ECLI:NL:RBUTR:2011:BR0605

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/252 R
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering op grond van verzwijging van een vennootschap door de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de schuldenaar, die eerder was uitgesproken op 13 oktober 2009. De bewindvoerder had verzocht om beëindiging van de schuldsanering, omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakwam en zijn schuldeisers benadeelde. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet had voldaan aan zijn informatieplicht jegens de bewindvoerder. Uit de stukken bleek dat de schuldenaar de directeur-grootaandeelhouder was van een besloten vennootschap, waarvan hij het bestaan had verzwegen. De vennootschap had een vermogen van ruim € 42.000,00, wat de rechtbank als verwijtbaar gedrag van de schuldenaar beschouwde.

Tijdens de zitting werd ook duidelijk dat de schuldenaar een verzekering had lopen voor een pleziervaartuig, waarvan hij de premies sinds 2003 had betaald. De schuldenaar had echter niet gemeld dat hij de eigenaar was van het vaartuig, wat de rechtbank ongeloofwaardig vond. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet alleen zijn verplichtingen niet nakwam, maar ook niet de juiste informatie aan de bewindvoerder had verstrekt over zijn financiële situatie en activiteiten.

De rechtbank besloot op basis van artikel 350 lid 3 sub c van de Faillissementswet de schuldsanering te beëindigen, omdat er geen baten waren voor uitdeling aan de schuldeisers. De beëindiging van de schuldsanering zou ingaan één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 867,00 exclusief btw, met bijkomende reiskosten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
zaaknummer: 09/252 R
nummer verklaring: UTR0210900164
uitspraakdatum: 4 juli 2011
uitspraak op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet
(“tussentijdse beëindiging schuldsanering”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 13 oktober 2009 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
geboren op [1956] te Utrecht,
wonende [adres], [woonplaats],
voorheen h.o.d.n. [bedrijf], voorheen gevestigd [adres], [woonplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor Midden-Nederland onder
dossiernummer 30070287,
hierna: de schuldenaar.
De bewindvoerder heeft verzocht om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De rechter-commissaris heeft geadviseerd de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De schuldenaar en zijn bewindvoerder zijn opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 27 juni 2011. Op deze terechtzitting zijn verschenen de waarnemend bewindvoerder mevrouw A.M.J.G. van der Westen, de schuldenaar en de heer [vriend schuldenaar], vriend van de schuldenaar.
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat de schuldenaar zijn verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling niet nakomt, en zijn schuldeisers benadeelt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de bewindvoerder juist en volledig te informeren. De bewindvoerder heeft vastgesteld dat de schuldenaar enig bestuurder en aandeelhouder is van de besloten vennootschap ‘[vennootschap]’ (hierna: de vennootschap). De vennootschap is volgens het uitreksel van de Kamer van Koophandel ingeschreven op woonadres van de schuldenaar. Uit de door de bewindvoerder aan de rechtbank ter beschikking gestelde gedeponeerde balans blijkt dat de vennootschap per ultimo 2008 een rekening-courant vermogen heeft van € 42.227,96. De schuldenaar heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij het bestaan van de vennootschap verzwegen zou hebben aan de bewindvoerder. De vennootschap zou volgens de verklaring van de verzoeker inactief zijn, en de schuldenaar zou hier geen activiteiten in hebben. De rechtbank acht deze verklaring van de schuldenaar ongeloofwaardig. De balans over 2008 is tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling gedeponeerd. Met deze deponering moet de schuldenaar als enig bestuurder en aandeelhouder in ieder geval enige bemoeienis hebben gehad. De schuldenaar had dit dan ook moeten melden aan de bewindvoerder. De rechtbank is van oordeel dat het niet vermelden aan de bewindvoerder van het bestaan van de vennootschap en de rol van de schuldenaar daarin verwijtbaar is.
De bewindvoerder heeft via de postblokkade eveneens vastgesteld dat de schuldenaar een lopende verzekering op zijn naam heeft voor een pleziervaartuig. De premies van deze verzekering zijn sinds 2003 tot heden door de schuldenaar voldaan. De nieuwwaarde van het vaartuig wordt door de bewindvoerder geschat op circa € 15.000,00. De schuldenaar heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij het vaartuig reeds voor de schuldsaneringsregeling heeft verkocht. De schuldenaar heeft ter terechtzitting erkend dat hij de lopende premies van de verzekering heeft voldaan. De reden hiervan zou zijn dat de nieuwe eigenaar omwille van een licentie aangeeft dat de schuldenaar met hem gebruik maakt van het vaartuig. Over deze verzekering, het verzekerde vaartuig en de veronderstelde overeenkomst met de nieuwe eigenaar heeft de schuldenaar de bewindvoerder niet geïnformeerd. De verklaring van de schuldenaar acht de rechtbank ongeloofwaardig. Indien de schuldenaar niet de eigenaar zou zijn van het vaartuig houdt dit in dat de verzekeringsmaatschappij bij een eventuele schade naar alle waarschijnlijkheid niet tot uitkering zal overgaan. Het is dan ook niet ondenkbaar dat het vaartuig nog steeds in het bezit van de schuldenaar is. De schuldenaar heeft geen bewijzen over de verkoop van het vaartuig overlegd. De rechtbank is van oordeel dat het niet juist en volledig informeren van de bewindvoerder over de gang van zaken rondom het vaartuig verwijtbaar is.
In het openbare verslag van 25 januari 2011 maakt de bewindvoerder melding van een achterstand in de afdrachtplicht van de schuldenaar ter hoogte van € 510,00. Ter terechtzitting heeft de (waarnemend) bewindvoerder verklaard dat de huidige achterstand in de afdrachtplicht niet berekend kan worden, aangezien de hiervoor noodzakelijke gegevens niet door de schuldenaar aan de bewindvoerder zijn verstrekt. Ter terechtzitting heeft de schuldenaar verklaard dat hij ervan op de hoogte is dat hij de noodzakelijke stukken moet inleveren, maar dat hij de stukken niet kan printen. De schuldenaar heeft tevens erkend dat hij zijn onmogelijkheid om de stukken te verstrekken niet aan de bewindvoerder heeft gemeld. De rechtbank is van oordeel dat de schuldenaar niet voldaan heeft aan zijn verplichting om de bewindvoerder te informeren, en dat de verzaking van deze verplichting verwijtbaar is.
De bewindvoerder beschikt slechts over drie schriftelijke bewijzen van sollicitaties van de schuldenaar. De schuldenaar heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere sollicitatiegesprekken heeft gehad, maar dit niet heeft doorgeven aan de bewindvoerder. De schuldenaar heeft erkend dat hij meerdere malen door de bewindvoerder is gemaand om bewijzen van zijn sollicitaties te overleggen. De schuldenaar heeft geen afdoende verklaring kunnen geven waarom hij geen gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van de bewindvoerder. De rechter-commissaris heeft de schuldenaar geen ontheffing verleend voor zijn arbeids- en sollicitatieverplichting. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schuldenaar niet voldaan heeft aan zijn sollicitatieverplichting vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling, en dat het verzaken van deze verplichting verwijtbaar is.
Op grond van het bovenstaande is er aanleiding de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c van de Faillissementswet.
Nu niet is gebleken dat er enige baten zijn voor uitdeling om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, blijft verificatie van vorderingen alsmede het opmaken van de uitdelingslijst achterwege en eindigt de schuldsanering één maand na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
Beslissing
De rechtbank:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling met ingang van één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 867,00 exclusief btw en de reiskosten op € 3,70, waarin begrepen hetgeen reeds bij voorschot is toegekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2011.