ECLI:NL:RBUTR:2011:BS8676

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604107-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N. van der Velden
  • J.R. Krol
  • I. Bruna
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderporno met bijzondere aandacht voor de rol van de verdachte en de bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tussen 12 november 2004 en 5 februari 2010, in zijn woning in Zegveld, meerdere gegevensdragers in bezit had die 4546 kinderpornografische afbeeldingen en 112 kinderpornografische films bevatten. De verdachte heeft verklaard dat hij meermalen met zijn creditcard heeft betaald voor het downloaden van deze bestanden en dat hij zich al sinds 2003 bezighoudt met het downloaden van kinderporno. De rechtbank heeft de verdediging gehoord, die aanvoerde dat de bewijsstukken onrechtmatig verkregen waren, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte in vrijheid heeft verklaard en dat er geen schending van zijn recht op een eerlijk proces was.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het in bezit hebben van kinderporno, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte heeft zich aangemeld voor behandeling bij De Waag en heeft het laakbare van zijn handelen ingezien. De rechtbank heeft daarom besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft benadrukt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is en dat het noodzakelijk is om ook degenen die kinderporno verzamelen aan te pakken, om zo de vraag naar dit materiaal te verminderen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604107-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewuste bezit van kinderpornografisch materiaal, met uitzondering van de in de tenlastelegging genoemde afbeelding genummerd ovj 14, en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman heeft daartoe betoogd dat verdachte niet gewezen is op zijn consultatierecht voordat aan verdachte vragen werden gesteld en verdachte om toestemming werd gevraagd om vrijwillig medewerking te verlenen aan de huiszoeking.
De raadsman heeft hieraan de conclusie verbonden dat de tijdens de huiszoeking in beslag genomen gegevensdragers, waarop later de betreffende afbeeldingen werden aangetroffen, onrechtmatig verkregen zijn en samen met de tijdens het eerste verhoor afgelegde verklaring van verdachte dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman heeft tevens opgemerkt dat de latere verklaringen van verdachte ook dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaringen van dezelfde inhoud en strekking zijn.
De verdediging is subsidiair van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen met uitzondering van de afbeeldingen genummerd ovj 09, ovj 10 en ovj 14 en de 919 afbeeldingen die zijn aangetroffen in de map ‘temporary files’.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De rechtbank overweegt met betrekking tot voornoemd verweer van de raadsman als volgt.
Uit de rechtspraak van het EHRM kan worden afgeleid dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen, die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen.
Nadat verdachte de cautie is gegeven, heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd omtrent de kinderpornografische bestanden die hij in zijn bezit had. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring in kwestie door verdachte in volle vrijheid is afgelegd, niet slechts nadat hem was meegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, maar bovendien terwijl hij niet was aangehouden of anderszins van zijn vrijheid was beroofd. Van bijzondere omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat verdachte desondanks gewezen had moeten worden op het consultatierecht, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van een omstandigheid die verdachte heeft belemmerd in het benaderen van een advocaat. Verdachte had ieder moment zelf een advocaat kunnen bellen. Dat een verbalisant vragen heeft gesteld aan verdachte, is dan ook geen schending van het recht van verdachte op een eerlijk proces. Dit geldt te meer nu verdachte in een later stadium opnieuw een bekennende verklaring heeft afgelegd en zijn eerste verklaring geenszins heeft ingetrokken.
Voorts heeft verdachte toestemming gegeven voor de doorzoeking van zijn huis, waardoor dit een rechtmatige doorzoeking is geweest. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een vormverzuim en verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Het bewijs
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 5 februari 2010 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats]. Tijdens deze doorzoeking zijn in de woning onder meer een laptop (merk Acer Extensa), een computer (merk LG) en een externe harddisk (merk Freecom) aangetroffen en in beslag genomen. Op voornoemde gegevensdragers zijn in ieder geval 4546 kinderpornografische afbeeldingen en 112 kinderpornografische films aangetroffen, waaronder de afbeeldingen en films vermeld in de tenlastelegging.
Uit onderzoek is gebleken dat de aangetroffen kinderpornografische bestanden zijn gedownload in de periode tussen 12 november 2004 en 16 januari 2010.
Verdachte heeft verklaard dat hij meermalen heeft betaald met zijn creditcard om kinderpornografische bestanden te downloaden. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zich al vanaf 2003 bezighoudt met het downloaden van kinderporno en dat hij de betreffende bestanden heeft opgeslagen op zijn computers en een externe harddisk.
Nadere bewijsoverwegingen
Het verweer ten aanzien van de temporary files
Ten aanzien van het verweer van de raadsman omtrent de aangetroffen afbeeldingen in de map ‘temporary files’ overweegt de rechtbank als volgt.
Uit onderzoek is gebleken dat van de 4546 aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen zich 919 afbeeldingen in de map ‘temporary files’ bevonden. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het bezit van deze afbeeldingen vrijgesproken dient te worden, omdat hij deze niet bewust heeft opgeslagen op zijn computer.
