De beoordeling
Voor de vordering en de feiten wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
In het tussenvonnis van 20 april 2011 heeft de rechtbank aangegeven voornemens te zijn om het beding in de algemene voorwaarden van eiseres op grond waarvan zij de opslagkosten ad EUR 5.175,00 vordert, partieel te vernietigen. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten en heeft in haar akte aangegeven dat zij van mening is dat de in rekening gebrachte kosten redelijk zijn, gelet op de ruimte die de opslag van een keuken in beslag neemt (5 m3) en de kosten aan huur en verzekeringen die dit met zich brengt.
In artikel 9 lid 1 van de door eiseres gehanteerde Algemene Voorwaarden van de CSW is bepaald: “(…) De ondernemer is na weigering dan wel na tweede levering gerechtigd opslagkosten en verdere aantoonbare schade en redelijke kosten aan de afnemer in rekening te brengen.”
Eiseres vermeldt het bedrag dat zij aan opslagkosten standaard in rekening brengt, in de met consumenten gesloten overeenkomsten. In de onderhavige overeenkomst is daartoe opgenomen: “Indien u de levering uitstelt en de keuken is reeds geleverd in ons magazijn betaalt u € 50 per week aan opslagkosten.” Gelet op het feit dat dit beding bedoeld is om in meerdere overeenkomsten te worden opgenomen, is dit beding als een algemene voorwaarde aan te merken in de zin van artikel 6:231 onder a BW. De rechtbank constateert dat eiseres met de door haar in deze gevorderde EUR 45,00 per week aan opslagkosten minder in rekening brengt dan haar gelet op deze bepaling in de overeenkomst zou toekomen.
De rechtbank constateert verder dat eiseres, anders dan in het tussenvonnis was bepaald, geen inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het door haar gehanteerde bedrag van EUR 45,00 per week is berekend, en dat zij ook niet heeft aangegeven hoe dit bedrag zich verhoudt tot de opslagkosten die derden in zijn algemeenheid in het economisch verkeer in rekening brengen. Zij stelt dat die kosten niet openbaar zijn, maar op internet zijn opslagkosten van derden wel degelijk te raadplegen (onder meer op www.opslagprijzen.nl). De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres de redelijkheid van het door haar standaard gehanteerde bedrag van EUR 45,00 per week onvoldoende heeft onderbouwd. In het licht van de omstandigheid dat:
- de opslagprijzen van derden op internet (afhankelijk van de regio) voor de (door eiseres gestelde) gemiddeld voor een keuken benodigde ruimte (5 m3) neerkomen op een bedrag variërend van EUR 50,00 tot EUR 70,00 per maand,
- voor zover in voormelde prijzen de verzekering niet is begrepen, dit bij een keuken van EUR 5.000,-- slechts tot een geringe verhoging van de prijs zou leiden,
- voormelde opslagprijzen de prijzen van commerciële opslagbedrijven betreffen, terwijl de opslag van de keukens door eiseres binnen de eigen onderneming plaatsvindt,
is de rechtbank van oordeel dat eiseres door het hanteren in voormeld beding in de overeenkomst van een bedrag aan opslagkosten van EUR 50,00 per week aan de consument een onevenredig hoge schadevergoeding oplegt in de zin van onderdeel e van de indicatieve lijst bij de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
De rechtbank stelt bovendien vast dat vorenbedoeld standaardbeding in de overeenkomst niet van een maximum is voorzien, zodat het verschuldigde bedrag aan opslagkosten tot een enorm bedrag kan oplopen. Daarmee staan de opslagkosten op een gegeven moment niet meer in een redelijke verhouding tot het belang dat met de opslag van de goederen wordt gediend. Van eiseres mag gevergd worden dat indien de keuken na een bepaalde termijn (een periode van maximaal 2 jaar komt de rechtbank redelijk voor) nog steeds niet door de consument is afgenomen, de overeenkomst beëindigt en ervoor zorg draagt dat de keuken uit de opslag verdwijnt (door verkoop aan een derde of vernietiging). Nu een dergelijke maximering in het beding ontbreekt, is ook in zoverre sprake van een beding dat aan de consument een onevenredig hoge schadevergoeding oplegt.
De conclusie is dat het beding onredelijk bezwarend is. Dit heeft tot gevolg dat het beding op grond van artikelen 3:40 j° 6:233 onder a BW als nietig moet worden beschouwd. Het voorgaande laat de geldigheid van artikel 9 lid 1 van de algemene voorwaarden onverlet, zodat eiseres wel recht heeft op vergoeding van redelijke opslagkosten. De rechtbank komt - gelet op de onder 2.4 vermelde omstandigheden en de onder 2.5 bedoelde maximumperiode van 2 jaar - een bedrag van EUR 45,00 per vier weken, met een maximum van EUR 1.000,00, redelijk voor. Aangezien de opslagkosten over de verstreken periode, uitgaande van EUR 45,00 per vier weken, het maximum overtreft, zal de rechtbank de gevorderde opslagkosten tot dit maximum van EUR 1.000,-- toewijzen (in plaats van het gevorderde bedrag van EUR 5.175,00) en de gevorderde toekomstige opslagkosten afwijzen.
De nakosten, waarvan eiseres betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding EUR 83,31
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 568,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 452,00 (1,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.103,31