met de tekst: “5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht”, en “Wedding of funeral off your daughter”. Op 06 september 2010 volgden sms-berichten met de tekst: “Wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog. Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten” en “Als ik jou was zou ik voor vanavond 18.00 reageren, je was al akkoord je weet de gevolgen” .
Naar aanleiding van de aangifte zijn de telefoonnummers waarvandaan de sms-berichten zijn verstuurd, evenals de telefoonnummers in gebruik bij aangever, afgeluisterd en opgenomen. De historische verkeersgegevens hebben de aangifte van [benadeelde] tot zover bevestigd . Daarnaast laten de historische verkeersgegevens nog een aantal andere bedreigende sms-berichten zien. Op 06 september 2010 is nog een bericht verstuurd met de tekst: “Morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij”. Op 07 september volgden vervolgens de volgende sms-berichten: “Je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag, instructies volgen”, en “Zorg dat je om 15.00 uur op de zaak bent”, en “Pakje waterdicht verpakken”, en “Loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier man in de gaten gehouden”, en “Je hebt de politie erbij gehaald, dom van je”, en “Morgen hoor je meer, heel dom van je”, “De politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar veel achterom”, en “We knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang, ben je weer de politie aan het inlichten”, en “Je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons, wij maken onze eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst”. Op 08 september 2010 volgde tot slot een sms-bericht met de tekst: “Weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie” .
telefoongesprekken
Op 4 september 2010 zijn eveneens twee bedreigende telefoongesprekken binnengekomen bij werknemers van het restaurant waarvan aangever [benadeelde] de beheerder is. Getuige [getuige 1] die het eerste telefoongesprek heeft aangenomen, heeft verklaard dat een onbekende man tegen hem zei dat [voornaam benadeelde] (lees: aangever) moest betalen en dat [voornaam benadeelde] maandag instructies zou krijgen en dat wanneer [voornaam benadeelde] niet zou betalen [voornaam benadeelde] de bruiloft van zijn dochter niet mee zou maken . Het tweede telefoongesprek is aangenomen door getuige [getuige 2]. Zij heeft verklaard dat een onbekende man zei dat [voornaam benadeelde] maandag zou horen wat hij moest doen en dat hij binnen een uur moest reageren . Beide gesprekken zijn opgenomen en weergegeven in uitgewerkte taps .
De betrokkenheid van de verschillende verdachten
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte]) heeft ter terechtzitting in de hoedanigheid van getuige (zoals hierna voor al zijn verklaringen geldt) verklaard dat het idee de afpersing te plegen afkomstig was van verdachte. Met hem had hij ook gesproken over de dreigbrief, die hij uiteindelijk zelf heeft opgesteld en verzonden. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat hij op 2 september 2010 op aanraden van verdachte een mobiele telefoon heeft gekocht om bedreigingen mee te uiten richting [benadeelde]. Hiermee heeft [medeverdachte] op 2 september de eerste bedreigende sms-berichten verstuurd, aldus [medeverdachte].
Op 3 september heeft hij de telefoon niet in zijn handen gehad, maar verdachte. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die dag wel continu in het bijzijn van verdachte is geweest. Verdachte heeft volgens hem die dag sms-berichten met de telefoon verstuurd naar [benadeelde], onder andere op het moment dat ze in [woonplaats] waren. De historische verkeersgegevens bevestigen dat één van de bedreigende sms-berichten die dag in [woonplaats] met de desbetreffende telefoon is verstuurd .
Door verdachte is ter terechtzitting erkend dat hij op 3 september 2010 een groot deel van de dag in het bijzijn van [medeverdachte] is geweest.
[medeverdachte] heeft voorts verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) zich op 3 september 2010 aan het begin van de avond bij hem en verdachte heeft gevoegd. Verder was er niemand bij hen. Zowel verdachte als [medeverdachte 2], deze laatste in diens hoedanigheid van getuige (zoals hierna voor al zijn verklaringen geldt) heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
In de daarvoor gelegen uren is er reeds veelvuldig (tien maal) telefonisch contact geweest tussen enerzijds het nummer van mobiele telefoon van [medeverdachte 2] en anderzijds het nummer van de privé mobiele telefoon van [medeverdachte], zo laten de historische verkeersgegevens zien . [medeverdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] die avond over de afpersing van [benadeelde] is geïnformeerd, waarna [medeverdachte 2] heeft toegezegd met de afpersing mee te zullen doen. Volgens [medeverdachte] heeft [medeverdachte 2] daarbij gezegd: “Al moet ik vijf jaar zitten”.
