ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2453

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600641-11; 16/511650-11 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging gepleegd geweld tegen politieagenten tijdens festival in Utrecht

Op 19 juni 2011 vond het Arkfestival plaats in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Tijdens dit festival werd de politie geconfronteerd met een groep jongeren die de artiest [rapper] met eieren en andere voorwerpen bekogelden. Na de ongeregeldheden, waarbij de politie ingreep, richtte de woede van de jongeren zich tegen de politie. Verdachte, die deel uitmaakte van deze groep, werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen politieagenten door stenen en andere voorwerpen naar hen te gooien. De rechtbank oordeelde dat verdachte een actieve rol had in het geweld, maar sprak hem vrij van de poging tot zware mishandeling van twee agenten, omdat niet bewezen kon worden dat hij specifiek op hen mikte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en benadrukte de noodzaak van een krachtig signaal tegen dergelijk gedrag, gezien de impact op de veiligheid in de wijk en de rol van de politie als gezagsdrager. De rechtbank weegt mee dat verdachte eerder was veroordeeld en dat er zorgen waren over zijn sociale situatie en recidive.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600641-11; 16/511650-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem
raadsman mr. H. Drenth, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair heeft gepoogd om op 19 juni 2011 te Utrecht, samen met anderen, twee politieagenten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door het gooien van bakstenen en delen van stoeptegels in de richting van deze agenten.
Subsidiair zich op 19 juni 2011 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen politieagenten door het gooien van bakstenen en delen van stoeptegels in de richting van die politieagenten.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de ter zake opgenomen camerabeelden, de herkenning op die beelden van verdachte door twee verbalisanten, de aangiften van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], de processen-verbaal van bevindingen, de rechterlijke waarneming van de rechtbank en de verklaring van de getuige [getuige 1], afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2011.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit gerequireerd tot vrijspraak.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten kan komen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ontkent op 19 juni 2011 op het festivalterrein te zijn geweest. Hij was ten tijde van de ongeregeldheden elders in Utrecht.
Voorts wijst hij er op dat de getuige [getuige 1] ter zitting heeft verklaard dat verdachte wel lijkt op de persoon die hij kent onder de naam [naam], maar dat hij niet zeker is of verdachte en die persoon een en dezelfde persoon is. De getuige [getuige 2] heeft verdachte niet herkend. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van de getuige [getuige 3] dat hij verdachte heeft herkend op de bewegende beelden en de prints die daarvan zijn getrokken onvoldoende onderbouwd is. [getuige 3] heeft pas nadat hem werd gevraagd of hij een jongen kende met de bijnaam [naam], de naam van verdachte daaraan verbonden, omdat hij één keer in een overleg met jongerenwerk op Kanaleneiland had gehoord dat de bijnaam van verdachte [naam] zou zijn. Daar komt bij dat [getuige 3] ter terechtzitting heeft verklaard dat hij twee jongens kent met de bijnaam [naam] die beiden gelijkenis met elkaar vertonen.
De raadsman acht de verklaring van de getuige [getuige 3] op het punt van de herkenning van verdachte niet geheel betrouwbaar. Voorts is van belang dat [getuige 3] ter zitting heeft verklaard dat hij verdachte op de dag van het incident, 19 juni 2011, niet heeft gezien.
Aldus is er onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van zowel het primaire als het subsidiair tenlastegelegde feit en dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd om, samen met anderen, aan de twee hoofdagenten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door het gooien van stenen.
Op de ter zake opgemaakte beelden is te zien dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een grote groep jongeren en dat er vanuit deze groep met stenen werd gegooid in de richting van aldaar aanwezige politieagenten. Uit de beelden en de ter zake opgemaakte processen-verbaal van bevindingen valt niet op te maken dat de stenen die door verdachte gegooid werden specifiek gericht waren tegen de agenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] c.q. dat zij juist door deze stenen geraakt zijn. Dit betekent dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de rechtbank het navolgende overwogen.
De aanleiding:
Op 19 juni 2011 vond op de Rooseveltlaan te Utrecht het Arkfestival plaats. Dit is een gratis toegankelijk multicultureel festival op Kanaleneiland. Voor dit festival was onder meer de 14-jarige rapartiest van Marokkaanse afkomst [rapper] ingehuurd.
Op de dag van het festival hoorde de wijkagent omstreeks 16.45 uur dat jongens uit Kanaleneiland het optreden van [rapper] wilden verstoren en anderen middels het zogeheten “pingen” opriepen om daaraan mee te doen. Ze zouden onder meer met eieren naar hem gaan gooien. Daarop werd de organisatie van het festival ingelicht, werd de beveiliging versterkt en werden dranghekken geplaatst. Ook werd de afdeling cameratoezicht van de politie gevraagd de omgeving van de plaats van het festival in de gaten te houden.
