parketnummer: 16/711930-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2011
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de PI Utrecht, Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling van gestolen goederen;
feit 2: heeft geprobeerd te pinnen met een gestolen creditcard;
feit 3: gedurende een periode van ruim 10 maanden in cocaïne heeft gehandeld;
feit 4: een vuurwapen, munitie en een stroomstootwapen in bezit heeft gehad.
3. De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding
Overweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat - ook na de wijziging tenlastelegging op de zitting van
5 juli 2011 - het onder 2 tenlastegelegde onvoldoende feitelijk is omschreven omdat daarin niet wordt vermeld welke handelingen de verdachte feitelijk worden verweten. Derhalve is niet voldaan aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding is ten aanzien van dit ten laste gelegde feit nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 slechts tot bewezenverklaring kan komen van een gedeelte van de tenlastegelegde periode, namelijk vanaf 15 september 2010. Ten aanzien van het overige gedeelte van de tenlastegelegde periode ontbreekt bewijs en daarvoor is door de verdediging partiële vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 3 is primair verzocht de verdachte vrij te spreken omdat niet is komen vast te staan dat verdachte cocaïne verhandelde. Subsidiair heeft de verdediging vanwege gebrek aan bewijs uit tapgesprekken partiële vrijspraak bepleit voor een deel van de tenlastegelegde periode, namelijk voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 oktober 2010. De verklaringen van de afnemers van verdachte zijn niet betrouwbaar en mogen daarom niet voor het bewijs van dat feit worden gebezigd, aldus de verdediging.
Ten slotte is voor feit 4 deels vrijspraak gevraagd. Ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de patronen, is naar voren gebracht dat verdachte zich ten tijde van de doorzoeking niet langer bewust was van de aanwezigheid daarvan.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de zomer van 2010 is door de politie te Utrecht een opmerkelijke stijging van het aantal diefstallen uit woningen vastgesteld. Door het mooie weer stonden vaak ramen en deuren open waardoor insluipingen, maar ook diefstallen door middel van braak hebben plaatsgevonden. Bij deze diefstallen zijn gemakkelijk verhandelbare goederen buit gemaakt, zoals geld, portemonnees, laptops en mobiele telefoons.
De politie heeft enkele (telecom)onderzoeken (de historische verkeersgegevens van de gestolen telefoons zijn opgevraagd) gedaan, waaruit is gebleken dat met gestolen telefoons kort na de diefstallen veel naar één bepaald telefoonnummer is gebeld, te weten het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van verdachte.
De politie heeft vervolgens diverse BOB-middelen (bijzondere opsporingsbevoegheden) toegepast, waaronder telefoontaps en stelselmatige observaties. Aan de hand van de tijdens de telefoontaps afgeluisterde en uitgewerkte tapgesprekken en op basis van stemherkenning is vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] een aantal malen met een bij de diefstallen uit woningen weggenomen buitgemaakte mobiele telefoon korte tijd na de inbraak/insluiping belde naar verdachte en dat zij een afspraak maakten om elkaar te treffen.
Enkele van de gestolen mobiele telefoons zijn door verdachte in gebruik genomen. Bij een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte in Almere zijn goederen aangetroffen die afkomstig zijn van diefstallen uit woningen.
Uit het taponderzoek is gebleken dat verdachte veelvuldig telefonische contacten onderhield. Daaruit - en uit observaties van verdachte - kwam het vermoeden naar voren dat verdachte zich schuldig maakte aan de handel in drugs.
Verdachte wordt onder meer heling van gestolen goederen verweten (feit 1). Voorts wordt hij ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan cocaïnehandel (feit 3).
Ten slotte zijn er in bovengenoemde woning te Almere - kort gezegd - wapens en munitie aangetroffen (feit 4).
Vrijspraak
Feit 1
Zaaksdossier 21
Uit de beschikbare bewijsmiddelen in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de Nokia telefoon met IMEI-nummer 356857021004877.
Vast staat dat deze telefoon bij de woninginbraak in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is weggenomen. Niet kan worden vastgesteld echter dat deze telefoon in het bezit is geweest van verdachte. Verdachte zal dan ook van het onder feit 1 tenlastegelegde zaaksdossier 21 worden vrijgesproken.
