ECLI:NL:RBUTR:2011:BR6816

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
308907 KG ZA 11-596
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over ondertekening en aanmelding van sector-CAO 2006-2009 tussen Matrans Marine Services B.V. en vakbonden FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen

In deze zaak vorderde Matrans Marine Services B.V. in kort geding dat de vakbonden FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen werden veroordeeld om de sector-CAO 2006-2009 te ondertekenen en aan te melden bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De achtergrond van het geschil ligt in een principeakkoord dat in oktober 2006 werd bereikt tussen Matrans en de vakbonden over de arbeidsvoorwaarden in de 'sjor'-sector. Na goedkeuring door de leden van de vakbonden ontstond er onenigheid over de inschaling van de sjorders, wat leidde tot de vordering van Matrans. De voorzieningenrechter oordeelde dat Matrans niet op redelijke gronden kon vertrouwen dat de vakbonden instemden met een verslechtering van de beloning van de sjorders, ondanks eerdere overeenstemming over de CAO-tekst. De rechter wees de vordering van Matrans af, omdat de vakbonden niet gehouden waren tot ondertekening van de CAO, gezien de onduidelijkheid en de niet-bereikte overeenstemming over de loonschalen. Matrans werd veroordeeld in de proceskosten van de vakbonden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
voorzieningenrechter
zaaknummer: 308907 KG ZA 11-596 LH 4059
kort geding vonnis d.d. 7 september 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Matrans Marine Services B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verder ook te noemen Matrans,
eisende partij,
advocaat: mr. R.L. van Heusden,
tegen:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FNV Bondgenoten,
gedaagde partij,
advocaat: mr. R.A. Severijn,
en
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV Vakmensen,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen CNV Vakmensen,
gedaagde partij,
advocaat: mr. A. Schellart.
Het verloop van de procedure
Matrans heeft FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen in kort geding doen dagvaarden.
Voorafgaand aan de zitting hebben partijen producties toegezonden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2011. Daarvan is aantekening gehouden.
Partijen hebben ter zitting het woord gevoerd, mede aan de hand van de door hun advocaten overgelegde pleitnotities.
Hierna is uitspraak bepaald.
De feiten
1.1. Matrans is een Rotterdamse onderneming die zich bezig houdt met het verrichten van sjorwerkzaamheden - het zeevast zetten van de lading van schepen - voor havenbedrijven. Sinds omstreeks 1990, toen de bedrijfsactiviteit werd overgenomen van ECT (dat voordien deze sjorwerkzaamheden verrichtte), voert Matrans, samen met twee andere sjorbedrijven (International Lashing Service B.V. en Unilash B.V.), collectief overleg met (de rechtsvoorgangers van) FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen over de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de sector. Dit heeft in de loop der tijd geleid tot de totstandkoming van collectieve overeenkomsten, die - ofschoon ze niet pleegden te worden ondertekend - werden aangeduid als de ‘CAO voor de Sjorbedrijven in het havengebied van Rotterdam’ (hierna te noemen de sector-CAO).
1.2. In de achtereenvolgende sector-CAO’s is steeds bepaald dat voor de werknemers van Matrans de arbeidsvoorwaarden van de ECT-CAO van toepassing zijn. Dit heeft ertoe geleid dat de sjorders, in dienst van Matrans, in de jaren ’90 werden beloond overeenkomstig de toenmalige loonschaal B1, behorend bij functielijst 1 van de ECT-CAO. In de ECT-CAO 2000 is de eerdere functieschaal B1 komen te vervallen. Sindsdien wordt bij de inschaling van de werknemers een onderscheid gemaakt naar de datum van indiensttreding. Sjorders, niet óók zijnde ‘specialist’, die vóór 1 oktober 2000 in dienst van ECT waren, hebben hun loon overeenkomstig hun eerdere loonschaal B1 behouden. Sinds 2000 zijn de functieschalen A1 tot en met A3 van de ECT-CAO bedoeld voor werknemers met (een of meerdere) functie(s) uit de functiegroep ‘operator’ en is de functieschaal B2 bestemd voor werknemers die behalve een functie uit de functiegroep ‘operator’ ook een functie uit de functiegroep ‘specialist’ hebben. Vanaf 2000 is Matrans haar sjorders (niet zijnde ‘specialist’), óók hen die na 1 oktober 2000 in dienst traden, blijven belonen volgens de vervallen loonschaal B1.
