2.7. Het is op zichzelf genomen juist dat, nu ook Huigen Holding en [A] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld aan ING ComFin, betaling van rente en aflossing door deze vennootschappen ertoe zou kunnen leiden dat geen of minder beroep hoeft te worden gedaan op de in HIT en HO aanwezige liquide middelen en werkkapitaal. Het is dan aan ING ComFin om aan te geven in hoeverre zij dat ook mocht verwachten.
In dat verband heeft ING ComFin een beroep gedaan op de opstelling die hierboven in 2.5 in een tabel is weergeven. Nog daargelaten dat in de rapportage wordt gesteld dat ING ComFin in 2004 is uitgegaan van deze cijfers onder meer op basis van kennelijk aan haar – in ieder geval aan Smeets – verstrekte stukken zoals het budget van [A] over 2004, prognoses over 2005 van [A] en HIT, een taxatierapport van het bedrijfspand en de activastaten van HIT en HO, zonder dat die door ING ComFin in het geding zijn gebracht, mocht ING ComFin zonder nadere toelichting – die ontbreekt – deze cijfers niet ten grondslag leggen aan haar beoordeling.
Immers voor 2004 wordt uitgegaan van een door [A] te behalen netto winst van
€ 180.000,-- en voor 2005 gaat het om een netto winst van € 770.000,--. In 2003 had [A] echter een verlies had gemaakt van € 270.079,-- (en in 2002 een verlies van € 264.920,--). Het jaar 2004 was ten tijde de financiering door ING ComFin nog niet afgerond, zodat de gestelde winst over 2004 niet zonder meer voor de hand ligt, zeker niet nu er ten laste van [A] eind 2004 beslagen waren gelegd, waarna ING ComFin haar pandrecht op debiteuren openbaar heeft gemaakt. ING ComFin was derhalve ook op de hoogte van problemen bij [A]. In 2004 is blijkens opgave van de curator volgens de grootboekadministratie een verlies geleden van € 487.000,--. Dat dan vervolgens de al niet voor de hand liggende geprognosticeerde winst over 2004 in 2005 nog eens meer dan verviervoudigt, kan zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, door ING ComFin niet ten grondslag worden gelegd aan haar stelling dat er geen probleem was te verwachten ten tijde van de financiering. Ook de geprognosticeerde winst van de Huigen groep zou kennelijk in 2005 vier keer zo groot zijn als in 2004.
Zonder nadere toelichting en onderbouwing – die evenwel ontbreekt – had deze prognose voor ING ComFin geen basis mogen zijn voor een negatief antwoord op de vraag of deze financiering – waarbij ING ComFin bekend was dat het volledige te financieren bedrag zou worden gebruikt voor het betalen van de aankoop van de aandelen in de Huigen Groep – de rechten van andere crediteuren van de Huigen groep niet te zeer te kort zou kunnen doen. Daarbij is door ING ComFin niet onderbouwd dat het feit dat Huigen Holding in de resultaten is betrokken – en niet alleen HIT en HO – een in deze relevant verschil maakt. Nu de feitelijke bedrijfsactiviteiten in HIT en HO plaatsvonden, ligt dat ook niet zonder meer voor de hand. De enige inkomsten in Huigen Holding waren blijkens de jaarstukken over 2004 afkomstig uit de verhuur van het pand. Voorafgaand aan de financieringsconstructie is het pand overgedragen aan HO, zodat er ten tijde van financiering geen huurinkomsten meer waren in Huigen Holding.
2.8. Terecht heeft Van Es geen rekening gehouden met door [C] te betalen rente en aflossing. Niet in geschil is dat [C] een lege vennootschap is, speciaal verworven voor deze transactie. Evenmin heeft ING ComFin gesteld dat [C] voor het betalen van rente en aflossing aanspraak kon maken op een faciliteit bij haar aandeelhouder en/of een andere financier. Dat ligt niet voor de hand, nu de onderhavige constructie zal zijn gekozen om te voorkomen dat de aandeelhouder de koopsom voor de Huigen groep moest fourneren al of niet op basis van door de aandeelhouder verkregen financiering. Dat betekent dat daadwerkelijke betaling van rente en aflossing door [C] afhankelijk is van door de Huigen groep en/of [A] uit te keren dividend. Daarvoor is uiteraard noodzakelijk dat deze winst maken en, zoals hiervoor is overwogen, is er onvoldoende onderbouwing dat meer winst kon worden verwacht dan door Huigen in 2004 zou worden gerealiseerd.
2.9. Voorts onderschrijft de rechtbank dat Van Es de debiteurenbevoorschotting heeft opgenomen als korte termijn verplichting. Dat is niet alleen jaarrekening technisch juist. Hoewel op zichzelf genomen een langere verplichting zou kunnen zijn aangegaan om debiteuren te bevoorschotten, maakt dat de verplichting om het voor specifieke debiteuren verstrekte krediet terug te betalen niet ook een lange termijn verplichting. Het door ING ComFin te verstrekken krediet was direct afhankelijk van de door de Huigen groep te verpanden debiteuren. Als de omzet stagneerde en het bedrag dat maandelijks werd uitgefactureerd lager werd, heeft dat een verlaging van het krediet van de onderneming tot gevolg. Als dus de onderneming te maken krijgt met ‘tegenwind’ en behoefte heeft aan krediet om dat op te vangen, leidt debiteurenbevoorschotting niet tot extra kredietruimte en vaak zelfs tot minder kredietruimte.