ECLI:NL:RBUTR:2011:BR6828

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
290213 / HA ZA 10-1607
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.V.M. Veldhoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van de overeenkomst en rechtsgeldige opzegging in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om een geschil tussen Parfip Nederland B.V. en Hulsenboom Holding B.V. over de kwalificatie van een overeenkomst en de rechtsgeldigheid van een opzegging. De rechtbank heeft op 8 juni 2011 vonnis gewezen in de zaak met nummer 290213 / HA ZA 10-1607. De eiser, Parfip, vorderde betaling van openstaande facturen van Hulsenboom Holding, die voortvloeiden uit een overeenkomst tot licentie, verhuur en onderhoud van een website, die op 8 juli 2004 was gesloten. De overeenkomst had een looptijd van 48 maanden en omvatte ook de levering van een laptop en technische ondersteuning. Hulsenboom Holding heeft de overeenkomst opgezegd per 22 juli 2005, wat door Parfip werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, waarop artikel 7:400 BW van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat Hulsenboom Holding de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, en dat Parfip geen recht heeft op betaling van de openstaande facturen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de opzegging niet aan Hulsenboom Holding kan worden toegerekend, en dat de vordering tot betaling van de contractuele rente eveneens niet toewijsbaar is. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte door Parfip over de hoogte van het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, dat aan Proximedia toekomt voor de reeds verrichte werkzaamheden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel, handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 290213 / HA ZA 10-1607
Vonnis van 8 juni 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap
PARFIP NEDERLAND B.V. ,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. P.J. Stuy,
tegen
de besloten vennootschap
HULSENBOOM HOLDING B.V. ,
voorheen Hulsenboom Elekrotechtechniek B.V.,
gevestigd te Woerden,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. Fijn van Draat.
Partijen zullen hierna Parfip en Hulsenboom Holding genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 september 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2011.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Tussen Proximedia en Hulsenboom Elektrotechniek is op 8 juli 2004 een “Overeenkomst tot licentie, verhuur en onderhoud ” (hierna: de overeenkomst) voor een periode van 48 maanden tot stand gekomen. De overeenkomst houdt in dat Proximedia voor Hulsenboom Elektrotechniek een website bouwt, de hosting en het onderhoud daarvan verzorgt en een domeinnaam aanmaakt, alsmede dat Proximedia aan Hulsenboom Elektrotechniek een laptop met internetaansluiting ter beschikking stelt. Als vergoeding hiervoor is overeengekomen dat Hulsenboom Elektrotechniek B.V. maandelijks een bedrag van EUR 201,11 (inclusief BTW) betaalt.
Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt, voor zover relevant, als volgt:
“Artikel 2 diensten PROXIMEDIA
De door PROXIMEDIA onder de overeenkomst te verrichten diensten bestaan uit:
- de aflevering;
- de installatie;
- de parameterinstelling;
- de demonstratie;
- de opleiding;
- het onderhoud;
- het internet abonnement;
- de creatie van standaard internet site of een site op maat;
- technische bijstand
van de door Abonnee gekozen en in artikel 1 van deze overeenkomst opgesomde computerapparatuur en software, met als tegenprestatie een door Abonnee verschuldigde prijs waarvan de betaling, in de vorm van maandelijkse betalingen, wordt gespreid over de volledige duur van de Overeenkomst .”
Proximedia heeft aan Parfip het recht verleend om namens haar te factureren. Hiervan heeft Parfip bij brief van 27 juli 2004 Hulsenboom Electrotechniek op de hoogte gebracht, onder vermelding van het feit dat dit de relatie met Proximedia wat betreft de installatie en de technische dienst niet verandert.
Per 1 januari 2005 is Hulsenboom Electrotechniek voortgezet door Hulsenboom Holding.
Bij brief van 22 juli 2005 heeft Hulsenboom Holding Proximedia - voor zover relevant - als volgt bericht:
“Per heden zeg ik het contr act op. Van uw kant af wordt er niet aan het contract gehouden. (…) Vanaf heden trek ik ook de automatische betaling in.”
Hulsenboom Holding heeft de door Parfip aan haar toegezonden facturen in de periode van 1 juli 2005 tot en met juli 2008 van in totaal EUR 7.239,96 onbetaald gelaten.