1.3. In de loop van 2006 hebben partijen met elkaar overlegd over de inhoud van een nieuwe sector-CAO voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2009. Daarbij is Matrans onder meer vertegenwoordigd door de heer [A] van werkgeversorganisatie AWVN, FNV Bondgenoten door haar bestuurder de heer [B] en CNV Vakmensen door de heer [C]. In het overleg is, zoals voordien, het uitgangspunt geweest dat de werknemers van Matrans de arbeidsvoorwaarden van de ECT-CAO zouden blijven volgen. Gezien het niet meer bestaan van loonschaal B1 in die CAO, heeft FNV Bondgenoten in het overleg voorgesteld om de sjorders van Matrans te belonen volgens loonschaal B2 van de ECT-CAO. Eind oktober 2006 hebben partijen over de inhoud van de nieuwe sector-CAO de overeenstemming bereikt, die is vastgelegd in een gezamenlijk geredigeerd stuk dat zij de titel ‘onderhandelingsresultaat’ hebben gegeven. Onderdeel 4. daarvan luidt: ‘Het functie- en salarisgebouw wordt gewijzigd zoals in de bijlage bij deze notitie weergegeven. Voor de goede orde wordt daarbij opgemerkt dat dit voor de huidige werknemers van Matrans, ILS en Unilash geen gevolgen heeft; zij hebben reeds een salaris van tenminste groep II (operationeel medewerker – multifunctioneel).’ In genoemde bijlage (‘Salarissen sjorbedrijven met ingang van 1 januari 2006’) is een vijftal salarisgroepen opgenomen, waarvan groep II (‘Operationeel medewerker/multifunctioneel’) een schaal kent met een aanvangsloon van € 1.796,96 en een eindloon (na zes treden) van
€ 2.459,96.
1.4. Onder 6. van het ‘onderhandelingsresultaat’ is bepaald: ‘Personeel van Matrans, dat de ECT-CAO volgt, wordt betaald volgens functielijst 1 van deze CAO, waarbij de datum van indiensttreding bij Matrans bepalend is voor toepassing van de salarisschaal van voor of van na 2000. De betreffende functiebalk uit de ECT-CAO (vanuit functieschaal 1) zal, met de bijbehorende salarissen, ter verduidelijking in de sector-CAO sjorbedrijven worden opgenomen.’ In een eerdere concept-versie van het ‘onderhandelingsresultaat’, van de hand van de heer [A], stond in laatstbedoelde bepaling, tussen de woorden ‘volgens functielijst 1’ en ‘van deze CAO’, nog: ‘- groep B2’. Dit deel van de tekst is begin november 2006 op initiatief van de heer [A] uit de definitieve versie van het ‘onderhandelingsresultaat’ geschrapt. In zijn e-mail van 2 november 2006 gaf hij daarvoor aan de heer [B] als reden: ‘in punt 6 zijn de woorden: “- in punt B2” geschrapt (is nml. niet in alle gevallen B2)’. Tegen deze aanpassing hebben de vakbonden geen bezwaar gemaakt.