Kort na de aankomst van [medeverdachte 2] bij [medeverdachte] is door aangever [benadeelde] een sms-bericht verzonden naar de telefoon waarmee de bedreigende sms-berichten zijn verstuurd, inhoudende dat hij bereid is te betalen. .
Zowel [medeverdachte 2] als verdachte hebben ter terechtzitting verklaard dat ze die avond door de vrouw van [medeverdachte 2] met de auto met kenteken [kenteken], welke op naam staat van [medeverdachte 2], zijn opgehaald bij het huis van [medeverdachte] aan de [adres] te [woonplaats]. Observaties laten zien dat de desbetreffende auto die dag om 22:45 uur voor het huis van [medeverdachte] stond. Op 22:50 uur reed de auto vervolgens weg .
Die avond is tevens een IMSI-catcher ingezet. Deze laat zien dat de mobiele telefoon waarmee de bedreigende sms-berichten zijn verstuurd, zich in de zeer nabije omgeving van de woning aan de [adres] te [woonplaats] bevond. Kort nadat de auto met kenteken [kenteken] wegreed, was deze telefoon niet meer in het bereik van de IMSI-catcher. De observant die dit onderzoek heeft uitgevoerd trekt hieruit de conclusie dat het aannemelijk is dat de desbetreffende mobiele telefoon zich in de weggereden auto met kenteken [kenteken] bevond .
[medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die telefoon iet bij zich had, maar dat het zou kunnen dat [verdachte] op dat moment de telefoon bij zich had in de auto..[medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat [medeverdachte] en verdachte de volgende dag, op zaterdag 4 september 2010, naar zijn huis zijn gekomen. Ze arriveerden daar rond 14:30 uur. Voorafgaand aan dat tijdstip hebben zij alle drie telefonisch contact met elkaar gehad. De bedreigende sms-berichten die op 4 september zijn verstuurd, zijn na dat tijdstip, dus toen zij met drieën bij elkaar waren, verzonden . Ook hebben de telefonische bedreigingen naar het restaurant toen plaatsgevonden. Zowel [medeverdachte], als [medeverdachte 2], als verdachte hebben ter terechtzitting bevestigd dat ze die middag in elkaars nabijheid waren in de garage van [medeverdachte 2]. Ook op dat moment was er niemand anders bij hen. [medeverdachte] heeft met betrekking tot de telefoongesprekken verklaard dat hij het nummer van het restaurant heeft opgevraagd. Verdachte heeft de beide telefoongesprekken gevoerd, maar hij, [medeverdachte], wist wel van de strekking af, aldus [medeverdachte]. Volgens hem bestaat de garage waarvandaan verdachte belde uit drie compartimenten en bevond [medeverdachte 2] zich tijdens de gesprekken bij de achterdeur, verdachte in het middengedeelte en hijzelf bij de voordeur. Hij hield daar de wacht. [medeverdachte 2] heeft net als [medeverdachte] verklaard dat hij zich op het moment dat de telefoongesprekken moeten zijn gevoerd, weliswaar in de garage bevond, doch in een ander compartiment. Zowel [medeverdachte] als [medeverdachte 2] heeft bovendien verklaard dat zij de gesprekken zelf niet gehoord hebben. Naar aanleiding van het ten gehore brengen van de beide gesprekken ter terechtzitting , heeft [medeverdachte] aangegeven daarin de stem van verdachte te herkennen. [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie verklaard de stem van verdachte te herkennen als degene die de gesprekken heeft gevoerd . Ook twee verbalisanten hebben de stem van de inbeller herkend als de stem van [verdachte], zijnde verdachte .