Zaaksdossier 40
Uit de beschikbare bewijsmiddelen in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van een iPod met serienummer JQ543HFGTXL. Niet is gebleken dat deze iPod met dit serienummer bij verdachte is aangetroffen. Bij de doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte te Almere op 17 november 2010 is weliswaar een iPod aangetroffen, maar deze iPod heeft het serienummer ym93541ty72f. De heling van deze laatstgenoemde iPod, met inscriptie “[naam]”, is de verdachte tenlastegelegd onder feit 1, zaakdossier 35. Verdachte zal dan ook van het onder feit 1 tenlastegelegde zaaksdossier 40 worden vrijgesproken.
Feit 1, lijst met overige inbeslaggenomen goederen
Uit de beschikbare bewijsmiddelen in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is evenmin komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de volgende goederen, zoals tenlastegelegd onder feit 1 (lijst met inbeslaggenomen goederen op pagina 990/991 van het dossier):
* 4 spelcomputers (merk Xbox 360, Playstation en Nintendo)
* 13 mobiele telefoons (merk Nokia, Sagem, Sony Ericsson, Samsung, Blackberry)
* 4 digitale (foto)camera's (merk Canon, Kodak)
* 1 videocamera (merk JVC)
* 1 MP3speler (merk Philips).
Hoewel er aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn die het tegendeel suggereren, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat deze goederen van diefstal afkomstig zijn. Ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging van feit 1 zal de verdachte derhalve worden vrijgesproken.
Bewijs
Algemene opmerking
De rechtbank stelt voorop dat de namens verdachte aangevoerde bewijsverweren - voor zover deze hierna niet uitdrukkelijk worden besproken - geen aanleiding geven tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in de na te noemen bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Feit 1
De rechtbank acht op grond van het navolgende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling.
Algemeen
[getuige 1] heeft op 24 november 2010 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] zijn gestolen goederen in ruil voor cocaïne bij dealers brengt, onder meer bij een dealer die hij kent bij de bijnaam [naam].
Verdachte heeft op 30 november 2010 bij de politie verklaard dat hij sinds eind juli 2010 het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt en dat hij [naam] wordt genoemd.
Zaaksdossier 20
Op 15 september 2010 is door [aangever 1] aangifte gedaan van woninginbraak, gepleegd in de nacht van 14 op 15 september 2010 tussen 23:00 uur en 07:00 uur aan de [adres] te [woonplaats]. Uit de woning zijn onder meer weggenomen: een telefoon van het merk Nokia (met IMEI-nummer 355241034593377) en een telefoon van het merk Samsung (met telefoonnummer [telefoonnummer]). Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven voor het plegen van dit delict.
Uit de historische verkeersgegevens van de gestolen telefoon blijkt dat de gebruiker van telefoonnummer: [telefoonnummer] op 15 september 2010 omstreeks 05:57 uur heeft uitgebeld naar het telefoonnummer van verdachte.
Uit tapgesprekken blijkt dat de SIM-kaart met telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte in de periode van 16 september 2010 tot en met 20 september 2010 en van
22 september 2010 tot en met 1 oktober 2010 in deze telefoon heeft gezeten. De stem van de gebruiker van dit telefoonnummer is door de politie herkend als die van verdachte.
Tijdens een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte , te weten de woning aan het [adres] te Almere, is op 17 november 2010 bovengenoemde Nokia telefoon aangetroffen.
Zaaksdossier 22
Op 7 oktober 2010 is door [aangever 2], mede namens [aangever 3], aangifte gedaan van woninginbraak, gepleegd in de nacht van 6 op 7 oktober 2010, tussen 21:45 uur en 07:30 uur, aan de [adres] te [woonplaats]. De dader is de woning binnen geklommen door het bovenlicht van de keukendeur te verbuigen en open te maken.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit delict.
Uit de woning zijn weggenomen: drie laptops van respectievelijk de merken Toshiba Tecra A9-172, Fujitsu Siemens Amilo M-7405 en Dell Precision M4300, twee mobiele telefoons van respectievelijk de merken Blackberry Curve 8520 en Nokia C5 White (met IMEI-nummer 354330048404449) en een fotocamera van het merk Lumix.
Op 7 oktober 2010 zijn door de politie om 00:04 uur en 00:11 uur telefoongesprekken afgeluisterd tussen de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte) en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (tenaamstelling: [aangever 2]). De stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] wordt herkend als die van verdachte en de stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] als die van medeverdachte [medeverdachte 1].
