ECLI:NL:RBUTR:2011:BR6983

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.600466-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk verkregen voordeel bij ontnemingszaak met niet teruggevonden kluis

In deze ontnemingszaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 5 september 2011, werd de veroordeelde geconfronteerd met een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een diefstal waarbij een kluis met een totale waarde van € 15.270,-- werd gestolen. De kluis is tot op heden niet teruggevonden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet betekent dat de veroordeelden geen voordeel hebben genoten. De rechtbank stelde vast dat de veroordeelden, ondanks dat zij de kluis niet konden openen, wederrechtelijk voordeel hadden verkregen door het wegnemen van de kluis.

De officier van justitie vorderde een bedrag van € 5.090,- als wederrechtelijk verkregen voordeel, wat overeenkomt met een derde van de totale waarde van de kluis. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde niets van de buit had ontvangen en dat er daarom geen ontnemingsvordering kon worden toegewezen. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van de officier van justitie terecht was, aangezien de waarde van de kluis en de inhoud daarvan voldoende was onderbouwd in het dossier.

De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 5.090,- aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken. De rechtbank concludeerde dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel terecht was vastgesteld op het gevorderde bedrag, en dat er geen aanleiding was voor een afwijkende verdeelsleutel tussen de veroordeelden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16.600466-11
beslissing van de rechtbank d.d. 5 september 2011
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
gedetineerd voor deze zaak te P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem,
raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het wetboek van strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16.600466-11 ;
- het vonnis waaruit blijkt dat veroordeelde op 5 september 2011 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht is veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf terzake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.
2 De beoordeling
2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een bedrag van € 5.090,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Zij heeft aangevoerd dat uit de gespecificeerde bijlage bij de aangifte blijkt dat de totale buit in de door veroordeelde en zijn medeveroordeelden gestolen kluis € 15.270,-- bedroeg en dat deze kluis tot op heden niet teruggevonden is. De officier van justitie acht het aannemelijk dat veroordeelde een derde deel van de buit heeft ontvangen en komt zodoende op een bedrag van € 5.090,-.
2.2 Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een ontnemingsvordering is bedoeld om de situatie na het misdrijf in financieel opzicht terug te brengen tot de situatie zoals die was voor het misdrijf. Aangezien de veroordeelde niets van de buit heeft ontvangen kan hem ook geen wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen, aldus de raadsman.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het vonnis van 5 september 2011 volgt dat veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan. Bij de aangifte is een goederenbijlage gevoegd waarin zeer gespecificeerd is aangegeven hoeveel waardebonnen en van welke soort en waarde, de kluis bevatte ten tijde van het misdrijf. Ook is opgegeven welke waarde aan geld de kluis bevatte. De rechtbank acht de opgegeven bedragen niet onaannemelijk gelet op het feit dat dit de opbrengst vormde van zowel het theater als het café.
De rechtbank overweegt dat de kluis tot op heden niet is teruggevonden en dat het bedrag van € 15.270,-- reeds door het wegnemen van de kluis wederrechtelijk door de veroordeelden is verkregen. Dat de veroordeelden kort na het misdrijf de kluis niet open hebben gekregen, leidt niet tot de conclusie dat zij geen voordeel hebben genoten. Nu uit de stukken in het dossier geen aanknopingspunten zijn voor een afwijkende verdeelsleutel tussen de veroordeelden dan op basis van gelijke verdeling, zal de rechtbank bij de toewijzing van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgaan van een ponds pondsgewijze verdeling.
De rechtbank zal daarom de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de veroordeelde vaststellen op
€ 5.090,-- en de vordering toewijzen.
3 De beslissing
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 5.090,-.
Zij legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 5.090,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. Scheffer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2011.
Mr. Schoenmakers was buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.