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 6 september 2010 opnieuw bedreigende sms-berichten naar [benadeelde] heeft gestuurd. Hij had daarover op 4 september 2010 met [medeverdachte 2] en verdachte gesproken. Op 6 september 2010 was verdachte in Rotterdam, maar hij heeft die dag wel telefonisch contact met hem gehad, aldus [medeverdachte]. Volgens hem heeft hij die dag aan verdachte laten weten dat hij en [medeverdachte 2] het de volgende dag zouden oplossen. Verdachte had daarmee ingestemd. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat er op 6 september 2010 telefonisch contact tussen hem en [medeverdachte] heeft plaatsgevonden. Ook de historische verkeersgegevens bevestigen het telefonische contact tussen beiden en het verblijf van verdachte in Rotterdam . Met [medeverdachte 2] heeft hij die avond weer gesproken over de afpersing, zo luidt de verklaring van [medeverdachte]. Hij was toen weer bij [medeverdachte 2] langs gegaan. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte] vanaf 18:30 uur bij hem was. De historische verkeersgegevens laten zien dat nadien nog een bedreigend sms-bericht naar [benadeelde] is verstuurd, terwijl de telefoon waarvandaan het sms-bericht afkomstig was, aanstraalde op de paallocatie nabij de woning van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest die de sms-berichten op 7 september 2010 heeft verstuurd met betrekking tot de locatie en het tijdstip van de overdracht. Volgens [medeverdachte] had hij de ontmoetingsplek die ochtend samen met [medeverdachte 2] uitgezocht en is [medeverdachte 2] uiteindelijk ook op die plek op de uitkijk gaan staan. Ze hebben de actie na korte tijd echter afgeblazen, omdat zij het idee hadden dat er politie aanwezig was, aldus [medeverdachte]. [medeverdachte 2] heeft bevestigd dat hij op de desbetreffende dag en plaats op de uitkijk heeft gestaan voor politie. De verklaring van [medeverdachte] vindt voor wat betreft de verkenning en de poging de overdracht plaats te laten vinden eveneens bevestiging in de observaties van diverse verbalisanten .
De sms-berichten laten zien dat de poging de afpersing te laten plaatsvinden in de avond van 7 september 2010 wordt hervat. De telefoon waarmee deze sms-berichten zijn verstuurd, straalt die avond aan op de paallocatie nabij de woning van [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze berichten heeft verstuurd en dat hij over de inhoud van deze berichten contact heeft gehad met [medeverdachte 2]. Dat geldt ook voor de berichten die naar [benadeelde] zijn verstuurd op 08 september 2010 in de ochtend.
Het onderzoek telecommunicatie laat zien dat [medeverdachte] later op 8 september 2010 naar [medeverdachte 2] belt met de mededeling dat de overdracht op een ander tijdstip moet plaatsvinden. [medeverdachte 2] reageert daarop met de woorden: “Laat ‘m maar even in de piepzak zitten” . Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 2] bevestigd dat hij deze woorden heeft gebruikt.
De bruikbaarheid van voornoemde bewijsmiddelen
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Vanaf het moment dat [medeverdachte] heeft aangegeven met de waarheid te zullen komen, is hij consistent geweest in zijn verklaringen. Bovendien kunnen zijn verklaringen worden verankerd in objectieve gegevens zoals taps, paallocaties, observaties en gedeeltelijk ook in de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], waaruit volgt dat verdachte en de medeverdachte samen waren op cruciale momenten waarop werd gepoogd [benadeelde] af te persen, zoals op 3 september 2010, toen sms-berichten naar [benadeelde] werden verzonden en de middag van 4 september 2010 toen de twee dreigtelefoontjes werden gepleegd.
