ECLI:NL:RBUTR:2011:BS1115

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711925-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling voor diefstal met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 juli 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1986 in Somalië. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het gebruik van geweld en het medeplegen van de feiten, maar stelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar dat de verdachte wel schuldig was aan diefstal met geweld, waarbij hij een bankpas van de aangever heeft gestolen en geld heeft gepind met deze pas. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn mededaders de aangever hebben bedreigd en geweld hebben gebruikt om de pinpas en de bijbehorende pincode te verkrijgen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 105 dagen op, en wees de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.470,13 aan de benadeelde partij voor materiële en immateriële schade. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling met één jaar, omdat de verdachte zich positief had ontwikkeld en een baan had gevonden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-711925-10 en 16-441451-09 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. D. Koningsbloem, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 27 december 2010, 28 maart 2011 en 4 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in vereniging [aangever 1] van zijn vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden;
Feit 2: in vereniging een bankpas van [aangever 1] heeft gestolen waarbij verdachte en zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van geweld en/of bedreiging van geweld;
Feit 3: in vereniging geld van de bankrekening van [aangever 1] heeft gepind met de hiervoor genoemde gestolen pinpas en de onder bedreiging met geweld van [aangever 1] verkregen pincode;
Feit 4 primair: in vereniging pinbetalingen heeft gedaan bij een coffeeshop en diverse winkels met voormelde gestolen pinpas en verkregen pincode;
Feit 4 subsidiair: in vereniging een coffeeshop en diverse winkels heeft opgelicht door zich voor te doen als de rechtmatige eigenaar/houder van een pinpas ten name van [aangever 1].
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Volgens de officier van justitie kan het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden. Zij heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het gebruik maken van geweld en het dreigen met geweld. Volgens de officier van justitie dient verdachte ook te worden vrijgesproken van het medeplegen van dit feit.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte € 700,- heeft gepind met gebruikmaking van een gestolen pinpas. Verdachte dient ook ten aanzien van dit feit van medeplegen te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
Ten slotte kan volgens de officier van justitie het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten kan niet worden vastgesteld dat gebruik is gemaakt van geweld en/of dat is bedreigd met geweld. In de woning van verdachte zijn geen sporen van geweld aangetroffen en bij de aangever [aangever 1] is geen letsel waargenomen. De raadsman acht de verklaringen die [aangever 1] hieromtrent heeft afgelegd ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3 heeft de raadsman gesteld dat [aangever 1] zijn bankpas vrijwillig aan verdachte heeft gegeven om zijn schuld aan verdachte af te betalen. Verdachte heeft met toestemming van [aangever 1] pintransacties met deze pinpas verricht, aldus de verdediging.
Verdachte dient niet als medepleger van de feiten 1, 2, 3 en 4 te worden aangemerkt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde
[aangever 1] heeft ter terechtzitting van 4 juli 2011 verklaard dat hij op 13 september 2010 naar de woning van verdachte te Amersfoort is gegaan om achterstallige huur aan verdachte te betalen .
Bij de politie heeft [aangever 1] verklaard dat verdachte en twee Somalische mannen in deze woning aanwezig waren. Eén van de Somalische mannen had twee zilveren tanden. Verdachte beschuldigde [aangever 1] ervan zijn laptop te hebben gestolen waarna hij hem met vlakke handen tegen de linker- en rechterzijde van zijn gezicht en oren sloeg. De Somalische man met de zilveren tanden sloeg [aangever 1] ook met vlakke handen tegen het gezicht. Vervolgens werd [aangever 1] door verdachte en de twee Somalische mannen aan zijn armen en benen vanuit de gang de woonkamer ingetrokken en daar op een bank neergezet. De Somalische man met de zilveren tanden tikte met een hamer tegen de linkerbovenarm van [aangever 1]. Vervolgens sloeg verdachte [aangever 1] weer met zijn vlakke hand in het gezicht en pakte hij een bankpasje uit de broekzak van [aangever 1]. Verdachte vroeg [aangever 1] wat de hierbij behorende pincode was. Toen [aangever 1] niet wilde zeggen wat zijn pincode was zei verdachte dat hij [aangever 1] vast zou binden en met de hamer zou slaan. Verdachte ging niet akkoord met het aanbod van [aangever 1] om met verdachte mee te gaan zodat hij zelf zijn pincode kon intoetsen. Verdachte bleef [aangever 1] bedreigen met vastbinden en de hamer. [aangever 1] heeft toen uit angst zijn pincode verteld waarna verdachte de woning heeft verlaten. De Somalische mannen zeiden tegen [aangever 1] dat verdachte € 700,- zou gaan pinnen als vergoeding voor de laptop. Toen verdachte terugkwam zei hij dat hij € 700,- had gepind bij de SNS-bank. Vanaf het moment dat verdachte weer terug was in de woning verlieten de Somalische mannen de woonkamer.
