ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4807

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/504136-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

Op 13 april 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1971 en thans verblijvende in P.I. Utrecht, had afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de gemachtigde raadsman mr. P.R. de Korte, en de individueel trajectbegeleider, de heer M. van Doorn, gehoord.

De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bekeken, waaronder een eerder vonnis van 5 oktober 2010 waarin de maatregel was opgelegd voor de duur van twee jaar. De raadsman heeft verzocht om een tussentijdse toetsing na zes maanden, maar de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is en dat er geen reden is voor een tussentijdse toetsing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het ISD-traject op schema ligt en dat de veroordeelde meewerkt aan de behandeling. Er zijn geen aanwijzingen dat de behandeling niet zal worden voortgezet. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de raadsman om een tussentijdse toetsing afgewezen en besloten dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet. De beslissing is genomen op basis van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/504136-10
Datum uitspraak: 13 april 2011
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[veroordeelde],
geboren te Utrecht op [1971],
thans verblijvende in P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 5 oktober 2010 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
- het verzoek van raadsvrouwe mr. E.D. van Elst, ingediend namens de veroordeelde, d.d. 3 maart 2011 inhoudende het verzoek aan de rechtbank zich uit te laten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, daar er nog geen begin is gemaakt met het opstellen van een verblijfsplan en veroordeelde nog in het Huis van Bewaring verblijft;
- een memo van de heer M. van Doorn, individueel trajectbegeleider en verbonden aan P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein, d.d. 6 april 2011 en gericht aan veroordeelde, waarin veroordeelde erop gewezen wordt dat de voortzetting van het ISD-traject enkel kan doorgaan als veroordeelde zich houdt aan de door hem ondertekende voorwaarden en de normale fatsoensnormen in acht neemt.
- een voortgangsverslag van de heer M. van Doorn, individueel trajectbegeleider en verbonden aan P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein d.d. 12 april 2011, waarin wordt geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 13 april 2011, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie,
de gemachtigde raadsman, mr. P.R. de Korte, advocaat te Utrecht,
de individueel trajectbegeleider, de heer M. van Doorn.
De veroordeelde heeft afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting aanwezig te zijn en hiertoe een schriftelijke afstandsverklaring aan de rechtbank doen toekomen.
OVERWEGINGEN:
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat inmiddels is aangevangen met de behandeling van veroordeelde en dat het verzoek, gedaan bij brief d.d. 3 maart 2011, tot opheffing van de ISD-maatregel niet langer aan de orde is. Reden voor zijn afwezigheid ter terechtzitting is dat veroordeelde een intakegesprek heeft bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling Roosenburg. Veroordeelde is gemotiveerd om aan een klinische behandeling mee te werken. Wel verzoekt de raadsman, op grond van artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, om een tussentijdse toetsing na 6 maanden om te bezien of de behandeling doorgaat. Veroordeelde is wel gedetineerd in P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein, maar zit niet op de behandelafdeling. Nadat veroordeelde het memo van de heer M. van Doorn, d.d. 6 april 2011, heeft ontvangen, zijn bij hem de ogen geopend. Veroordeelde werkt nu mee.
De heer Van Doorn heeft ter terechtzitting verklaard dat veroordeelde op de ISD-afdeling met gevangenenregime verblijft. De behandeling van veroordeelde is niet laat op gang gekomen. Het traject loopt op schema en binnen de hiertoe vastgestelde procedurele termijnen. Er is 4 tot 6 maanden nodig om een veroordeelde te observeren, stabiliseren en te motiveren, voordat tot een klinische opname over kan worden gegaan.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het verzoek van de raadsman betreffende een tussentijdse toetsing dient volgens de officier van justitie te worden afgewezen. Hiertoe bestaat geen noodzaak.
De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek ter zitting blijkt dat het ISD-traject op schema ligt. De veroordeelde werkt hieraan mee. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen die erop wijzen dat de behandeling niet zal worden voortgezet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen tussentijdse toets dient plaats te vinden. Het verzoek van de raadsman aan de rechtbank om te bepalen dat de noodzaak van de voorzettting van de maatregel – met toepassing van artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht – na verloop van 6 maanden nogmaal wordt getoetst, wordt afgewezen.
Tevens ziet de rechtbank geen aanleiding de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank wijst af het verzoek tot een tussentijdse toets na 6 maanden.
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd, wordt voortgezet.
Aldus gedaan door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. R.P. den Otter, rechters, bijgestaan door mr. L.P. Stapel als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van Mr. J. Ebbens is niet in de gelegenheid deze beslissing mee te ondertekenen.