Het geschil
Parfip vordert veroordeling van Hulsenboom Holding tot betaling van EUR 11.657,50, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 21 juli 2009 tot de dag van algehele voldoening en kosten. Het bedrag van EUR 11.657,50 is
als volgt opgebouwd:
- facturen ( 1 juli 2005 tot en met juli 2008) EUR 7.239,96
- contractuele rente ad 1% vanaf vervaldata facturen EUR 3.637,84
tot en met 21 juli 2010
- buitengerechtelijke kosten EUR 768,00
- Kosten uittreksel KvK EUR 11,70.
Hulsenboom Holding voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. Hulsenboom Holding heeft het door haar gevoerde verweer dat er geen contractsoverneming heeft plaatsgevonden ter comparitie van partijen ingetrokken. Gelet hierop behoeft dit verweer geen bespreking meer.
Parfip legt aan haar vordering ten grondslag dat Hulsenboom Holding op grond van de overeenkomst gehouden is de maandelijkse facturen vanaf 1 juli 2005 tot en met
juli 2008 van in totaal EUR 7.239,96 te betalen. Parfip stelt daartoe dat Hulsenboom Holding sinds 1 juli 2005 in verzuim is met het betalen van de maandelijkse termijnen. Ondanks aanmaningen en sommaties is Hulsenboom Holding in gebreke gebleven. Volgens Parfip is een samengestelde overeenkomst overeengekomen waarbij het verrichten van diensten slechts een ondergeschikt onderdeel is. Het zwaartepunt van de overeenk omst ligt bij het verstrekken van de laptop en het verlenen van een licentie. Parfip stelt voorts dat deze overeenkomst, nu deze voor bepaalde tijd is aangegaan, niet tussentijds kan worden opgezegd. Ten slotte stelt Parfip dat aan de zijde van Proximedia geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, terwijl een ingebrekestelling ontbreekt.
Hulsenboom Holding betwist dat zij gehouden is de facturen te betalen.
Hulsenboom Holding stelt zich primair op het standpunt dat zij de overeenkomst bij brief van 22 juli 2005 heeft opgezegd. Volgens Hulsenboom Holding is een overeenkomst van opdracht overeengekomen, omdat de karakteristieke prestatie van de overeenkomst uit het ontwikkelen van een website en het tot stand brengen van een internetverbinding bestaat. Een overeenkomst van opdracht kan te allen tijde worden opgezegd door de opdrachtgever. Subsidiair stelt Hulsenboom Holding zich op het standpunt dat zij de overeenkomst bij brief van 22 juli 2005 heeft ontbonden. Volgens Hulsenboom Holding bestaan de tekortkomingen van Proximedia in de nakoming van de overeenkomst enerzijds uit het niet maken van door Hulsenboom Holding op de website gewenste aanpassingen, zoals wijziging van eenmanszaak in B.V., en anderzijds uit het feit dat het niet mogelijk bleek foto ’s op de website te plaatsen. Uit de houding van Proximedia kon worden afgeleid dat zij niet zou nakomen, zodat er voor verzuim geen ingebrekestelling was vereist. Overigens blijkt uit de brief, die door Hulsenboom Holding als productie 3 is overgelegd, dat er wel een ingebrekestelling is uitgebracht, aldus Hulsenboom Holding.
Hulsenboom Holding heeft betoogd dat de opzegging bij brief van 22 juli 200 5 moet worden beschouwd als een ontbinding in verband met de klachten die Hulsenboom Holding over de website had . Door ontbinding worden partijen bevrijd van hun verbintenissen en ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen, voor zover er op het moment van ontbinding reeds prestaties zijn verricht. Voor Hulsenboom Holding zou ontbinding betekenen dat zij de door haar reeds betaalde maandelijkse vergoedingen van Parfip terug zou dienen te krijgen. Gelet hierop zal de rechtbank allereerst het verweer dat de overeenkomst bij brief van 22 juli 2005 is ontbonden, beoordelen.