1.5. Omstreeks eind november 2006 heeft de achterban van FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen bij meerderheid ingestemd met dit ‘onderhandelingsresultaat’. Medio januari 2007 heeft FNV Bondgenoten er bij de AWVN op aangedrongen de concept-tekst van de sector-CAO 2006-2009 voortvarend te redigeren, met name omdat zij het van belang achtte dat de CAO in de loop van 2007 algemeen verbindend zou worden verklaard. Op 11 november 2007 heeft de heer [A] een - wat hij noemde - ‘finale versie’ van de CAO-tekst aan de heer [B] gestuurd, met het verzoek daarmee in te stemmen. Bij e-mail van 7 december 2007 antwoordde de heer [B] aan de heer [A]: ‘bijgaand de laatste versie van de CAO die door ons is nagekeken. Ik heb in de tekst nog wat op- of aanmerkingen. aan jou de eer om dit verder af te regelen.’ Zijn kanttekeningen bij de CAO-tekst hadden geen betrekking op de in (bijlage 1 van) de sector-CAO opgenomen loonschalen. In artikel B6 (‘Salarissen en functielijsten’) van de concept-tekst is op pagina 33 onder de kop ‘Salarissen sjorbedrijven met ingang van 1 januari 2006’ een vijftal salarisgroepen opgenomen, daaronder die voor ‘Operationeel medewerker/multifunctioneel’ (groep II), lopend van een aanvangsloon van € 1.796,96 tot een eindloon (na zes treden) van
€ 2.459,96. De salarisbedragen van deze schaal komen overeen met die in de bijlage bij het ‘onderhandelingsresultaat.’ In Bijlage I bij de CAO-tekst (‘Matrans Marine Services’) zijn drie ‘MMS Salarislijsten (ECT)’ opgenomen, ‘geldig vanaf 01-01-2007’, en wel één ‘Geldend voor medewerkers in dienst voor 1-04-1997’, een andere ‘Geldend voor medewerkers in dienst van 1-04-1997 tot 1-10-2000’ (beide met een eindloon van € 2.639,-- voor ‘Sjorder/RD’, overeenkomend met de eerdere ECT-loonschaal B1), en een derde ‘Geldend voor medewerkers in dienst per 01-10-2000 of later’ (met voor ‘Sjorder/RD’ een eindloon van € 2.285,--, overeenkomend met de ECT-loonschaal A2).
1.6. Bij e-mail van 6 maart 2008 heeft de heer [A] nog gereageerd op de e-mail van de heer [B] van 7 december 2007. Daarna heeft de AWVN de definitieve versie van de CAO-tekst aan partijen toegestuurd. Met uitzondering van FNV Bondgenoten hebben alle partijen bij het overleg begin april 2008 schriftelijk met de uiteindelijke tekst ingestemd. Van een ondertekening van de CAO-tekst is het vervolgens niet gekomen. Ook is de CAO niet ingevolge artikel 4 Wet op de Loonvorming aangemeld bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Partijen hebben in de loop der tijd wel uitvoering gegeven aan (onderdelen van) de in hun collectief overleg gemaakte afspraken. Op 30 maart 2009 heeft FNV Bondgenoten de sector-CAO 2006-2009 aan Matrans opgezegd.
1.7. Met toepassing van genoemde Bijlage I heeft Matrans haar werknemers, die op of na 1 oktober 2000 bij haar in dienst zijn getreden, beloond volgens de ‘MMS Salarislijst (ECT), (g)eldend voor medewerkers in dienst per 01-10-2000 of later.’ In mei 2010 is Matrans gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam door een op 1 mei 2005 bij haar in dienst getreden werknemer, die lid is van FNV Bondgenoten (de heer [D]). In dit geding (met zaaknummer 1121065 CV EXPL 10-31775) is gevorderd dat Matrans wordt veroordeeld om het loon c.a. te betalen dat zij op grond van de in de individuele arbeidsovereenkomst van toepassing verklaarde ECT-CAO aan de werknemer verschuldigd is. Matrans heeft zich hiertegen verweerd, stellende dat op de overeenkomst met de heer [D] de CAO voor Sjorbedrijven 2006-2009 en de daarbij behorende Bijlage I van toepassing is en dat het incorporatiebeding wegens strijd met die CAO, die een standaardkarakter heeft, nietig is. Bij tussenvonnis van 29 april 2011 heeft de kantonrechter geoordeeld dat, nu een CAO ingevolge artikel 3 Wet CAO slechts bij authentieke of onderhandse akte kan worden aangegaan, de in de arbeidsovereenkomst toepasselijk verklaarde ECT-CAO niet wijkt voor de, niet door de partijen (werkgevers en vakbonden) ondertekende sector-CAO. Op verzoek van Matrans heeft de kantonrechter bij vonnis van 27 mei 2011 tussentijds hoger beroep tegen genoemd tussenvonnis toegestaan.