Vrijwel direct na aanvang van het optreden van [rapper], begon een grote groep jongens in de leeftijd van 14 tot 18 jaar [rapper] met eieren en andere voorwerpen te bekogelen. Hierbij werd [rapper] ook geraakt en was hij uiteindelijk gedwongen om het podium te ontvluchten en naar een woning aan de Rooseveltlaan te rennen. Een grote groep jongeren, waaronder (soms zeer jonge) fans en de groep die hem eerder belaagde, trok vervolgens naar deze woning. Na interventie door de politie is [rapper] onder politiebescherming naar het politiebureau overgebracht.
Nadat [rapper] bij de woning aan de Rooseveltlaan werd belaagd, heeft de politie de aldaar aanwezige jongeren gevorderd zich te verwijderen. Een groot deel van deze groep voldeed aan die vordering, maar een klein deel niet. In deze laatste groep jongeren heeft de politie een groot aantal hen ambtshalve bekende overlastjongeren en geweldplegers uit Kanaleneiland herkend.
De politie heeft vervolgens deze groep jongeren verdreven vanaf de woning richting de Bernadottelaan teneinde de groep over de wijk te verspreiden om zodoende de rust te laten terugkeren. Hierbij werd door de politie een persoon aangehouden die zich zeer recalcitrant gedroeg.
Hierop werd er vanuit de groep jongeren met stenen en andere voorwerpen gegooid richting de politie. Daarbij is verbalisant [verbalisant 2] geraakt op zijn hoofd door een voorwerp en werd verbalisant [verbalisant 1] door een steen op zijn knie geraakt.
Beide verbalisanten hebben aangifte gedaan. Zij hebben verklaard wel pijn te hebben gevoeld, maar geen zichtbaar letsel hieraan te hebben overgehouden. Voorts hebben zij verklaard niet te hebben gezien door wie naar hen werd gegooid.
Door de aanwezige politieagenten werd daarop een korte charge uitgevoerd waarbij ook de wapenstok ter hand is genomen. De groep jongeren is gaan rennen en verzamelde zich op en rond het kruispunt Rooseveltlaan/Bernadottelaan opnieuw. Er werden stenen verzameld die op de grond in stukken werden gegooid. Deze stukken werden vervolgens weer richting de politie gegooid.
Door verschillende politieagenten is verklaard dat zij moeite hadden om de stenen te ontwijken en bang waren te worden geraakt door deze stenen, met mogelijk (zwaar) letsel als gevolg.
Van het gebeuren zijn camerabeelden beschikbaar. Op beelden van de camera Rooseveltlaan/Bernadottelaan met tijdsaanduidingen tussen 17.55 uur en 18.10 uur is te zien dat er door diverse jongeren vanuit een groep met stenen wordt gegooid richting de politie die zich op dat moment op de Rooseveltlaan bevindt.
Op deze beelden is op beelden met tijdsaanduidingen tussen 18.02.40 en 18.02.47 een jongen te zien, staand tussen 2 andere jongens en gekleed in een donkerkleurige, mogelijk zwarte sweater met capuchon met daarop lichtblauwe cirkels. Daaronder draagt hij een wit shirt. Van deze beelden is een videoprint gemaakt, welke in het dossier is opgenomen. Ter zitting heeft de rechtbank, na het bekijken ter terechtzitting van de genoemde videobeelden en de videoprint op pagina 197 van het proces-verbaal, zelf de (rechterlijke) waarneming gedaan dat zij de desbetreffende persoon aan onder meer zijn neus, het voorhoofd en de oogopslag herkent als de op de terechtzitting aanwezige verdachte.
Op de eveneens ter terechtzitting getoonde camerabeelden van 19 juni 2011 met tijdsaanduidingen tussen 18.02.43 en 18.02.50 heeft de rechtbank waargenomen dat dezelfde persoon als hiervoor genoemd, en van wie de rechtbank heeft vastgesteld dat dit verdachte is, een voorwerp, dat in ieder geval sterk lijkt op een steen, in handen heeft en met de hand waarin hij dit voorwerp vasthoudt, een krachtige gooiende beweging maakt in de richting van de Rooseveltlaan, waar op dat moment een aantal politieagenten een linie vormen. Nadat hij zijn gooibeweging heeft afgemaakt, trekt hij zich weer terug in de groep jongeren.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte een voorwerp heeft gegooid in de richting van aldaar aanwezige politieagenten. Door zo te handelen heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen een of meer politieagenten.