Daargelaten de vraag of Parfip de opzegging bij brief van 22 juli 2005 als een ontbinding heeft moeten opvatten, ontstaat i ngevolge artikel 6:265 lid 2 BW de bevoegdheid tot ontbinding, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, pas wanneer de sc huldenaar in verzuim is. Verzuim treedt op grond van artikel 6:82 lid 1 BW in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Anders dan Hulsenboom Holding heeft betoogd, kan uit de brief, die door Hulsenboom Holding als productie 3 in het geding is gebracht, niet worden opgemaakt dat er op de in artikel 6:82 lid 1 BW beschreven wijze ingebreke is gesteld. In deze brief van Parfip van
14 februari 2005 wordt slechts door Parfip gereageerd op de door Hulsenboom Holding geuite wens om de overeenkomst te ontbinden. Niet gesteld of gebleken is dat Hulsenboom Holding Parfip danwel Proximedia een termijn heeft gegeven om de overeenkomst alsnog na te komen.
Voorts heeft Hulsenboom Holding gesteld dat uit de houding van Proximedia kon worden afgeleid dat zij niet zou nakomen, zodat er voor verzuim geen ingebrekestelling was vereist. Voor zover Hulsenboom Holding heeft bedoeld een beroep op artikel 6:82 lid 2 BW te willen doen, faalt dit betoog. Ook ingeval van artikel 6:82 lid 2 BW is een ingebrekestelling vereist. In dit artikel is immers bepaald dat in het geval uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning nutteloos is, de ingebrekestelling kan plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldenaar aansprakelijk wordt gesteld voor het uitblijven van de nakoming. Een ingebrekestelling is voor het intreden van verzuim pas dan niet vereist indien één van de gronden van artikel 6:83 BW van toepassing is. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat een termijn is verstreken waarbinnen Proximedia had moeten presteren en evenmin dat Proximedia een mededeling heeft gedaan waaruit Hulsenboom Holding moest afleiden dat Proximedia in de nakoming van haar verbintenis zal tekortschieten. Uit de door Hulsenboom Holding als productie 4 overgelegde mailwisseling tussen Hulsenboom Holding en Proximedia van begin juli 2005 volgt juist dat Proximedia bereid was gehoor te geven aan de door Hulsenboom Holding in de e-mails geuite klachten.
De slotsom is dat Proximedia jegens Hulsenboom Holding niet in verzuim is geraakt, zodat Hulsenboom Holding bij brief van 22 juli 2005 de overeenkomst niet rechtsgeldig had kúnnen ontbinden. Van ontbinding is dus geen sprake.
Daarnaast heeft Hulsenboom Holding zich op het standpunt gesteld dat zij de overeenkomst bij brief van 22 juli 2005 heeft opgezegd. Gelet hierop ligt de vraag voor hoe de overeenkomst dient te worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De overeenkomst moet worden gekwalificeerd aan de hand van de omstandigheden van het geval, met name aan de hand van hetgeen partijen feitelijk hebben afgesproken. Mede gelet op artikel 2 van de overeenkomst brengt een redelijke uitleg van de afspraken met zich dat de overeenkomst in essentie was gericht op het verrichten van werkzaamheden door Proximedia, bestaande uit het bouwen van een website, de hosting en het onderhoud hiervan, het aanmaken van een domeinnaam, het tot stand brengen van een internetverbinding en het verlenen van technische bijstand. Het aan Hulsenboom Holding ter beschikking stellen van de laptop is als faciliterend te beschouwen. Het verlenen van een licentie is te zien als een logisch uitvloeisel van de overeengekomen werkzaamheden. Nu de overeenkomst wordt gedomineerd door het verrichten van werkzaamheden (opdracht) en het verhuur van de laptop en het verlenen van licenties d aaraan ondergeschikt dienen te worden beschouwd, dient de overeenkomst, anders dan Parfip heeft betoogd, te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, waarop artikel 7:400 en verder van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing is.