Nadat [aangever 1] de woning had verlaten vertelde verdachte telefonisch aan [aangever 1] dat hij geld had gepind, dat hij het bankpasje van [aangever 1] daarna aan de twee Somalische mannen had gegeven en dat zij ook met het bankpasje hadden gepind .
Volgens verdachte kwam [aangever 1] op 13 september 2010 om ongeveer 14.00 uur bij verdachte thuis. Op dat moment waren er ook twee andere jongens in de woning van verdachte aanwezig. Verdachte heeft een bankpas met bijbehorende pincode van [aangever 1] verkregen waarmee hij diverse geldbedragen heeft gepind. Toen verdachte na het pinnen thuis kwam waren [aangever 1] en de twee andere jongens nog in de woning van verdachte . Ter terechtzitting van 27 december 2010 heeft verdachte verklaard dat hij op 13 september 2010 een bedrag van € 700,- heeft gepind bij de SNS-bank en voor een bedrag van € 57,40 aan weed heeft gepind bij coffeeshop Bazar Zoo. Daarnaast heeft verdachte € 200,- en € 192,- bij de Plus supermarkt gepind. Toen verdachte thuis kwam na het pinnen kwam de buurman [betrokkene 1] de woning binnen .
[betrokkene 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 13 september 2010 na zijn werk bij zijn buurman, verdachte, in de woning is geweest. In de woning waren verdachte, een Chinese jongen en twee andere jongens aanwezig . [betrokkene 1] heeft bij de politie verklaard dat hij van verdachte had gehoord dat de Chinese jongen een laptop van hem had gestolen en dat de Chinese jongen naar de woning van verdachte was gekomen om hem geld te geven. De Chinese jongen bracht niet genoeg geld. [betrokkene 1] hoorde van verdachte dat twee Somalische vrienden van hem geld van de Chinese jongen hebben gepind .
Op 13 september 2010 heeft de politie de woning van verdachte aan de [adres] te Amersfoort doorzocht. Hierbij werden de volgende goederen aangetroffen:
- een pinbon en een kassabon van € 125,- van Bonito Mode te Amersfoort, d.d. 13 september 2010 te 14.19.44 uur, betaald met een bankpas met het nummer eindigend op 5956;
- een plastic tas en schoenendoos van Invito met een pinbon Invito van € 98,95 (de rechtbank begrijpt: € 89,95), d.d. 13 september 2010 te 14.41 uur;
- een plastic tas van Bonito Mode te Amersfoort, in de tas een pinbon en kassabon van
€ 140,-;
- een klauwhamer .
In de transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [aangever 1] van 13 september 2010 staan de volgende transacties vermeld.
- € 700,-, SNS-bank, Amersfoort, te 12.44 uur;
- € 57,40 Bazar The Zoo, Amersfoort, te 13.05 uur;
- € 200,- Plus, Amersfoort, te 13.20 uur;
- € 192,- Plus, Amersfoort, te 13.21 uur;
- € 78,- Albert Heijn, Amersfoort, te 13.39 uur;
- € 4,80 Albert Heijn, Amersfoort, te 13.39 uur;
- € 52,98 Gall & Gall, Amersfoort, te 13.42 uur;
- € 125,- Bonito Mode, Amersfoort, te 14.19 uur;
- € 140,- Bonito Mode, Amersfoort, te 14.28 uur;
- € 89,95 Invito, Amersfoort, te 14.41 uur .