1.8. Ondanks dat zij daartoe in juni 2011 door Matrans zijn gesommeerd, hebben FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen niet alsnog tot ondertekening en aanmelding van de sector-CAO 2006-2009 willen overgaan, omdat volgens hen over de tekst daarvan geen overeenstemming is bereikt.
1.9. Op 22 juli 2011 heeft Matrans de rechtbank te Utrecht verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Matrans wenst een zestal personen die betrokken zijn geweest bij het collectief overleg over de sector-CAO 2006-2009, onder wie de heren [A] en [B], te doen horen. Een datum voor die verhoren is nog niet bepaald.
De vordering en de standpunten van partijen
2.1. Matrans vordert in dit kort geding dat FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen worden veroordeeld binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de sector-CAO te ondertekenen en ingevolge artikel 4 Wet op de Loonvorming bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te melden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 50.000,-- per (gedeelte van een) dag dat zij hiermee in gebreke blijven, met veroordeling van FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen in de proceskosten.
2.2. Matrans legt aan haar vordering ten grondslag dat FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen gehouden zijn tot de gevorderde ondertekening en tot aanmelding van de sector-CAO over te gaan, omdat in het collectief overleg van partijen overeenstemming is bereikt over de tekst van de CAO. Gelet op (het verloop van) het overleg over de uiteindelijke tekstversie, zoals deze uit de gevoerde e-mailcorrespondentie blijkt, mocht Matrans er althans op vertrouwen dat de vakbonden instemden met de uiteindelijke CAO-tekst en mocht zij er naar redelijkheid en billijkheid vanuit gaan dat de bonden de CAO zouden ondertekenen en aanmelden. Deze tekst is wat betreft de loonschaal voor de op of na 1 oktober 2000 in dienst getreden sjorders van Matrans de enige mogelijkheid, nu zij niet tevens als ‘specialist’ in de zin van de ECT-CAO werken. Voor een inschaling op B-niveau is dan geen ruimte. Bij de gevorderde voorlopige voorziening heeft Matrans een spoedeisend belang, niet alleen gelet op haar procespositie in het hoger beroep tegen het vonnis van 29 april 2011 van de kantonrechter te Rotterdam, maar ook in verband met de inmiddels aangekondigde vorderingen van andere werknemers.
3. FNV Bondgenoten betwist de vordering. Niet alleen ontbeert Matrans een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening en leent deze zich niet voor behandeling in een kort geding waarin voor het horen van getuigen geen plaats is, ook inhoudelijk is de vordering niet toewijsbaar. Over de tekst van de sector-CAO en de daarbij behorende loonschalen zijn partijen het niet eens geworden. Doordat uit de aanvankelijke versie van het ‘onderhandelingsresultaat’ de woorden ‘groep B2’ geschrapt zijn, moest de beloning (‘functiebalk’) van de sjorders van Matrans door partijen nog nader vastgesteld worden. Hierover is geen overeenstemming bereikt. De van werkgeverszijde gekozen optie - om loonschaal A2 toe te passen - was niet de enig mogelijke. Aan de zijde van de vakbonden is niet tijdig opgemerkt dat in de voorgestelde tekstversie was voorzien in een verslechtering ten opzichte van de loonschaal B1 voor de tussen 1 oktober 2000 en 1 januari 2007 in dienst getreden sjorders van Matrans. Dit bleek pas toen de betreffende sjorders in de loop van 2008 met de voor hen nadelige salarisgevolgen werden geconfronteerd. De CAO-tekst is in strijd met het onder 4. van het ‘onderhandelingsresultaat’ gestelde, dat het zittende personeel - ongeveer 40 werknemers - (het uitzicht op) hun beloning garandeert. Zij zouden het voor hen geldende eindloon van € 2.459,96 behouden.