Uit de historische verkeersgegevens van de gestolen telefoon blijkt dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] op 7 oktober 2010 vanaf 00:04 uur heeft uitgebeld naar het nummer van verdachte.
Op 25 oktober 2010 is door de politie om 14:18 uur een telefoongesprek afgeluisterd van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte). De stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] wordt herkend als die van verdachte. Verdachte maakte in dit gesprek gebruik van een telefoon met IMEI-nummer 354330048404440. Nu op 17 november 2010 bij verdachte een telefoon van het merk Nokia C5 White met IMEI-nummer 354330048404449 is aangetroffen en de overeenkomsten tussen de IMEI-nummers te opvallend zijn om als toevallig te worden aangemerkt, gaat de rechtbank ervan uit dat dit dezelfde telefoons zijn en beschouwt zij dit als een kennelijke schrijffout.
Verdachte verklaarde op 17 november 2010 dat hij de witte Nokia op straat heeft gekocht en weet dat het heling is. Toen hij het toestel kocht, wist hij dat het niet goed zat. Verdachte heeft vervolgens op 30 november 2010 verklaard dat hij deze witte Nokia bij medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gehaald en hem hiervoor € 50,00 heeft betaald.
Zaaksdossier 35
Op 4 november 2010 is door [aangever 4], mede namens [aangever 5], aangifte gedaan van diefstal uit haar woning, gepleegd in de nacht van 3 op 4 november 2010, tussen 23:30 uur en 07:30 uur, aan de [adres] te [woonplaats].
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit delict.
Uit de woning zijn weggenomen: twee laptops; een witte Apple Macbook (met serienummer S45004HAN8PW) en een grijze Apple Macbook Pro, een USB-stick, een witte iPhone (met serienummer 011952007011066), een oranje iPod Nano ([naam]), vier ING bankpassen, een ING creditcard en een rijbewijs ten name van [aangever 4]. [aangever 4] dan wel [aangever 5] is eigenaar van de goederen.
Op 4 november 2010 is door de politie omstreeks 06:10 uur een telefoongesprek afgeluisterd tussen de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte) en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (tenaamstelling: [aangever 4]). De stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] wordt herkend als die van verdachte en de stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] als die van medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte en [medeverdachte 1] spreken met elkaar af bij een speeltuintje.
Uit de historische verkeersgegevens van de gestolen telefoon blijkt dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] op 4 november 2010 om 06:10 uur heeft uitgebeld naar het nummer van verdachte.
Tijdens een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte, te weten de woning aan de [adres] te [woonplaats], zijn op 17 november 2010 de oranje iPod, de witte Macbook en grijze Macbook Pro afkomstig van de onderhavige diefstal aangetroffen.
[verdachte] heeft op 30 november 2010 verklaard dat hij [medeverdachte 1] bij een speeltuintje ontmoette en daar de bovengenoemde iPod en de twee laptops van hem heeft gekregen.
Zaaksdossier 38
Op 4 juli 2010 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van diefstal uit haar woning gepleegd die dag tussen 09:45 uur en 10:30 uur aan het [adres] te Utrecht. Uit de woning is onder anderen weggenomen een digitale camera van het merk Canon Powershot SX110 met serienummer 8656126618.
Tijdens een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte, te weten de woning aan het [adres] te Almere op 17 november 2010 is de digitale camera met dit serienummer aangetroffen.
Verdachte heeft op 30 november 2010 verklaard de Canon op straat te hebben gekocht voor € 175,00 terwijl hij nieuw waarschijnlijk € 400,00 kost.
Zaaksdossier 39
Op 24 februari 2010 heeft [aangever 6] aangifte gedaan van woninginbraak die nacht gepleegd in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Uit de woning is onder andere weggenomen een Xbox 360 HDD (met serienummer 504976455005).
Tijdens een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte, te weten de woning aan het [adres] te Almere op 17 november 2010 is de Xbox 360 HDD met dit serienummer aangetroffen.
Verdachte heeft op 30 november 2010 verklaard de Xbox 360 HDD van een vriend te hebben gehad wiens naam hij niet wil noemen.
Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1
Uit voornoemde bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat verdachte aan verslaafden cocaïne verstrekte tegen betaling of in ruil voor goederen. Het is een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in hun verslavingsbehoeften voorzien door uit diefstal verkregen goederen te verkopen - om met de opbrengst daarvan drugs te kopen - dan wel deze goederen direct te ruilen voor drugs. Door bij herhaling goederen van onder meer verslaafden op straat te kopen voor prijzen ver onder de marktwaarde, althans aan te nemen in ruil voor cocaïne, heeft verdachte telkens wanneer hij die goederen verwierf of voorhanden kreeg willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze afkomstig waren van misdrijven. Verdachte heeft zich mitsdien schuldig gemaakt aan gewoonteheling.
Bewijs
Feit 3
De rechtbank acht op grond van het navolgende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in cocaïne.
De politie heeft gedurende de periode van 17 september 2010 tot en met 17 november 2010 het telefoonnummer van verdachte ([telefoonnummer]) afgeluisterd en de gesprekken uitgewerkt.
In die periode zijn 4404 telefonische contacten geregistreerd, waarvan 4353 contacten inkomend waren. Gemiddeld werden er per dag met 25 verschillende telefoonnummers gesprekken gevoerd. 4085 telefonische contacten zijn korter geweest dan 1 minuut.
In het merendeel van de gesprekken is in verdekte termen gesproken en werden afspraken gemaakt direct na het telefoongesprek.
Aan de hand van de afgeluisterde gesprekken is vastgesteld dat verdachte vrijwel dagelijks tussen 22:00 uur en 23:00 uur met de auto vanuit zijn woning aan het [adres] te Almere naar Utrecht rijdt. Hij parkeert vervolgens zijn auto in de omgeving van de Vogelenbuurt in Utrecht en loopt of fietst de wijk in. Hij houdt zich tot ongeveer 04:00 uur à 05:00 uur op in die omgeving. In die periode wordt met mobiele nummers veelvuldig naar verdachte gebeld via 06-nummers, waarvan is vastgesteld dat meerdere nummers in gebruik zijn bij enkele bij de politie ambtshalve bekende verslaafden.
Tijdens deze gesprekken wordt onder meer gesproken over:
- het meenemen van bolletjes;
- het regelen van 5 gram in één keer;
- een bolletje dat puur vergif was en niet te roken was;
- iemand die voor 50 wil afnemen.
Tijdens een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte , te weten de woning aan het [adres] te Almere, is op 17 november 2010 in totaal € 13.680,00 aan cash geld aangetroffen. Het geld is grotendeels aangetroffen in de slaapkamer van de woning in diverse schuifkorven in het middelste gedeelte van een kast. Het geld was verdeeld in biljetten van 2 x € 500,00, 2 x € 200,00, 3 x € 100,00, 81 x € 10,00, 66 x € 20,00 en
197 x € 50,00. Voorts is een zilverkleurig weegschaaltje en een plastic zak met daarin
25 harde witte staven (309,16 gram, niet zijnde drugs) aangetroffen in de berging van de woning. Ten slotte zijn een weegschaal en bord met, naar later bleek, resten cocaïne, twee snijmesjes en plastic zakken aangetroffen bovenop een koelkast.
Verdachte heeft op 30 november 2010 verklaard dat hij sinds eind juli 2010 het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt en dat hij [naam] wordt genoemd.
De politie heeft enkele afnemers van verdachte als getuige gehoord.
Op 17 november 2010 heeft [getuige 2] verklaard al een jaar met [naam] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op het nummer [telefoonnummer] te bellen.
[getuige 1] heeft op 24 november 2010 verklaard dat hij al ruim twee jaar klanten ronselt voor een dealer die hij kent met de bijnaam [naam]. Het telefoonnummer van [naam] is
[telefoonnummer]. Hij weet dat [naam] alleen maar cocaïne verkoopt en hij kocht zelf ook wel eens bij hem. [getuige 1] heeft drie keer per dag klanten doorverwezen naar [naam]. Een jaar geleden zelfs drie tot tien klanten per nacht.
[getuige 3] heeft op 25 november 2010 verklaard dat hij al jaren cocaïne bij [naam] koopt. Het kan kloppen dat hij in de periode van 20 september 2010 tot en met 16 november 2010 119 keer telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer]; het nummer van [naam]. Deze gesprekken gingen over het kopen van cocaïne.