Het verweer van de raadsman dat de stemherkenning niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Ten minste vier verschillende personen zijn tot de conclusie gekomen dat zij in het geluidsfragment van de bedreigende telefoongesprekken naar het restaurant van [benadeelde] de stem herkennen van verdachte. Allereerst is deze stem herkend door twee verbalisanten, zoals hiervoor weergegeven. Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat ten tijde van de stemherkenning sprake was van vooringenomenheid, wijst de rechtbank erop dat de afluisterende brigadier van politie er voorafgaand aan het afluisteren van het tweede bedreigende telefoongesprek nog vanuit ging dat het gesprek gevoerd zou gaan worden door de ambtshalve bekende Roy de Koning, doch dat hij eerst ten tijde van het gesprek tot de conclusie kwam dat het de stem was van de hem ambtshalve bekende [verdachte], oftewel verdachte . Daarnaast acht de rechtbank van belang dat zowel [medeverdachte] als [medeverdachte 2] heeft verklaard de stem van verdachte te herkennen in het geluidsfragment. [medeverdachte 2] zwakt dit ter zitting weliswaar enigszins af in die zin dat hij toen heeft verklaard dat het zou kunnen dat het de stem van verdachte is, maar tegenover de politie is hij heel stellig in zijn herkenning. De beide medeverdachten kennen verdachte goed en worden dan ook door de rechtbank in staat geacht deze stem te herkennen. Daarnaast wordt door andere bewijsmiddelen bevestigd dat het gesprek door verdachte gevoerd moet zijn. De historische verkeersgegevens laten zien dat de gesprekken vanuit de nabijheid van de woning van [medeverdachte 2] zijn gevoerd. De paallocaties behorend bij deze gesprekken wijzen daarop . Zowel [medeverdachte], [medeverdachte 2] als verdachte hebben bovendien zelf ter terechtzitting verklaard dat zij zich de desbetreffende middag in de garage bij de woning van [medeverdachte 2] bevonden. Daarnaast is er geen enkele aanwijzing dat de stem op het geluidsfragment van medeverdachte [medeverdachte] of medeverdachte [medeverdachte 2] zou zijn. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat de betreffende bedreigende telefoongesprekken door verdachte zijn gevoerd.
Ook de bevindingen met betrekking tot de inzet van de IMSI-catcher acht de rechtbank bruikbaar voor het bewijs.,Gerelateerd is dat het signaal van de telefoon wegviel op het moment waarop de auto met daarin verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de plaats van het delict verlaten. In samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen en met name de verklaring van [medeverdachte 2] dat verdachte de telefoon op dat moment mogelijk bij zich had in de auto, acht de rechtbank deze bevindingen belastend in de zaak tegen verdachte.
Tezamen en in vereniging
Gelet op de verklaringen van [medeverdachte], in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij op geen enkele wijze bij de poging tot afpersing van [benadeelde] betrokken is geweest, niet geloofwaardig. [medeverdachte] wijst verdachte juist aan als de initiator achter het feit. Uit de verklaring van [medeverdachte] volgt dat verdachte reeds in augustus 2010 met [medeverdachte] heeft gesproken over de mogelijke afpersing van [benadeelde] en dat hij nadien op diverse momenten samen met [medeverdachte] en later ook met [medeverdachte 2] overleg heeft gehad over de aanpak van de afpersing en de strekking van de te sturen sms-berichten. Vastgesteld kan bovendien worden dat hij zelf bedreigingen jegens [benadeelde] heeft geuit door het sturen van bedreigende sms-berichten naar [benadeelde] op 3 september 2010 en het voeren van de telefoongesprekken naar het restaurant van [benadeelde] op 4 september 2010. Van de strekking van de sms-berichten die op 6 september zijn verstuurd heeft hij in ieder geval wetenschap gehad, alsmede van de omstandigheid dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] een en ander op 7 september 2010 zouden pogen op te lossen.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande een nauwe en bewuste samenwerking inhoudt in de zin van het tezamen en in vereniging plegen van een delict. Hiervoor is niet vereist dat alle uitvoeringshandelingen ook gezamenlijk zijn verricht. De samenwerking volgt uit de afspraken en overleggen waaraan verdachte heeft deelgenomen en zijn grote rol als initiator. De omstandigheid dat verdachte zich vanaf 06 september 2010 in Rotterdam bevond en feitelijk niet meer bij de laatste fase van de uitvoering aanwezig is geweest, maakt het voorgaande niet anders.
Het verweer dat [verdachte] geen motief had voor het plegen van de strafbare feiten wordt verworpen, voor een bewezenverklaring is niet vereist dat er gebleken is van een motief.
De kwalificatie van feit 1
Ten aanzien van het verweer dat de ten laste gelegde feitelijkheden niet kunnen worden gekwalificeerd als een poging tot afpersing, overweegt de rechtbank als volgt. Voor de bewezenverklaring is niet relevant in hoeverre degenen die als object van de afpsersing benaderd is al dan niet feitelijk gevoelig blijkt voor de op hem uitgeoefende druk. Vereist is slechts dat het middel dat daarbij wordt gehanteerd, naar objectieve maatstaven voldoende geschikt en daarmee deugdelijk is om het beoogde doel, in casu de verstrekking van geld aan verdachte en zijn medeverdachten, te bewerkstelligen. In de onderhavige zaak waren de door verdachte en zijn mededaders gebruikte middelen naar hun aard en inhoud geschikt om de afpersing te plegen.De dreigbrief, sms-berichten en telefoongesprekken naar het restaurant van [benadeelde] hebben laatstgenoemde daadwerkelijk bereikt en bij hem en zijn familie grote angst aangewakkerd. In zijn aanvullende verklaring heeft aangever [benadeelde] aangegeven, dat deze angst een zodanige omvang heeft aangenomen, dat hij samen met zijn familie zijn woonplaats [woonplaats] is ontvlucht . Bovendien zijn aan de zijde van verdachte en zijn mededaders geen andere omstandigheden aan te wijzen die in de weg zouden kunnen staan van de voltooiing van het beoogde delict, de afpersing van de heer [benadeelde].