4. CNV Vakmensen betwist de vordering eveneens. Zij heeft zich bij het door FNV Bondgenoten gevoerde verweer aangesloten.
De beoordeling van het geschil
5.1. De kern van het geschil dat partijen verdeeld houdt, betreft de vraag of zij, nadat zij bij het in oktober 2006 bereikte ‘onderhandelingsresultaat’ de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in dienst van de sjorbedrijven in de Rotterdamse haven voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2009 waren overeengekomen, overeenstemming hebben bereikt over de uiteindelijke tekst van de sector-CAO, zoals deze in november 2007 mede namens Matrans aan de vakbonden is toegestuurd. De voorzieningenrechter komt in dit kort geding toe aan de inhoudelijke beoordeling van dit geschil, omdat de door de vakbonden gevoerde prealabele verweren, inhoudende dat Matrans geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft en de zaak zich niet leent voor een behandeling in kort geding, worden verworpen. Matrans heeft een gerechtvaardigd belang bij de gevorderde spoedvoorziening, omdat van haar niet kan worden gevergd dat zij langer in het ongewisse blijft omtrent de arbeidsvoorwaarden die zij jegens (een belangrijk deel van) haar werknemers heeft toe te passen. Aan Matrans kan in dit verband niet worden tegengeworpen dat zij geruime tijd heeft laten verstrijken alvorens het geschil met de bonden aan de rechter voor te leggen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de kwestie met het oog op de lopende procedure tegen een individuele werknemer, en de te verwachten aanspraken van andere werknemers in een vergelijkbare positie, voor Matrans urgent is geworden. Ter zitting is voorts gebleken dat het geschil ook de onderhandelingen over een volgende sector-CAO bemoeilijkt. Ook daarom heeft Matrans belang bij een spoedige, al is het voorlopige, rechterlijke beslissing.
5.2. Niet uitgesloten is dat een vordering tot ondertekening en aanmelding van een CAO, zoals door Matrans ingesteld, - ook bij wege van voorlopige voorziening - toewijsbaar is. Omdat een dergelijke veroordeling een onomkeerbare situatie in het leven roept, is daarvoor - mede gezien de doorwerking van een CAO in individuele arbeidsovereenkomsten - wèl vereist dat buiten gerede twijfel is dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Dat in een bodemprocedure tussen partijen mogelijk het horen van getuigen is aangewezen, staat aan een beoordeling van het geschil in dit kort geding evenmin in de weg, omdat - zoals hierna zal worden overwogen - op basis van de stellingen van partijen en de door hen overgelegde stukken voorshands, ook zonder dat getuigen zijn gehoord, kan worden beoordeeld of toewijzing van een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure te verwachten is.
5.3. Bij de beoordeling van het geschil rijst als eerste de vraag of het ‘onderhandelingsresultaat’ van oktober 2006 op het onderdeel waarover partijen naderhand van mening zijn gaan verschillen, te weten de beloning van de sjorders van Matrans, zodanig duidelijk en volledig is dat de uitwerking daarvan in een CAO-tekst aan partijen geen noemenswaardige keuzevrijheid meer laat. Is dat het geval, dan vloeit uit de verplichtingen die contracterende partijen tegenover elkaar hebben in beginsel voort dat zij eraan moeten meewerken dat de daarmee beoogde rechtsgevolgen intreden. Behoefde het bereikte akkoord méér dan enkele tekstuele verwoording en ging het derhalve niet alleen nog om ‘punten en komma’s’, dan hadden partijen zich daarover nader met elkaar te verstaan. Bij de beantwoording van genoemde vraag dient het ‘onderhandelingsresultaat’ in de verhouding van partijen te worden uitgelegd aan de hand van de artikelen 3:33-35 BW. Het komt daarom bij die uitleg aan op hetgeen (de onderhandelaars van) partijen jegens elkaar hebben verklaard en op de zin die zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen (HR 13 maart 1981 NJ 1981, 635). Ook bij de toepassing van deze (‘Haviltex’-)uitlegnorm komt, indien - zoals in dit geval - het resultaat van de onderhandelingen in een geschrift is vastgelegd, aan de daarin gekozen bewoordingen mede betekenis toe. De voorzieningenrechter zal hierna onderscheiden tussen ‘zittend’ personeel enerzijds en nieuw in dienst te treden werknemers anderzijds.