Parfip heeft niet weersproken dat Hulsenboom Holding de overeenkomst bij brief van 22 juli 2005 heeft opgezegd. Voor zover Parfip heeft willen betogen dat tussentijdse opzegging van de overeenkomst niet mogelijk is, aangezien de overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, volgt de rechtbank Parfip niet in haar standpunt. Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW kan de opdrachtgever te allen tijde opzeggen, ongeacht of de overeenkomst voor bepaalde danwel voor onbepaalde tijd is aangegaan. Gesteld noch gebleken is dat partijen de opzeggingsbevoegdheid hebben uitgesloten danwel een opzeggingstermijn zijn overeengekomen. Er zijn ook geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die met zich brengen dat de opzegging onaanvaardbaar is. Dit betekent dat Hulsenboom Holding de overeenkomst per 22 juli 2005 rechtsgeldig heeft opgezegd. De stelling van Parfip dat aan de zijde van Proximedia geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, terwijl een ingebrekestelling door Hulsenboom Holding ontbreekt, leidt niet tot een ander oordeel. Tekortkomingen in de nakoming van de opdracht of een ingebrekestelling zijn immers geen voorwaarde om de overeenkomst te kunnen opzeggen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de overeenkomst op 22 juli 2005 door opzegging rechtsgeldig is geëindigd. De vordering tot betaling van de openstaande facturen is derhalve niet toewijsbaar. Gelet hierop dient de vordering tot vergoeding van de contractuele rente vanaf de vervaldata van de facturen eveneens te worden afgewezen .
Loon
Uitgangspunt is derhalve dat de overeenkomst op 22 juli 2005 door opzegging rechtsgeldig is geëindigd. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:411 lid 1 BW heeft de opdrachtnemer, nu de overeenkomst is geëindigd voordat de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken en de verschuldigdheid afhankelijk is van het verstrijken van die tijd, recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Krachtens artikel 7:411 lid 2 BW heeft de opdrachtnemer recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op de omstandigheden van het geval, redelijk is.
De rechtbank acht het, daargelaten de vraag of de opzegging is toe te rekenen aan Hulsenboom Holding, niet redelijk om het volle loon, bestaande uit het geheel van overeengekomen maandelijkse vergoedingen, toe te kennen. Immers, de overeenkomst met een looptijd van 48 maanden is reeds na 12 maanden opgezegd, zodat nog te verrichten werkzaamheden Proximedia bespaard zijn gebleven en de vrijgekomen tijd aan andere opdrachten kon worden besteed.
Vervolgens is de vraag aan de orde op welk deel van het loon Parfip ingevolge artikel 7:411 lid 1 BW wel recht heeft. Bij de bepaling van dit deel houdt de rechtbank op grond van voornoemd artikel rekening met de reeds door Proximedia verrichte werkzaamheden, het voordeel dat Hulsenboom Holding daarvan heeft gehad, de reden van beëindiging. Voorts dient rekening te worden gehouden met de door Hulsenboom Holding reeds betaalde maandelijkse vergoedingen.
Omtrent de reden van beëindiging van de overeenkomst wordt het volgende overwogen. Hulsenboom Holding heeft gesteld dat de reden van opzegging was gelegen in het feit dat Proximedia in de nakoming van de overeenkomst is tekortgeschoten. Hulsenboom Holding heeft ter comparitie verklaard dat de tekortkomingen enerzijds bestonden uit het niet maken van door haar gewenste aanpassingen, zoals wijziging van eenmanszaak in B.V., en anderzijds uit het feit dat het niet mogelijk bleek foto’s te plaatsen. Parfip heeft de tekortkomingen betwist. Zij heeft hiertoe gesteld dat uit de door Hulsenboom Holding in het geding gebrachte productie 4 volgt dat Hulsenboom Holding is uitgenodigd op het kantoor van Proximedia om aanpassingen op de website aan te brengen. Dat Hulsenboom Holding dat vervolgens niet heeft gedaan, dient voor haar rekening te komen. Voorts volgt volgens Parfip uit de door Hulsenboom Holding in het geding gebrachte productie 10 dat hetgeen Hulsenboom Holding met de foto’s wilde niet mogelijk was en dat door Proximedia op dit punt een duidelijk advies is gegeven. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Parfip heeft Hulsenboom Holding onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld voor de vaststelling dat opzegging van de overeenkomst (geheel) aan Proximedia is te wijten. De rechtbank ziet dan ook in de reden van opzegging geen aanleiding om een lagere vergoeding toe te kennen voor de reeds door Proximedia verrichte werkzaamheden.
