ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2221

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
309771/ FT-RK 11.859
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot moratorium in faillissementsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot het instellen van een moratorium op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). De verzoeker, geboren in 1951 en woonachtig in [woonplaats], heeft het verzoek ingediend in het kader van een schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 14 juli 2011 waren zowel de verzoeker als zijn schuldhulpverleners aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Seyster Veste, de schuldeiser. De Seyster Veste heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat de verzoeker zijn huurverplichtingen niet nakomt en dat er sprake is van een ontbinding van de huurovereenkomst wegens huurachterstand. De verzoeker heeft een bedrag van € 2.310,94 ontvangen van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSDKH) om zijn huurachterstand te voldoen, maar heeft dit bedrag voor andere doeleinden aangewend. De rechtbank heeft overwogen dat de situatie van de verzoeker nog niet stabiel is, er nieuwe schulden ontstaan en dat hij niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk een minnelijke regeling wil treffen. De belangenafweging tussen de verzoeker en de Seyster Veste heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek tot moratorium niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en de verzoeker de gelegenheid gegeven om binnen een week na de uitspraak te laten weten of hij zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wil handhaven.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
zaaknummer: 309771/ FT-RK 11.859
uitspraakdatum: 15 juli 2011
moratorium
enkelvoudige kamer
in de zaak van
[verzoeker]
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
hierna: [verzoeker],
is door [verzoeker] tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het instellen van een moratorium als bedoeld in artikel 287b Faillissementswet (Fw). De schuldeiser op wie de gevraagde voorziening betrekking heeft is Woningbouwvereniging De Seyster Veste te Zeist (Seyster Veste).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 14 juli 2011.
Ter zitting zijn verschenen [verzoeker], vergezeld door de heer H. Jagerman, schuldhulpverlener en directeur van Support in Finance (SiF), en de heer B. van de Scheur, als schuldhulpverlener werkzaam bij de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSDKH).
Namens de Seyster Veste zijn verschenen mevrouw G. van Alst en de heer N. Mutsaerts, beide werkzaam bij Seyster Veste.
1. Het verzoek
De gevraagde voorziening houdt in:
het van toepassing verklaren van artikel 305 Fw.
[verzoeker] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat hij probeert een minnelijke schuldregeling met zijn schuldeisers overeen te komen dan wel - als dat niet lukt - toelating tot de schuldsaneringsregeling zal verzoeken. De gevraagde voorzieningen is volgens [verzoeker] noodzakelijk om rust te creëren, zodat de minnelijke schuldregeling kans van slagen heeft.
2. Het verweer
Seyster Veste voert verweer tegen het verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat de lopende huurverplichtingen niet worden voldaan. Op grond daarvan is de huurovereenkomst tussen [verzoeker] en Seyster Veste bij vonnis van 9 maart 2011 ontbonden, met veroordeling van [verzoeker] tot betaling van de huurachterstand met bijkomende kosten en tot ontruiming van de woning. [verzoeker] heeft tot op heden de huurachterstand niet betaald. De afspraken in dat kader tussen de [verzoeker] en Seyster Veste van 21 maart 2011 is [verzoeker] niet nagekomen. In dat gesprek, waarbij tevens RSDKH en Jagerman aanwezig waren, is afgesproken dat de toentertijd aangezegde ontruiming van de woning kon worden voorkomen door (onder andere) betaling van de helft van de toenmalige huurachterstand door middel van bijzondere bijstand. Deze bijzondere bijstand voor een bedrag van € 2.310,94 is door RSDKH aan [verzoeker] met dat doel overgemaakt. [verzoeker] heeft dit bedrag echter niet gebruikt om (een gedeelte van) zijn huurachterstand te voldoen, maar het aangewend voor andere doeleinden.
Voorts heeft Seyster Veste betoogd dat [verzoeker], danwel zijn dochter, zorgt voor overlast. Mede in dat kader heeft Seyster Veste al, bijvoorbeeld door de inschakeling van woonbegeleiding door Mutsaerts, de nodige inspanningen voor [verzoeker] verricht. Zo zijn in oktober 2010 al duidelijke afspraken met [verzoeker] over de overlast en de huurachterstand gemaakt en is hem enige tijd geleden al een andere, goedkopere woning aangeboden. [verzoeker] is zijn afspraken met Seyster Veste echter nooit nagekomen. Ter zitting heeft Seyster Veste nog aangegeven dat zij eventueel bereid is om [verzoeker] te bemiddelen naar het laatste kans beleid. De ontruiming kan daar echter niet op wachten, aldus - samengevat - Seyster Veste.
3. Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het hierboven onder 1 genoemde belang van [verzoeker] bij opschorting van de ontruiming van zijn woning niet opweegt tegen het belang van Seyster Veste bij de ontruiming van die woning.
De rechtbank overweegt daartoe dat Van de Scheur ter zitting heeft verklaard dat de situatie van [verzoeker] nog niet stabiel is. Er ontstaan nog nieuwe schulden, waardoor nog geen volledig beeld van de schuldenpositie van [verzoeker] bestaat. Daardoor staat niet vast staat dat [verzoeker] op dit moment aan zijn lopende verplichtingen kan voldoen. Het minnelijk traject kan dan ook nog niet worden opgestart. Aangezien op het moment niet duidelijk is wanneer dit het geval zal zijn, beantwoordt de gevraagde voorziening niet aan haar doel.
Hier komt bij dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat hij een minnelijke regeling daadwerkelijk tot stand wil brengen. [verzoeker] heeft recentelijk de kans gehad om een eerdere ontruiming te voorkomen. [verzoeker] was bij het gesprek van 21 maart 2010 aanwezig, en wist dat hij de bijzondere bijstand diende aan te wenden voor het gedeeltelijk inlossen van zijn huurachterstand. Dat, zoals [verzoeker] heeft aangevoerd, zijn dochter voor zichzelf betalingen van dat geld heeft verricht doet daar niet aan af. [verzoeker] heeft immers tevens verklaard dat hij zijn dochter heeft gemachtigd om over zijn bankrekening te beschikken. Daarmee heeft hij het risico genomen dat van die machtiging misbruik wordt gemaakt. Bovendien heeft een en ander, zo begrijpt de rechtbank, [verzoeker] er nog niet toe aangezet om de machtiging in te trekken. De situatie die thans is ontstaan, dient dan ook voor rekening van de verzoeker te blijven.
Dat, zoals ter zitting is aangevoerd door Jagerman, beschermingsbewind zal worden aangevraagd voor [verzoeker] en zijn dochter, doet daar niet aan af. Het verzoek tot onder bewindstelling is, zo bleek ter zitting, nog (steeds) niet ingediend en een termijn is daarvoor niet gegeven. Dat op korte termijn een aanmerkelijke verbetering in de financiële discipline van [verzoeker] zal optreden, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
[verzoeker] heeft ter terechtzitting niet aangegeven of hij bij afwijzing van het onderhavige verzoek het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wil handhaven. [verzoeker] krijgt de gelegenheid dit alsnog binnen een week na dagtekening van dit vonnis te doen. Indien [verzoeker] dit niet laat weten, gaat de rechtbank ervan uit dat hij zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling voor dit moment intrekt. Het staat [verzoeker] dan vrij om, wanneer zijn situatie is gestabiliseerd en een poging tot een minnelijke regeling niet is gelukt, opnieuw een toelatingsverzoek te doen.
4. Beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op
15 juli 2011.