5.4. Matrans heeft niet weersproken dat het ‘onderhandelingsresultaat’ onder 4. meebrengt dat de werknemers die tussen 1 oktober 2000 en 1 januari 2007 bij haar in dienst zijn getreden hun (uitzicht op) beloning overeenkomstig de eerdere loonschaal B1 behielden. Niet betwist is dat zij, ook nadat deze loonschaal uit de ECT-CAO was verwijderd, volgens deze loonschaal (met een eindloon van € 2.459,96) waren betaald. Door vanaf 1 januari 2006 op hen de salarisgroep II voor ‘Operationeel medewerker/ multifunctioneel’, zoals in de bijlage bij het ‘onderhandelingsresultaat’ en in artikel B6 van de sector-CAO opgenomen, toe te passen zouden zij van de wijziging van het ‘functie- en salarisgebouw’ inderdaad geen (nadelige) gevolgen hebben ondervonden. Met dit - door partijen destijds gedeelde - uitgangspunt is de van werkgeverszijde nadien beoogde invoering (per 1 januari 2007) van de - vanuit werknemersperspectief ongunstiger - ‘MMS Salarislijst (ECT), ‘(g)eldend voor medewerkers in dienst per 01-10-2000 of later’ niet te verenigen.
5.5. Waar Matrans meent dat de inschaling van na 1 januari 2007 in dienst te nemen sjorders met het ‘onderhandelingsresultaat’ onder 6. noodzakelijkerwijs vast lag, volgt de voorzieningenrechter haar in dit standpunt niet. Weliswaar moest bij die inschaling worden uitgegaan van functielijst 1 van de ECT-CAO, doch nu daarin de loonschaal B1, waarnaar de sjorders door Matrans eerder waren beloond, niet meer was opgenomen, dienden partijen nader af te spreken hoe die inschaling zou plaatsvinden. Hierop wijst ook de motivering die de heer [A] van AWVN in zijn e-mail van 2 november 2006 gaf voor het schrappen van de woorden ‘groep B2’ uit het aanvankelijke concept van het ‘onderhandelingsresultaat’. Doordat hij benadrukte dat loonschaal B2, waarop kennelijk FNV Bondgenoten in de onderhandelingen had ingezet, ‘niet in alle gevallen’ van toepassing was, kon bij de vakbonden de indruk ontstaan dat die schaal op een gedeelte van de sjorders wèl zou (kunnen) worden toegepast. Gezien enerzijds de verplichting om de ECT-CAO toe te passen en anderzijds het ontbreken in die CAO van (een equivalent van) loonschaal B1, waren partijen jegens elkaar gehouden in goed overleg een voorziening te treffen teneinde de ontstane leemte op te vullen. Daarbij behoorde aansluiting te worden gezocht bij de in de ECT-CAO wèl geregelde gevallen. Kennelijk heeft Matrans de functie van sjorder (niet zijnde ‘specialist’) niet willen ‘opschalen’ naar niveau B2, en hebben de vakbonden de inschaling niet willen verlagen naar het A2-niveau. In die situatie was het op voorhand niet uitgesloten om bij wijze van compromis bijvoorbeeld een tussenschaal te ontwerpen die, gezien het systeem van de ECT-CAO, recht deed aan de functie van sjorder in de onderneming van Matrans. Wat daarvan ook zij, dàt partijen hierover na de totstandkoming van het ‘onderhandelingsresultaat’ nog een nadere afspraak moesten maken is op grond van het voorgaande voorshands voldoende aannemelijk. In oktober/november 2006 lag deze inschaling dan ook nog geenszins vast.