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
4.3.2. Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geweld met name is gebruikt om de pinpas met bijbehorende pincode van verdachte te verkrijgen. Dat verdachte nadien wederrechtelijk van zijn vrijheid zou zijn beroofd door hem te beletten de woning te verlaten, volgt in onvoldoende mate uit het dossier. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.3.3. De bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en/of zijn mededaders voormelde geweldshandelingen hebben verricht en hem hebben bedreigd met geweld om zijn pinpas met bijbehorende pincode van hem te verkrijgen. Hiervoor is in het dossier steunbewijs te vinden in de verklaringen van verdachte dat hij heeft gepind met de pinpas van [aangever 1] en de verklaring van [betrokkene 1] dat twee Somalische vrienden van verdachte hebben gepind met de pinpas van [aangever 1]. De pintransacties die verdachte en de twee Somalische mannen hebben verricht zijn terug te vinden in de winkelbonnen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen en de pintransacties die op 13 september 2010 van de bankrekening van [aangever 1] zijn verricht. De rechtbank overweegt in dit verband dat het onaannemelijk is dat iemand zijn pinpas met bijbehorende pincode afgeeft. De verklaring van verdachte op dit punt is temeer ongeloofwaardig, nu vast staat dat er voor een groter bedrag is gepind dan waar verdachte recht op meende te hebben. Uit het dossier volgt dat verdachte de pas met bijbehorende code kennelijk ook aan anderen ter beschikking heeft gesteld. Dit valt niet te rijmen met zijn stelling dat aangever de pas vrijwillig aan hem heeft gegeven om daarmee het geld op te nemen waar hij recht op had.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 13 september 2010 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas, toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, nadat die [aangever 1] zich naar de woning van verdachte had begeven teneinde achterstallige huur te betalen,
- die [aangever 1] hebben beschuldigd van de diefstal van een laptop en
- die [aangever 1] in de hal van die woning tegen diens hoofd hebben geslagen en/of
- die [aangever 1] vanuit de hal van die woning naar de woonkamer hebben getrokken en aldaar op een bank gezet en
- met een hamer tegen de linkerbovenarm van die [aangever 1] hebben getikt en
- die [aangever 1] in het gezicht en tegen de zijkanten van het hoofd hebben geslagen en
- die [aangever 1] hebben toegevoegd de woorden: "geef je pincode, anders bind ik je vast en sla ik je met die hamer";
3.
op 13 september 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een gelduitgifteautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 700 euro, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde de eerder van die [aangever 1] gestolen pinpas en de, onder bedreiging van die [aangever 1], van die [aangever 1] verkregen bijbehorende pincode;
4.
primair
op verschillende tijdstippen gelegen op 13 september 2010 te Amersfoort,
- tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van een pinbetaling bij coffeeshop Bazar, een hoeveelheid geld, 57,40 euro, toebehorende aan [aangever 1], en
- tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van pinbetalingen bij supermarkt Plusmarkt, een hoeveelheid geld, 392 euro, toebehorende aan [aangever 1], en
- tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van pinbetalingen bij supermarkt Albert Heijn, een hoeveelheid geld, 82,80 euro, toebehorende aan [aangever 1], en
- tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van een pinbetaling bij slijterij Gall en Gall, een hoeveelheid geld, 52,98 euro, toebehorende aan [aangever 1], en
- tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van pinbetalingen bij kledingwinkel Bonito, een hoeveelheid geld, 265 euro, toebehorende aan [aangever 1], en
- tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, door middel van een pinbetaling bij schoenenwinkel Invito, een hoeveelheid geld, 89,95 euro, toebehorende aan [aangever 1],
waarbij verdachte en zijn mededaders telkens de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een valse sleutel, zijnde de eerder van die [aangever 1] gestolen pinpas en de, onder bedreiging van die [aangever 1], van die [aangever 1] verkregen bijbehorende pincode.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 4 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen 135 dagen gevangenisstraf waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank bij een eventuele strafoplegging een straf gelijk aan het voorarrest dient op te leggen. De raadsman ziet geen aanleiding voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een pinpas toebehorende aan [aangever 1]. Ze hebben vervolgens de bij de gestolen pinpas behorende pincode van [aangever 1] verkregen door hem met geweld te bedreigen waarna ze een totaalbedrag van € 1.640,13 hebben gepind. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [aangever 1] en hem financiële schade toegebracht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, onder meer wegens diefstallen;
- een reclasseringsadvies (beknopt), de verdachte betreffende, van de Reclassering Nederland van 16 september 2010, opgemaakt door T. de Bie, reclasseringswerker;