De rechtbank voelt zich gesterkt in haar waarneming dat het verdachte is geweest die op de beelden is te zien als degene die aan de openlijke geweldpleging deelneemt, nu door een twee verbalisanten is verklaard dat zij de persoon, waarvan de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de politie hebben verklaard dat ook een jongen met de bijnaam [naam] met stenen richting de politie heeft gegooid, kennen onder de naam [verdachte], zijnde verdachte. De getuige [getuige 1] heeft bovendien als getuige ter terechtzitting de man die op de print op p. 197 van het dossier in het midden tussen 2 andere jongens staat aangewezen als degene die hij met [naam] bedoelde. Uit het vorenstaande blijkt dat de rechtbank heeft waargenomen dat deze man verdachte [verdachte] is.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Op 19 juni 2011 te Utrecht met anderen op of aan de openbare weg, de Rooseveltlaan en de Bernadottelaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aldaar aanwezige politieagenten, welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van bakstenen en gedeelten van stoeptegels in de richting van voornoemde politieagenten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte van het primair tenlastegelegde feit vrij te spreken en ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat mocht het tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit komen, een straf gelijk aan het voorarrest een passende straf zou zijn. Eventueel kan daar nog een voorwaardelijk strafdeel aan gekoppeld worden als stok achter de deur.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen politieagenten.
Verdachte heeft dit feit gepleegd op een dag waarop een gratis toegankelijk multicultureel festival was georganiseerd voor alle bewoners van Kanaleneiland.
Nadat een jonge optredende artiest door een groep jongens als uitvloeisel van een vooropgezet plan was bekogeld met eieren en andere voorwerpen en hij het podium was ontvlucht, zijn de verdere festiviteiten direct afgelast.
Door de aldaar aanwezige politie is op een gegeven moment een jongen aangehouden, waarna de groep jongeren hun agressie tegen de politie heeft gericht.
De groep jongeren, waarvan verdachte deel uitmaakte, gooide met grote, zware en scherpe stenen en andere voorwerpen naar de niet door ME-kleding of uitrusting beschermde politieambtenaren. Het is, zoals door verschillende verbalisanten is beschreven, een wonder dat er geen gewonden zijn gevallen, niet alleen bij de politie maar ook bij het op straat aanwezige publiek, waaronder veel kleine kinderen en vrouwen.
Het hele gebeuren heeft een grote indruk gemaakt op de organisatoren van het festival en de politie. Dit blijkt onder meer uit de bevindingen van de wijkagent [getuige 3] die heeft verklaard dat, nadat de rust enigszins was weergekeerd, hij een aantal zeer aangeslagen mensen van de organisatie aantrof die zeiden zeer boos te zijn op degenen die deze dag hadden verpest voor al die jonge kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een actief aandeel heeft gehad in het geweld tegen de politie en daarmee bij het moeten aflasten van het festival en rekent hem dat zwaar aan. Zulks te meer nu verdachte ter zake geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen.
De rechtbank is van oordeel dat het plegen van geweld jegens gezagsdragers een ernstig strafbaar feit is, nu deze personen moeten zorgen voor handhaving van de orde en de veiligheid van andere op de openbare weg aanwezige personen dienen te bewaken. In dit geval heeft de rechtbank meegewogen dat er door het gedrag van onder meer verdachte bijzondere risico’s op letsel zijn ontstaan voor de betreffende niet door bijzondere uitrusting beschermde gezagsdragers en omstanders.
Bovendien hebben de bewoners van de wijk Kanaleneiland recht op bescherming tegen de gedragingen van personen als verdachte, die in belangrijke mate het toch al kwetsbare veiligheids- en leefklimaat in deze wijk aantasten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in deze een krachtig signaal dient te worden afgegeven, dat dergelijke gedragingen maatschappelijk niet worden geaccepteerd.
De rechtbank heeft gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 30 juni 2011 waaruit blijkt dat verdachte op 15 april 2011 is veroordeeld door de kinderrechter te Utrecht wegens poging woninginbraak en overtreding van de Leerplichtwet tot een werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen jeugddetentie waarvan 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 april 2011, opgemaakt ten behoeven van de strafzaak tegen verdachte van 15 april 2011. Daaruit komt naar voren dat verdachte moeite zou hebben met sociale situaties, een beperkt inzicht heeft in anderen en hij signalen verkeerd interpreteert. Hierdoor komt hij snel in conflictsituaties. Hij lijkt over geen ander gedragsalternatief te beschikken dan weg te lopen als hij zich onbegrepen voelt en wordt dan boos .Verdachte is emotioneel vlak, laat weinig empathie zien en is zeer beperkt in staat om op zich zelf te reflecteren.