5.6. Matrans heeft betoogd dat, gezien het verloop van het overleg over de nieuwe CAO-tekst, niet alleen CNV Vakmensen, maar ook FNV Bondgenoten hebben ingestemd met de uiteindelijke versie van november 2007, en daarmee tevens met de in Bijlage I bij die versie opgenomen ‘MMS Salarislijsten (ECT)’. Mede in het licht van hetgeen hierboven is overwogen, verwerpt de voorzieningenrechter dit betoog. Partijen zijn, door met elkaar in collectief overleg te treden over de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de sector en doordat zij het ‘onderhandelingsresultaat’ van oktober 2006 hebben bereikt, tot elkaar in een bijzondere, door de redelijkheid en billijkheid beheerste rechtsverhouding komen te staan. Deze rechtsverhouding brengt mee dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de kenbare en gerechtvaardigde belangen van de wederpartij(en). Hieruit vloeide voor Matrans de verplichting voort om haar keuze voor de inschaling van de nieuwe sjorders volgens loonschaal A2 van de ECT-CAO jegens de vakbonden te expliciteren en te motiveren, nu deze keuze niet overeenstemde met de (in elk geval) door FNV Bondgenoten voorgestelde loonschaal B2. Zonder de vakbonden op de ‘MMS Salarislijst (ECT), (g)eldend voor medewerkers in dienst per 01-10-2000 of later’ in Bijlage I bij de sector-CAO te attenderen, mocht Matrans er ook niet op vertrouwen dat de bonden, in afwijking van het bepaalde in het ‘onderhandelingsresultaat’ onder 4., instemden met de verslechtering van de beloning van zittende sjorders, in dienst getreden op of na 1 oktober 2000. Dat de vakbonden de strijdigheid met het uitgangspunt dat inmiddels verworven salarisrechten zouden worden gerespecteerd niet hebben opgemerkt totdat zij hierop in de loop van 2008 door hun achterban werden gewezen, doet daaraan niet af.
5.7. Nadat de in maart 2008 door de AWVN (ook) aan FNV Bondgenoten verzochte schriftelijke instemming met de voorliggende CAO-tekst uitbleef en het vervolgens niet van ondertekening van de sector-CAO door de vakbonden kwam, had Matrans er redelijkerwijs op bedacht kunnen zijn dat nog geen volledige overeenstemming was bereikt. Onder die omstandigheden mocht zij uit de ‘radiostilte’ aan de zijde van de bonden niet zonder meer afleiden dat zij met de CAO-tekst akkoord waren. Dat eerdere CAO’s voor de sector niet pleegden te worden ondertekend, maakt dit niet anders, nu het Matrans bekend was dat FNV Bondgenoten er veel aan gelegen was dat de bepalingen van de sector-CAO 2006-2009 algemeen verbindend zouden worden verklaard. De omstandigheid dat de vakbonden aan de uiteindelijke versie van de sector-CAO uitvoering hebben gegeven door aanspraak te maken op de daarin voorziene financiële werkgeversbijdragen, leidt niet tot de conclusie dat zij geacht moeten worden met die versie te hebben ingestemd. Alleszins begrijpelijk is dat zij, in de verwachting dat het geschil over de inschaling van de sjorders zou worden opgelost, niet hebben willen wachten met het incasseren van de hen voor hun vakbondsactiviteiten toekomende vergoeding. Ten slotte kan FNV Bondgenoten met haar opzeggingsbrief van 30 maart 2009, en de daarin gekozen bewoordingen, niet geacht worden haar standpunt dat over de CAO-tekst geen algehele overeenstemming was bereikt te hebben prijs gegeven.
5.8. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering wordt afgewezen. Matrans wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
weigert de gevorderde voorziening:
veroordeelt Matrans tot betaling van de proceskosten aan de zijde van FNV Bondgenoten, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.376,--, waarin begrepen € 816,-- aan salaris advocaat.
veroordeelt Matrans tot betaling van de proceskosten aan de zijde van CNV Vakmensen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.376,--, waarin begrepen € 816,-- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 september 2011.