[getuige 4] heeft op 26 november 2010 verklaard dat hij de man op de foto die hem wordt voorgehouden herkent als [naam] en dat deze [naam] drugsdealer is. Hij kent hem ongeveer een jaar en koopt vanaf dat moment cocaïne van hem. Zijn telefoonnummer is
[telefoonnummer]. [getuige 4] heeft sinds een jaar ongeveer 30 tot 50 keer cocaïne van [naam] gekocht. Hij maakte telefonisch een afspraak met [naam] en kreeg de drugs dan op diverse locaties in Utrecht.
[getuige 5] heeft op 17 november 2010 verklaard dat zij sinds een paar weken cocaïne koopt van een donkere jongen. Het telefoonnummer van de jongen, die zij [naam] noemt, is:
[telefoonnummer].
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs van feit 3
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat niet is komen vast te staan dat het middel dat verdachte verhandelde de stof cocaïne bevatte. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Niet alleen zijn in de woning waar verdachte verbleef resten cocaïne gevonden, ook verklaren diverse getuigen dat zij en anderen gedurende een langere periode herhaaldelijk cocaïne van verdachte hebben afgenomen. Van deze getuigen mag worden verwacht dat zij als ervaringsdeskundigen weten wat zij kopen. In ieder geval zouden zij verdachte, als hij hen géén cocaïne zou hebben verkocht, niet telkens opnieuw hebben benaderd voor bestellingen.
Uit het aanzienlijke aantal inkomende telefoongesprekken dat verdachte in de periode van 17 september 2010 tot en met 17 november 2010 op zijn telefoonnummer heeft ontvangen, kan worden afgeleid dat verdachte veelvuldig werd benaderd, terwijl hij niet aannemelijk heeft kunnen maken dat deze gesprekken op iets anders betrekking hadden dan op de handel in drugs. Dat geldt eveneens voor de bij de doorzoeking aan het [adres] te Almere aangetroffen hoeveelheid contant geld, bestaande uit een groot bedrag in kleine coupures.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen - in onderling verband en samenhang beschouwd - derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode in cocaïne heeft gehandeld.
Feit 4
Bewijs
De rechtbank acht op grond van het navolgende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit.
Tijdens de doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] is op 17 november 2010 is het volgende aangetroffen.
- in de berging van de woning: 8 scherpe patronen 9 mm;
- onder een televisiemeubel in de woonkamer: een vuurwapen van het merk Glock, type 17, kaliber 9 x 19 mm, met in de houder acht scherpe patronen 9 mm;
- in de meterkast in de woonkamer: een stroomstootwapen van het merk Scorpion Mini en Newin.
Het Glock pistool is een vuurwapen als bedoeld in artikel 1, lid 3, gelet op artikel 2, lid 1, Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De bij het wapen aangetroffen patronen (in totaal 16 scherpe patronen, kaliber 9 mm) betreffen munitie als bedoeld in artikel 1, lid 4, gelet op artikel 2, lid 2, Categorie III van de Wet wapens en munitie.
Het stroomstootwapen is onderzocht en het is een wapen als bedoeld in artikel 2, lid Categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen en de patronen voor iemand moest bewaren. Het stroomstootwapen heeft hij bij een vriend meegenomen. Hij wist dat hij dat niet mocht hebben.
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs van feit 4
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat verdachte van het wapenbezit dient te worden vrijgesproken omdat ten tijde van de doorzoeking bij verdachte het bewustzijn ontbrak dat hij wapens voorhanden had.
