ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3268

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600379-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis

Op 13 juli 2011 heeft de Rechtbank Utrecht in de meervoudige raadkamer uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16-600379-11. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Dit verzoek was primair gericht op opheffing en subsidiair op schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdenking en bezwaren die hebben geleid tot het bevel tot gevangenhouding van de verdachte nog steeds bestaan. De rechtbank heeft daarbij het bevel tot gevangenhouding van 28 april 2011 in overweging genomen, waarvan de geldigheidsduur voor het laatst was verlengd op 26 mei 2011. Tijdens de behandeling van de zaak op de zitting waren de officier van justitie, de verdachte en de raadsman aanwezig.

Na het onderzoek heeft de rechtbank overwogen dat er nog steeds gronden zijn voor de toepassing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Echter, de rechtbank heeft ook besloten om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen met ingang van 14 juli 2011, onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn onder andere dat de verdachte zich zal houden aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis en dat zij zich niet aan strafbare feiten zal schuldig maken. De verdachte heeft verklaard bereid te zijn om aan deze voorwaarden te voldoen.

De uitspraak is gedaan door de rechters A. Wassing, J. Ebbens en Y.A.T. Kruijer, in aanwezigheid van griffier mr. E. van den Brink. De rechtbank heeft hiermee een belangrijke beslissing genomen in het kader van de voorlopige hechtenis en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT schorsing voorlopige hechtenis
Parketnummer: 16-600379-11
De rechtbank te Utrecht, meervoudige raadkamer;
gelet op het bevel tot gevangenhouding van 28 april 2011, waarvan de geldigheidsduur voor het laatst is verlengd op 26 mei 2011,
gelet op de behandeling van de zaak ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in bovengenoemde rechtbank op 13 juli 2011,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis,
gezien het verzoek van de raadsman primair strekkende tot opheffing, subsidiair tot schorsing van de voorlopige hechtenis,
gehoord de officier van justitie, de verdachte en de raadsman;
OVERWEEGT als volgt:
Na onderzoek is gebleken dat de verdenking en bezwaren, die tot het bevel tot gevangenhouding van voornoemde verdachte hebben geleid, ook thans nog bestaan en dat ook thans nog gronden aanwezig zijn voor toepassing van de voorlopige hechtenis.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis dient derhalve te worden afgewezen.
De rechtbank acht echter termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen.
De verdachte heeft zich bereid verklaard tot nakoming van de hieronder vermelde voorwaarden.
BESCHIKKENDE:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Schorst de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 14 juli 2011 te 10.00 uur, onder de navolgende voorwaarden:
a. dat de verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
b. dat de verdachte, ingeval zij wegens de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
c. dat de verdachte zal verschijnen op iedere oproeping haar gedaan door of namens de rechter-commissaris en/of de officier van justitie of enige andere justitiële instantie;
d. dat de verdachte zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
Aldus gedaan te Utrecht op 13 juli 2011 door mrs. A. Wassing, J. Ebbens en Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van den Brink als griffier.