ECLI:NL:RBUTR:2011:BS8676
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- N. van der Velden
- J.R. Krol
- I. Bruna
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor bezit van kinderporno met bijzondere aandacht voor de rol van de verdachte en de bewijsvoering
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tussen 12 november 2004 en 5 februari 2010, in zijn woning in Zegveld, meerdere gegevensdragers in bezit had die 4546 kinderpornografische afbeeldingen en 112 kinderpornografische films bevatten. De verdachte heeft verklaard dat hij meermalen met zijn creditcard heeft betaald voor het downloaden van deze bestanden en dat hij zich al sinds 2003 bezighoudt met het downloaden van kinderporno. De rechtbank heeft de verdediging gehoord, die aanvoerde dat de bewijsstukken onrechtmatig verkregen waren, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte in vrijheid heeft verklaard en dat er geen schending van zijn recht op een eerlijk proces was.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het in bezit hebben van kinderporno, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte heeft zich aangemeld voor behandeling bij De Waag en heeft het laakbare van zijn handelen ingezien. De rechtbank heeft daarom besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft benadrukt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is en dat het noodzakelijk is om ook degenen die kinderporno verzamelen aan te pakken, om zo de vraag naar dit materiaal te verminderen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.