De rechtbank acht - gelet op de plaatsen in de woning waar de wapens en munitie door de politie zijn aangetroffen - niet aannemelijk dat verdachte zich niet in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan. Daarbij is van belang dat verdachte volgens zijn eigen verklaring de wapens en munitie zelf in de woning heeft gebracht en daarover steeds als heer en meester kon beschikken. Het verweer wordt derhalve verworpen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 24 februari 2010 tot en met 17 november 2010 te Utrecht en Almere, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk verwerven/voorhanden hebben, al dan niet in ruil voor verdovende middelen, van door woninginbraak verkregen mobiele telefoons en laptops en een digitale camera en een spelcomputer en een Ipod, in elk geval door misdrijf verkregen voorwerpen, immers heeft verdachte:
(zaaksdossier 20)
- in de periode van 15 september 2010 tot en met 17 november 2010 een telefoon, merk Nokia (IMEI 355 241 034 593 377) in bezit gehad welke telefoon is weggenomen bij een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] in de periode van 14 september 2010 tot en met 15 september 2010
(zaaksdossier 22)
- in de periode van 19 oktober 2010 tot en met 17 november 2010 een telefoon, merk Nokia (IMEI 354 330 048 404 449) in bezit gehad welke telefoon is weggenomen bij een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] tussen 6 oktober 2010 en 7 oktober 2010,
(zaaksdossier 35)
- in de periode van 3 november 2010 tot en met 17 november 2010 een Ipod met inscriptie "[naam]" en twee laptops (Apple Macbook en Apple Macbook Pro) in bezit gehad welke goederen zijn weggenomen bij een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] in de periode van 3 november 2011 tot en met 4 november 2011;
(zaaksdossier 38)
- in de periode van 4 juli 2010 tot en met 17 november 2010 een digitale camera (merk Canon Powershot SX110) in bezit gehad welke digitale camera is weggenomen bij een woninginbraak aan het [adres] op 4 juli 2010;
(zaaksdossier 39)
- in de periode van 24 februari 2010 tot en met 17 november 2010 een Xbox 360 HDD (serienummer 5049764 55005) in bezit gehad welke Xbox is weggenomen bij een woninginbraak aan de [adres] op 24 februari 2010;
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 november 2010 te Utrecht, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 17 november 2010 te Almere een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Glock, en een wapen van categorie II, te weten een stroomstootwapen, merk Scorpion Mini en Newin, en munitie van categorie III (16 scherpe patronen, 9mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: van het plegen van opzetheling een gewoonte maken;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drieënhalf jaar met aftrek van het inmiddels door verdachte ondergane voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd en gevorderd de verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van zijn voorarrest.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoonteheling. Hij heeft goederen die afkomstig waren van diefstallen uit woningen onder meer van zijn cocaïneafhankelijke, zwakbegaafde medeverdachte betrokken en daarmee misbruik gemaakt van diens beperkingen. Verdachte had een neus voor de nieuwste laptops en mobiele telefoons.
Door als heler bij herhaling door diefstal en/of woninginbraken verkregen goederen af te nemen - onder anderen van (een van de) drugsgebruikers aan wie hij harddrugs verstrekte - heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het patroon, dat drugsgebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend en waardoor de slachtoffers, naast financiële en materiële schade, geconfronteerd worden met een ernstige inbreuk op hun privacy. Verdachte heeft zich hiervan nimmer rekenschap gegeven en heeft bij zijn handelen enkel zijn eigen financiële gewin voorop gesteld.
Verdachte heeft zich voorts - eveneens uit winstbejag - gedurende ruim tien maanden schuldig gemaakt aan het veelvuldig dealen in cocaïne. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan het ontstaan en het in stand blijven van drugsafhankelijkheid bij derden, waardoor hun gezondheid in gevaar wordt gebracht. De illegale handel in harddrugs leidt niet alleen tot een ontwrichting van het beleid dat in Nederland wordt gevoerd om het drugsgebruik te reguleren, maar heeft bovenal een negatieve uitwerking op de reeds bestaande maatschappelijke problematiek die is verbonden aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Drugsgebruik schaadt de volksgezondheid en wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast. Handelingen die mede tot doel hebben illegaal drugs op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het voorhanden hebben van wapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens dient dan ook streng te worden opgetreden. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte ernstig aan dat hij in zijn verblijfplaats te Almere een geladen vuurwapen binnen handbereik van zijn tweejarig zoontje bewaarde.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op zijn jeugdige leeftijd en op de inhoud van
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 juni 2011, waaruit blijkt dat hij eerder tot een geldboete is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 16 februari 2011, opgemaakt door
T. de Bie, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat verdachte een ambivalente houding vertoont tegenover zijn delictgedrag. Hij legt de schuld deels buiten zichzelf voor het deel dat hij bekent en ontkent de rest of doet het af als gevolgen van verslavingsproblematiek. De reclassering denkt dat verdachte een sociaal wenselijk verhaal heeft gehouden en twijfelt aan zijn motivatie om vanaf nu zijn leven weer op orde te brengen. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met reclasseringstoezicht. De rechtbank neemt dit advies over.
Hoewel de verdediging geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die voor de rechtbank reden kunnen zijn om af te wijken van de eis van de officier van justitie, zal de rechtbank dit toch doen gezien het eerder genoemde reclasseringsadvies en gegeven de partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan
zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met het voorwaardelijke strafdeel wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden:
- zich tijdens de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- een meldingsgebod. Verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden zo frequent als de Reclassering gedurende deze periode dit nodig acht.