- een reclasseringsadvies, de verdachte betreffende, van de Reclassering Nederland van 15 november 2010, opgemaakt door A. Balfoort, reclasseringswerker;
- een voortgangsverslag opdrachtgever, de verdachte betreffende, van de Reclassering Nederland van 25 maart 2011, opgemaakt door H. Seyedi, reclasseringswerker;
- een voortgangsverslag opdrachtgever, de verdachte betreffende, van de Reclassering Nederland van 29 juni 2011, opgemaakt door H. Seyedi, reclasseringswerker, onder meer inhoudende dat verdachte zich coöperatief opstelt tijdens de gesprekken met de reclassering, dat verdachte sinds 1 juni 2011 op het adres aan de [adres] te Amersfoort verblijft dat hij begeleiding zal krijgen bij het vinden van een zelfstandige woning en dat hij een afspraak bij Stadsring 51 heeft voor schuldhulpverlening.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij geen alcohol meer nuttigt en niet meer met verkeerde vrienden omgaat. Verdachte verricht sinds een week productiewerk bij Polynorm en werkt hier veertig uur per week. Verdachte wil een opleiding tot loodgieter volgen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 105 dagen passend en geboden. Zij ziet geen aanleiding om verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, te weten een bedrag van € 1.678,13 wegens materiële schade en een bedrag van € 1.750,- wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 970,13 wegens materiële schade en dat het bedrag van € 1.750,- wegens immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat dit ziet op het geweldaspect onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten ten aanzien waarvan zij vrijspraak heeft gevorderd.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet de persoon is die de geldbedragen van € 265,- en € 89,95 bij Bonito en Invito heeft gepind, dat de gevorderde reiskosten onduidelijk zijn en dat de immateriële schade moet worden afgewezen omdat de benadeelde partij geen geweld noch bedreiging met geweld heeft ondergaan.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder 2, 3 en 4 primair bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 500,- en de materiële schade wordt begroot op € 970,13.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 1.470,13 worden toegewezen.
De rechtbank zal het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 700,- dat verdachte met de pinpas van de benadeelde partij heeft gepind afwijzen omdat verdachte dit geldbedrag aan de benadeelde partij heeft teruggegeven.
Voor het overige, zowel materiële als immateriële schade betreffend, acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
8. Het beslag
Teruggave in beslag genomen goederen:
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst vermelde voorwerp onder nummer 17 aan verdachte dient te worden teruggegeven en dat de voorwerpen onder de nummers 7 en 16 aan de rechthebbende(n) dienen worden geretourneerd. De voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 6 en 8 tot en met 15 dienen volgens de officier van justitie verbeurd te worden verklaard.
De raadsman heeft gesteld dat de op beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 16 en 17 aan verdachte en de voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 15 aan de rechthebbende(n) dienen te worden teruggegeven.
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten het op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst vermelde nummer 17 zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst vermelde nummers 1 tot en met 16 zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de rechthebbende(n).
9. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 19 mei 2009 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 3 juni 2009.
De officier van justitie vordert thans dat de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast, om te zetten in 30 uren werkstraf.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor onder 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf afwijzen en op verzoek van de verdediging de proeftijd verlengen met één jaar. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte blijkens diens onder punt 6.3 genoemde verklaring ter terechtzitting en het voortgangsverslag opdrachtgever van de Reclassering Nederland van 29 juni 2011 een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Verdachte heeft met behulp van de reclassering een woning en een baan bemachtigd en heeft een afspraak gemaakt om tot schuldhulpverlening te komen. De rechtbank acht het niet wenselijk dat dit traject door de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke straf wordt doorkruist.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht.
10. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
Feit 3: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 4 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 105 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte beslaglijst is genummerd 17;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 16;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 1.470,13, waarvan € 970,13 ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 1.470,13 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 24 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. M.H.L. Schoenmakers en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2011.