Verdachte onttrekt zich aan het gezinsleven en leeft steeds meer op straat waar hij negatieve jongeren opzoekt. De ouders raken iedere grip op verdachte kwijt en hebben weinig inzicht in wat er in hem omgaat. De gedragsproblemen lijken voort te komen uit onmacht. Hij zoekt geen aansluiting bij pro-sociale jongeren. Verdachte heeft geen positieve vrijetijdsbesteding.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Verdachte staat niet open voor hulpverlening.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de afspraken met de jeugdreclassering in het kader van een ITB-criem, ook als dit inhoudt diagnostiek en/of behandeling bij Kade 17 of een soortgelijke instelling. Bij vonnis van 15 april 2011 heeft de kinderrechter dit advies gevolgd.
De rechtbank heeft ook gelet op een Plan van Aanpak ten behoeve van een negatieve terugmelding van Bureau Jeugdzorg Utrecht d.d. 8 september 2011, waaruit blijkt dat verdachte zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden houdt. Hij komt zijn afspraken niet na en zegt geen begeleiding nodig te hebben. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet van plan is om naar gesprekken met de Jeugdreclassering te komen en dat hij geen begeleiding wil.
Bureau Jeugdzorg acht de omstandigheden waarin verdachte verkeert zorgelijk. Verdachte werkt niet, gaat niet naar school, heeft geen invulling van zijn vrije tijd, gaat om met vrienden die een negatieve invloed op hem hebben en zijn ouders hebben geen grip meer op hem. Verdachte gaat zijn eigen gang en luistert naar niemand.
Het recidiverisico is volgens Bureau Jeugdzorg gemiddeld. Er zijn op alle leefgebieden risicofactoren aanwezig.
Verdachte heeft wel begeleiding en toezicht nodig, maar wil daaraan niet meewerken.
Ook Reclassering Nederland heeft op 27 juli 2011 een beknopt reclasseringsadvies uitgebracht Daarin komt naar voren dat verdachte dreigt af te glijden/aan het afglijden is. Verdachte heeft geen dagbesteding en geen inkomen, er zijn vermoedens van psychische problematiek die nader onderzocht dient te worden en er zijn zorgen over de vrienden- en kennissenkring. Wanneer verdachte wil meewerken kan nader (psychologisch) onderzoek gedaan worden zodat een passend plan van aanpak voor verdachte kan worden opgesteld.
Tenslotte heeft de rechtbank gelet op een schrijven van Reclassering Nederland van 5 september 2011, waarin wordt gemeld dat het niet mogelijk is gebleken een reclasseringsadvies omtrent verdachte op te maken. Verdachte heeft enkel aangegeven dat alles perfect is en dat hij binnenkort een opleiding ICT bij een ROC wil gaan volgen. Voor het overige was verdachte niet bereid om meer informatie omtrent zijn sociale omstandigheden te verstrekken. Hij was niet bereid tot samenwerking voor de totstandkoming van een reclasseringsadvies.
De rechtbank is, gezien de niet coöperatieve houding van verdachte en de ter zake opgemaakte (jeugd)reclasseringsrapporten, van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden in het onderhavige geval niet zinvol moet worden geacht. De rechtbank zal daar dan ook van afzien. De rechtbank zal de onwil van verdachte om mee te werken aan reclasseringsbegeleiding (en daarmee aan een mogelijke vermindering van zijn door de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming als hoog ingeschatte recidiverisico) ook –in voor hem negatieve zin- laten doorwerken in de duur van de hem op te leggen strafsanctie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op het reeds overwogene over de ernst van het feit en de houding van verdachte, slechts de oplegging van de sanctie van een relatief langdurige gevangenisstraf passend is. Een deel van deze gevangenisstraf zal echter voorwaardelijk worden opgelegd, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 40 uren werkstraf subsidiair 20 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 15 april 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om verlenging van de proeftijd teneinde verdachte nog een laatste kans te gunnen om aan de bijzondere voorwaarden te kunnen volgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten omdat gebleken is dat de niet uitgevoerde werkstraf door de reclassering is teruggemeld aan de officier van justitie en dat nog geen kennisgeving omzetting taakstraf, waartegen verdachte bezwaar kan instellen, is uitgegaan.
De rechtbank acht wel verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van ZES (6) MAANDEN, waarvan TWEE (2) MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 september 2011.