Ten aanzien van de reeds door Proximedia verrichte werkzaamheden en het voordeel dat Hulsenboom Holding hiervan heeft genoten, overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de overeenkomst, die is gesloten voor de duur van 48 maanden, levert Proximedia een website aan Hulsenboom Holding. Ook stelt zij aan Hulsenboom Holding een laptop met internetaansluiting ter beschikking, die zij installeert en geeft zij een opleiding voor het gebruik h iervan. Daarnaast verleent Proximedia aan Hulsenboom Holding diensten gedurende de gehele looptijd van het contract, zoals het verzorgen van onderhoud en het bieden van technische bijstand. Hulsenboom Holding betaalt hiervoor een maandelijkse vergoeding van EUR 201,11. Door een maandelijkse vergoeding van
EUR 201,11 overeen te komen, wordt de vergoeding van de door Proximedia te verrichten werkzaamheden omgeslagen over de gehele duur van de overeenkomst, te weten 48 maanden. Doordat de overeenkomst voortijdig is geëindigd, is Parfip de mogelijkheid ontnomen om voor de reeds door Proximedia verrichte werkzaamheden een volledige vergoeding te ontvangen.
Tegen de achtergrond van hetgeen onder rechtsoverweging 4.15. is overwogen acht de rechtbank de waarde van de reeds door Proximedia verrichte prestaties van belang voor het naar redelijkheid vaststellen van het deel van het loon, waarop Parfip recht heeft.
Hiervoor is de kostprijs van de onderhavige overeenkomst, waarbij naast het leveren van een website een laptop ter beschikking wordt gesteld, relevant. Er zal bij de kostprijsberekening onderscheid dienen te worden gemaakt tussen kosten, die steeds bij of kort na het sluiten van elke overeenkomst worden gemaakt en kosten, die bij een tussentijdse beëindiging gedurende de resterende looptijd niet meer gemaakt behoeven te worden. Daarnaast is de tijd, die nodig is om de kosten terug te verdienen, relevant. In het kader van een redelijke vergoeding voor de laptop, die Proximedia aan Hulsenboom Holding ter beschikking heeft gesteld, wordt opgemerkt dat de klant verplicht is de laptop, die eigendom blijft van Proximedia, na afloop van de overeenkomst beschikbaar te stellen aan Proximedia danwel Parfip. Er dient derhalve rekening te worden gehouden met de e ventuele waarde, die de geretourneerde laptop voor Proximedia danwel Parfip zal hebben.
Bij het vaststellen van de redelijke vergoeding dient ook rekening te worden gehouden met de door Hulsenboom Holding reeds betaalde maandelijkse vergoedingen. Hulsenboom Holding heeft onweersproken gesteld dat hij de maandelijkse vergoedingen tot en met juni 2005 heeft betaald. Voorts heeft Hulsenboom Holding onweersproken gesteld dat
op 1 oktober 2005 de maandelijkse vergoeding automatisch is afgeschreven en dat Hulsenboom Holding deze niet heeft kunnen laten terugboeken, zodat vast staat dat de maandelijkse vergoeding van oktober 2005 ook reeds door Hulsenboom Holding is betaald. Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank hierbij dat, gelet op de verschillende elementen van de overeenkomst, de stellingen van partijen en de grondslag van de door Parfip ingestelde vorderingen, op voorhand niet kan worden vastgesteld dat de redelijke vergoeding gelijk te stellen is aan de 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingen als bedoeld in de door Proximedia gehanteerde algemene voorwaarden.
Om een eindbeslissing te kunnen nemen over de hoogte van het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon dient de rechtbank de beschikking te hebben over nadere gegevens met betrekking tot de waarde van de reeds door Proximedia geleverde prestaties. Derhalve wordt Parfip opgedragen om bij akte gemotiveerd en met stukken onderbouwd een berekening hiervan in het geding te brengen met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.16. is overwogen. De inhoud van de akte dient hiertoe beperkt te zijn. Vervolgens zal partij Hulsenboom Holding de gelegenheid krijgen om uitsluitend daarop bij antwoordakte te reageren.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 6 juli 2011 voor het nemen van een akte door Parfip uitsluitend over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 4.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.V.M. Veldhoen en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.