ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7177

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
300083 - HA ZA 11-126
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op arbitraal beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar vanwege de verwevenheid tussen de hoofdzaak en de vrijwaringszaak

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Utrecht, is er een geschil ontstaan tussen A. Hak Infranet B.V. en Vitens N.V. over de toepassing van een arbitraal beding. Vitens vorderde dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde op basis van een overeenkomst waarin een arbitraal beding was opgenomen, dat geschillen uitsluit van de gewone rechter en voorlegt aan arbiters. A. Hak erkende de geldigheid van het arbitraal beding, maar voerde aan dat de redelijkheid en billijkheid in deze specifieke omstandigheden zich verzetten tegen de toepassing ervan. De rechtbank heeft de procedure in het incident beoordeeld en geconcludeerd dat de vordering van Vitens moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verwevenheid tussen de hoofdzaak en de vrijwaringszaak een beoordeling door een andere instantie onaanvaardbaar maakt. Dit oordeel is gebaseerd op de verwachting dat de feiten in de hoofdzaak invloed zullen hebben op de beoordeling in de vrijwaringszaak, wat de keuze voor arbitrage onwenselijk maakt. De rechtbank heeft bovendien besloten om de beslissing over de kosten van het incident aan te houden tot er in de hoofdzaak een uitspraak is gedaan. Het vonnis is uitgesproken op 25 mei 2011 door mr. S.C. Hagedoorn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 300083 / HA ZA 11-126
Vonnis in incident van 25 mei 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A. HAK INFRANET B.V.,
gevestigd te Tricht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P. van den Broek.
Partijen zullen hierna A. Hak en Vitens genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Vitens vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Tussen partijen is een overeenkomst gesloten waarin is verwezen naar de UAV T.I. 1992. De UAV bevat in paragraaf 49 een arbitraal beding waarin is bepaald dat geschillen met uitsluiting van de gewone rechter worden voorgelegd aan arbiters overeenkomstig de regelen van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland. A. Hak erkent dat dit arbitraal beding op de relatie tussen partijen van toepassing is. Zij stelt zich echter dat de redelijkheid en billijkheid zich in de omstandigheden van dit geval verzetten tegen toepassing van het arbitraal beding.
2.2. De onderhavige zaak is een vrijwaringszaak. In de hoofdzaak zijn beide partijen gedagvaard door Nationale Nederlanden N.V. op grond van een door Nationale Nederlanden gestelde onrechtmatige daad. Deze vrijwaringszaak heeft tot onderwerp de vraag of A. Hak, indien zij in de hoofdzaak aansprakelijk wordt gehouden, haar schade op Vitens kan verhalen. A. Hak stelt dat zij gewerkt heeft op basis van de instructies van Vitens. Zowel in de hoofdzaak als, bij toewijzing van de vordering tegen A. Hak, in de vrijwaringszaak zal aan de orde moeten komen hoe het werk is uitgevoerd en welke instructies Vitens daarbij heeft verstrekt. Het feitencomplex in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak is aldus nauw verweven.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat toepassing van de arbitrageclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Doordat de hoofdzaak al bij deze rechtbank aanhangig is, beide partijen in die hoofdzaak als gedaagde betrokken zijn en naar verwachting de beoordeling van de feiten in de hoofdzaak van invloed zal zijn op de beoordeling in de vrijwaringszaak is de rechtbank van oordeel dat het beoordelen van de vrijwaringszaak door niet alleen een andere rechter, maar door een geheel andere instantie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook op proceseconomische gronden is dit onwenselijk.
2.4. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 6 juli 2011 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.?