ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9791
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.W.G. de Beer
- M.C. Oostendorp
- M. Aksu
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden in het kader van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in een vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden van een veroordeelde, die onder toezicht staat van de reclassering. De officier van justitie had op 18 mei 2011 verzocht om wijziging van de bijzondere voorwaarden, conform het advies van de reclassering. De rechtbank had eerder op 22 februari 2011 een voorlopige machtiging verleend voor opname van de veroordeelde in een psychiatrisch ziekenhuis, maar oordeelde dat deze machtiging geen rechtskracht had, aangezien de veroordeelde op strafrechtelijke basis in de instelling verbleef.
Tijdens de zitting op 14 juni 2011 werd de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een gevangenisstraf van 185 dagen had gekregen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder het volgen van een klinische behandeling. De reclassering had in een rapport van 12 mei 2011 aangegeven dat de veroordeelde moeilijk te sturen was en dat een verlenging van de behandeling noodzakelijk was.
De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de behandeling voor de duur van één jaar, zoals gevraagd door de reclassering, bezwaarlijk was vanuit het oogpunt van proportionaliteit. Echter, gezien de rapportage van de reclassering en de eerdere beschikking, achtte de rechtbank het noodzakelijk dat de behandeling voortgezet werd, maar dan bij voorkeur onder de Wet Bopz. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en de bijzondere voorwaarden aangepast, met een verlenging van de proeftijd met drie maanden.