Dienaangaande overweegt de rechtbank dat verdachte - onder meer ter zitting - heeft verklaard dat hij bewust naar kinderporno heeft gezocht door middel van zoekmachines op het internet, waarvoor hij – onder meer – de zoektermen hcpt (‘hardcore preteen’) en scpt (‘softcore preteen’) gebruikte. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij niet precies weet hoeveel afbeeldingen hij op zijn computer had staan, maar dat het aantal in de tenlastelegging wel zou kunnen kloppen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door bewust te zoeken naar kinderpornografische afbeeldingen en filmbestanden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er meer kinderpornografische bestanden op zijn computer terecht zouden komen dan alleen de afbeeldingen die hij zelf heeft opgeslagen. Het verweer van de raadsman, dat verdachte dit niet heeft kunnen weten en hier geen opzet op heeft gehad, gaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Het verweer ten aanzien van de afbeeldingen genummerd ovj 09 en ovj 10
Ten aanzien van het verweer van de raadsman omtrent de afbeeldingen genummerd ovj 09 en ovj 10 overweegt de rechtbank als volgt.
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht met ingang van 1 januari 2010 is gewijzigd in die zin dat de leeftijdsgrens is verruimd van zestien naar achttien jaar. De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van de hiervoor genoemde afbeeldingen niet strafbaar zou zijn, omdat de meisjes op deze afbeeldingen volgens het proces-verbaal de leeftijd van zestien jaar reeds bereikt kunnen hebben.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer dat de tekst van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht gedurende de gehele ten laste gelegde periode gericht was op de bescherming van iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. De wetswijziging ten aanzien van de leeftijdsgrens heeft reeds plaatsgevonden op 1 oktober 2002. De wet is weliswaar met ingang van 1 januari 2010 opnieuw gewijzigd, zoals de raadsman betoogd heeft, maar niet ten aanzien van de leeftijdsgrens.
De rechtbank constateert dat het verweer van de raadsman feitelijk onjuist is en verwerpt dit verweer dan ook.
Partiële vrijspraak
De rechtbank overweegt dat hetgeen is afgebeeld op de afbeelding genummerd ovj 14 niet overeenkomt met de tekst in de tenlastelegging. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel dan ook vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 12 november 2004 tot en met 5 februari 2010 te Zegveld, gegevensdragers te weten meerdere computers en een externe harde schijf, bevattende 4546 afbeeldingen en 112 filmbestanden, in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van die personen nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer ovj 02 en ovj 03 en ovj 09 en ovj 10 op pagina 36, 37, 39 van het proces-verbaal) en
- het drukken van een stijve penis tegen een onderbuik van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl uit de stijve penis een op sperma gelijkende substantie vloeit en op de vagina van voornoemde persoon terecht komt (onder meer nummer ovj 12 op pagina 40 van het proces-verbaal) en
- het (laten) vasthouden en in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt (onder meer nummer ovj 13 en ovj 16 op pagina 40, 41, 43 van het proces-verbaal) en
- het vaginaal penetreren met de stijve penis of vinger door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en door een volwassen man van het lichaam van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt (onder meer nummer ovj 17 en ovj 18 en ovj 20 en ovj 22 op pagina 42, 43, 44 van het proces-verbaal) en
- het met een duim en een stijve penis (laten) betasten van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt door een volwassen man (onder meer nummer ovj 21 op pagina 43 van het proces-verbaal),
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling bij De Waag.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die door de rechtbank gebruikelijk in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografisch materiaal te downloaden en op te slaan op zijn computer. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
Als strafverzwarende factoren neemt de rechtbank het volgende in overweging.
Verdachte heeft betaald voor het downloaden en opslaan van kinderpornografische afbeeldingen en aldus deelgenomen aan de commerciële uitwisseling van kinderpornografische afbeeldingen. Het feit dat verdachte kennelijk zijn eigen verlangens zwaarder heeft laten wegen dan het feit dat commercialiteit de exploitatie van kinderen slechts kan bevorderen, rekent de rechtbank verdachte zeer aan. De rechtbank houdt voorts rekening met de jonge leeftijd van de kinderen die voorkomen in de films en op de afbeeldingen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 5 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen;
- een reclasseringsrapport betreffende verdachte d.d. 29 juli 2011, opgesteld door mw. H. Ellen, waarin wordt geadviseerd om verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen, met daarbij een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij zich reeds heeft aangemeld voor een behandeling bij De Waag en bereid is zich voor een behandeling in te zetten. Voorts ziet verdachte het laakbare van zijn handelen in en heeft hij het tenlastegelegde van meet af aan bekend. Hierom acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie gevorderd niet wenselijk.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf van aanzienlijke duur een passende straf is.
De voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering en een behandeling bij De Waag mogelijk.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling bij De Waag;
daartoe moet verdachte zich melden bij Reclassering Nederland op het Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht, hierna moet verdachte zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Velden, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. I. Bruna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 september 2011.