- deelname aan een gedragsinterventie. De verdachte moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventies:
• Leefstijltraining (kort);
• Arbeidsvaardighedentraining (ARVA);
- een drugs- of alcoholverbod. De verdachte wordt verboden om drugs te gebruiken. De controle op naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole.
- andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende. De verdachte wordt verplicht om de volgende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn:
• meewerken aan het verkrijgen van dagbesteding;
• meewerken aan het verkrijgen van een inkomen;
• meewerken aan schuldhulpverlening.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 550,00 ter zake van geleden immateriële schade als gevolg van het onder 1, zaaksdossier 38 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van deze immateriële schade overweegt de rechtbank dat gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, het nauwe verband tussen dat feit en de gepleegde diefstal uit de woning van de benadeelde partij, alsmede gelet op de gevolgen voor het slachtoffer de vordering tot een bedrag van € 250,00 kan worden toegewezen. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en overigens onvoldoende door de verdediging weersproken, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.1. Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de hierna in de beslissing genoemde onder verdachte in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Audi A3 personenauto is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan of voorbereid. Verdachte heeft met deze auto telkens tussen zijn woonplaats Almere en Utrecht gereisd om zijn drugshandel te kunnen voortzetten, waarbij hij in ruil voor zijn drugs ook uit misdrijf afkomstige goederen aannam en deze vervolgens in deze auto vervoerde en onder meer bewaarde in de woning in Almere.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geld is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit geld geheel of grotendeels door middel van het onder
3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is verkregen. Gelet op de grote hoeveelheid kleine coupures en de wijze waarop dit geld - verpakt en verstopt - werd bewaard, is de rechtbank van oordeel dat dit geld onmiskenbaar van drugstransacties afkomstig is. Dat - zoals door de verdediging is gesteld - het geld van een broer van verdachte is die daarmee een goudmijn in Afrika wilde oprichten, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank heeft bij deze beslissingen rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
8.2. De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring gelasten van de hierna in de beslissing genoemde onder verdachte in beslaggenomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36f, 57, 63, 417 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde voor zover dit feit betrekking heeft op zaaksdossiers 21, 40 en op de lijst met inbeslaggenomen goederen op pagina 990/991 van het dossier;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: van het plegen van opzetheling een gewoonte maken;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaar, waarvan
6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- zich tijdens de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland ook als dat inhoudt:
- een meldingsgebod. Verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden zo frequent als de Reclassering gedurende deze periode dit nodig acht.
- deelname aan een gedragsinterventie. De verdachte moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventies:
• Leefstijltraining (kort);
• Arbeidsvaardighedentraining (ARVA);
- een drugs- of alcoholverbod. De verdachte wordt verboden om drugs te gebruiken. De controle op naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van Middelencontrole.
- andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende. De verdachte wordt verplicht om de volgende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn:
• meewerken aan het verkrijgen van dagbesteding;
• meewerken aan het verkrijgen van een inkomen;
• meewerken aan schuldhulpverlening;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 250,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
4 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
Beslag
- gelast de verbeurdverklaring van de volgende voorwerpen:
• een blauwe personenauto met kenteken [kenteken] van het merk Audi A3 (252607);
• een hoeveelheid geld in Euro’s: € 13.860,00 en € 687,62 (252601)
datum IBN: 17-11-10;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van de volgende voorwerpen:
• een zwarte opoefiets van het merk Ranger (254589);
• een zwarte televisie van het merk Samsung met serienummer LE32S81B (254107);
• een zwarte computer van het merk Sony Playstation 3;
• met serienummer: 03-27455022-5787681-cech-2 (254115);
• een zwarte spelcomputer (254117);
• twee Sony controllers en drie Playstation controllers (254121);
• een controller (254123);
• een afstandsbediening die hoort bij een flatscreen televisie (254127);
• een notebook computer van het merk Compaq (254133);
• een notebook computer van het merk Sony (254135);
• een fototoestel van het merk Canon lxux50 (254127);
• een kopie van een paspoort (254140);
• een grijze mobiele telefoon van het merk Nokia C5 (252600);
• een zwarte mobiele telefoon van het merk Blackberry (252597).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. J.M. Bruins en
mr. R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 juli 2011.
Mr. Beaujean is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.