ECLI:NL:RBUTR:2011:BR0605
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering op grond van verzwijging van een vennootschap door de schuldenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de schuldenaar, die eerder was uitgesproken op 13 oktober 2009. De bewindvoerder had verzocht om beëindiging van de schuldsanering, omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakwam en zijn schuldeisers benadeelde. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet had voldaan aan zijn informatieplicht jegens de bewindvoerder. Uit de stukken bleek dat de schuldenaar de directeur-grootaandeelhouder was van een besloten vennootschap, waarvan hij het bestaan had verzwegen. De vennootschap had een vermogen van ruim € 42.000,00, wat de rechtbank als verwijtbaar gedrag van de schuldenaar beschouwde.
Tijdens de zitting werd ook duidelijk dat de schuldenaar een verzekering had lopen voor een pleziervaartuig, waarvan hij de premies sinds 2003 had betaald. De schuldenaar had echter niet gemeld dat hij de eigenaar was van het vaartuig, wat de rechtbank ongeloofwaardig vond. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet alleen zijn verplichtingen niet nakwam, maar ook niet de juiste informatie aan de bewindvoerder had verstrekt over zijn financiële situatie en activiteiten.
De rechtbank besloot op basis van artikel 350 lid 3 sub c van de Faillissementswet de schuldsanering te beëindigen, omdat er geen baten waren voor uitdeling aan de schuldeisers. De beëindiging van de schuldsanering zou ingaan één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 867,00 exclusief btw, met bijkomende reiskosten.