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Aangezien het feitencomplex van feit 1 tevens een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht inhoudt, zoals ten laste gelegde onder feit 2, kan dit feit aan de hand van dezelfde bewijsconstructie eveneens wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 8 september 2010 te in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van 150.000 euro, geheel toebehorende aan die [benadeelde], tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders
een brief gestuurd naar het restaurant van die [benadeelde] inhoudende (zakelijk
weergegeven)
- dat die [benadeelde] 150.000,- diende te betalen;
- dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij
niet betalen;
- dat de politie er buiten gehouden moet worden en dat verdachte en zijn
mededaders contacten hebben bij de politie;
- dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden en dat verdachte
en zijn mededaders gewapend zijn;
- dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden;
en die [benadeelde] meermalen sms-berichten gestuurd, inhoudende:
- "ga in op onze eis, ja of nee" en
- "je kunt wel niet reageren, maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter
eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee
gaat" en
- "geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je
hebt gewonnen" en
- "wij letten op je [naam], wil je dat er iets gebeurt met je familie,
150.000 net als Hongkong betalen" en/of
- "hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan
wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee"
en
- "wij hebben zojuist rest gebeld betalen 150000 snel anders gebeuren
ongelukken" en
- "5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht"
en
- "wedding of funeral off your daughter" en
- "wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog.
Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en
je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten" en
- "als ik jou was zou ik voor vanavond 1800 reageren je was al akkoord je weet
de gevolgen" en
- "morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij" en
- "je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag
instructies volgen" en
- "zorg dat je om 1500 uur op de zaak bent" en
- "pakje waterdicht verpakken" en
- "loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de
brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier
man in de gaten gehouden" en
- "je hebt de politie er bij gehaald dom van je" en
- "morgen hoor je meer heel dom van je" en
- "de politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar
veel achterom" en
- "we knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang ben je
weer de politie aan het inlichten" en
- "je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons wij maken onze
eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst"
- "weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt
nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je
gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie",
en meermalen het restaurant van die [benadeelde] gebeld en daarbij tegen medewerkers
van het restaurant gezegd:
- "[voornaam benadeelde] krijgt vrijdag instructies waar die moet betalen, en dan gaat 'ie
betalen anders maakt zijn dochter de bruiloft niet mee, begrepen" en
- "Maandag krijgt [voornaam benadeelde] telefoon en dan gaat hij precies doen wat wij zeggen,
over een uur wil ik bericht van hem en geen politie", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 8 september 2010 te [woonplaats],
althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend
een brief gestuurd naar het restaurant van die [benadeelde] inhoudende (zakelijk
weergegeven)
- dat die [benadeelde] 150.000,- diende te betalen;
- dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij
niet betalen;
- dat de politie er buiten gehouden moet worden en dat verdachte en zijn
mededaders contacten hebben bij de politie;
- dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden en dat verdachte
en zijn mededaders gewapend zijn;
- dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden;
en die [benadeelde] meermalen sms-berichten gestuurd, inhoudende:
- "ga in op onze eis, ja of nee" en
- "je kunt wel niet reageren, maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter
eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee
gaat" en
- "geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je
hebt gewonnen" en
- "wij letten op je [naam], wil je dat er iets gebeurt met je familie,
150.000 net als Hongkong betalen" en
- "hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan
wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee"
en
- "wij hebben zojuist rest gebeld betalen 150000 snel anders gebeuren
ongelukken" en
- "5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht"
en
- "wedding of funeral off your daughter" en
- "wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog.
Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en
je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten" en
- "als ik jou was zou ik voor vanavond 1800 reageren je was al akkoord je weet
de gevolgen" en
- "morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij" en
- "je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag
instructies volgen" en
- "zorg dat je om 1500 uur op de zaak bent" en
- "pakje waterdicht verpakken" en
- "loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de
brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier
man in de gaten gehouden" en
- "je hebt de politie er bij gehaald dom van je" en
- "morgen hoor je meer heel dom van je" en
- "de politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar
veel achterom" en
- "we knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang ben je
weer de politie aan het inlichten" en
- "je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons wij maken onze
eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst"
- "weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt
nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je
gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie",
en meermalen het restaurant van die [benadeelde] gebeld en daarbij tegen medewerkers
van het restaurant gezegd:
- "[voornaam benadeelde] krijgt vrijdag instructies waar die moet betalen, en dan gaat 'ie
betalen anders maakt zijn dochter de bruiloft niet mee, begrepen" en
- "Maandag krijgt [voornaam benadeelde] telefoon en dan gaat hij precies doen wat wij zeggen,
over een uur wil ik bericht van hem en geen politie", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door meer verenigde personen
Feit 2: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zitting aangesloten bij het door de advocaat van medeverdachte [medeverdachte] gevoerde strafmaatverweer, kort gezegd inhoudende dat de gevorderde straf veel te hoog is in verhouding tot vergelijkbare zaken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen gepoogd € 150.000,00 van de heer [benadeelde] af te persen. Hij en zijn medeverdachten hebben daarbij tevens de heer [benadeelde] gedurende negen dagen vrijwel dagelijks op ernstige wijze bedreigd. Daarbij zijn ook gezinsleden van de heer [benadeelde] betrokken. Met name de bedreigingen jegens zijn dochter spreken boekdelen. Door de aanhoudende bedreigingen, hielden verdachte en zijn medeverdachten constant druk op de heer [benadeelde]. De druk die begon met de dreigbrief van 30 augustus 2010 was zodanig, dat de heer [benadeelde] en zijn familie zich uiteindelijk genoodzaakt voelden hun woonplaats [woonplaats] te ontvluchten. De rechtbank merkt de hele handelwijze aan als een zeer ernstige vorm van poging tot afpersing.
Verdachte was als initiator vanaf het begin bij het plan om de heer [benadeelde] af te persen betrokken. Hij kan dan ook volledig verantwoordelijk worden gehouden voor het plan. Hij heeft samen met zijn mededaders overleg gevoerd over de afpersing en daarnaast heeft hij zelf ook daadwerkelijk bedreigingen jegens het slachtoffer geuit per telefoon en sms-bericht. Met name de telefonische bedreigingen waren zeer indringend. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven noch blijk gegeven van empathie richting aangever en zijn familie.
De rechtbank rekent verdachte het voorgaande zwaar aan. Verdachte is totaal voorbij gegaan aan de impact van zijn daden op aangever en zijn familie.
De justitiële documentatie d.d. 30 november 2010 betreffende verdachte maakt melding van diverse eerdere veroordelingen, waaronder een veroordeling voor een afpersing in 1996 en een veroordeling tot een gevangenisstraf in 2005 voor onder meer overtreding van de Opiumwet, in combinatie met diverse vermogensdelicten. Ook in deze gevallen had verdachte met het oog op eigen financieel gewin strafbare feiten gepleegd. Gelet op de datum van deze veroordelingen zal de rechtbank hiermee bij haar strafoplegging geen rekening houden, doch de rechtbank rekent het verdachte wel aan dat hij niet heeft geleerd van fouten die hij in het verleden heeft gemaakt.
De ernst van het feit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat vanuit een oogpunt van vergelding en normhandhaving oplegging van een forse gevangenisstraf, waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel langer is dan het voorarrest, onontkoombaar. Om de kans op recidive te verkleinen, zal de rechtbank een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
De bewezenverklaring van beide feiten is gebaseerd op één feitencomplex. Er is daarom sprake van een eendaadse samenloop, zodat de op te leggen straf gelet op het bepaalde in artikel 55 Wetboek van Strafrecht wettelijk slechts gebaseerd mag zijn op de hoofdstraf welke is gesteld op (poging tot) afpersing.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 55, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door meer verenigde personen
Feit 2: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 maart 2011.