parketnummer: 16/600663-11, 16/112999-10 (tul), 16/711436-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2011
[verdachte]
geboren op [1977] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd te PI Nieuwegein
raadsvrouw mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 4 juli 2011 bij de C1000 te Nieuwegein goederen heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt;
feit 2: op 12 maart 2011 een flesje parfum heeft gestolen bij Parfurmerie [parfumerie] te IJsselstein;
feit 3: op 2 september 2011 goederen heeft gestolen bij het Kruitvat, de Hema en de C1000 te Nieuwegein.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1: de aangifte, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3: de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 en wijst daarbij op het volgende. Ten eerste had verdachte niet het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening van de goederen. Er is geen sprake van diefstal. Verdachte is de winkel niet uit geweest en is direct na de kassa weer de winkel ingelopen om de goederen die hij niet kon betalen terug te leggen. Deze goederen zijn ook niet in beslag genomen, juist omdat verdachte ze reeds in de winkel had achtergelaten.
Ten tweede dient het door verdachte gebruikte geweld los te worden bezien van de vermeende diefstal. Verdachte heeft verklaard dat hij geweld heeft gebruikt, omdat zijn keel werd dichtgeknepen.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 2 en 3 en wijst daarbij op de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 4 juli 2011 werkzaam was in de supermarkt C1000 te Nieuwegein toen een collega, [getuige 1], vertelde dat een persoon in de winkel goederen aan het stelen was. Hij heeft de persoon vervolgens in de gaten gehouden en zag op een gegeven moment dat die persoon de kassa passeerde zonder goederen te betalen. Op het moment dat een medewerker hem hierop wilde aanspreken zag hij dat de persoon weer de winkel in liep. Vervolgens zijn aangever en een aantal medewerkers achter de persoon aan gelopen en heeft aangever hem aangesproken. Aangever heeft de persoon vervolgens gezegd dat ze op de politie zouden wachten. Dat wilde de persoon niet. Daarop is aangever met collega’s voor hem gaan staan, zodat hij de winkel niet kon verlaten. Op dat moment hoorde hij de persoon zeggen: ‘laat me er langs, anders prik ik je’. Vervolgens heeft aangever de persoon samen met een aantal medewerkers naar de grond gebracht. Daarop zag hij dat de persoon wild om zich heen begon te slaan. Hij voelde dat de persoon alle spieren van zijn lichaam spande om weg te komen. Vervolgens zag aangever dat de persoon een van de medewerkers, [getuige 3], beet in zijn pols. De persoon had de volgende goederen onder zijn jas gestopt: een pak scheermesjes, een fles Pina Colada en een pak koffie.
De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1]. [getuige 1] zag op 4 juli 2011 dat een persoon bij het schap met alcoholische dranken stond en dat hij iets uit het schap pakte. Daarbij mompelde hij iets over Pina Colada. De persoon draaide zich om, zodat [getuige 1] alleen zijn rug kon zien. Daarop zag [getuige 1] dat de persoon met zijn handen naar zijn zij ging. Nadat de persoon was omgedraaid zag de getuige dat de handen van de persoon leeg waren en dat hij onder zijn vest iets bij zich droeg. De persoon liep vervolgens in de richting van de kassa’s. Verdachte heeft daarop [aangever 1] (de rechtbank begrijpt: [aangever 1]) gehaald.
De aangifte wordt tevens ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3]. Hij is naar aanleiding van de melding van diefstal samen met een collega achter de kassa’s gaan staan. [getuige 3] zag dat de persoon een emballagebon inleverde, waarna hij de kassa passeerde. Op het moment dat [getuige 3] hem wilde aanspreken liep de persoon weer de winkel in. [getuige 3] heeft verder verklaard dat hij een van de medewerkers was die de persoon later heeft vastgepakt en dat de persoon zich toen begon te verzetten. De persoon begon te slaan er riep: ‘laat me los, anders steek ik’. [getuige 3] heeft meegeholpen de persoon naar de grond te brengen en voelde vervolgens dat de persoon hem met kracht beet in zijn pols.
De aangifte wordt eveneens ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2]. Ook hij is de persoon in de gaten gaan houden naar aanleiding van de melding. [getuige 2] is met zijn collega’s voor de persoon gaan staan, zodat hij niet weg kon lopen. Hij hoorde daarop dat de persoon zei: ‘laat me los, want ik ga je prikken’. Nadat hij en zijn collega’s de persoon naar de grond hadden gewerkt begon de man zich los te rukken en beet hij een collega.
Verdachte heeft verklaard dat hij scheermesjes had gepakt in de winkel. Vervolgens is hij de kassa gepasseerd. Nadat hij door winkelmedewerkers werd aangesproken heeft hij een van de medewerkers in zijn arm gebeten.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor weergegeven bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Aanvullende bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal, omdat verdachte uit eigen beweging de winkel weer is ingelopen om de goederen die hij niet kon betalen terug te leggen. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting van 10 oktober 2011 verklaard dat hij, nadat hij de emballagebon had ingeleverd, erachter kwam dat hij onvoldoende geld had om de goederen te betalen. Vervolgens is hij de kassa gepasseerd en via de klappoortjes de winkel weer ingelopen om de goederen terug te brengen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Ten eerste wordt door getuige [getuige 1] gezien dat verdachte zijn rug naar hem toe draait om het moment dat hij iets uit het schap pakt. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte heimelijk iets wilde pakken. Ten tweede, en dat heeft verdachte zelf ook verklaard, is verdachte eerst de kassa gepasseerd en pas daarna via het poortje weer de winkel ingelopen. Op dat moment had verdachte de goederen zich al wederrechtelijk toegeëigend. Daarbij komt dat meerdere getuigen hebben verklaard dat zij zagen dat verdachte pas de winkel weer in liep op het moment dat hij dreigde te worden aangesproken door medewerkers. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat verdachte niet uit eigen beweging de spullen terug wilde leggen en het oogmerk had zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet tot vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 maart 2011 van [aangever 2], namens Parfurmerie [parfumerie] te IJsselstein, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 52-55 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0960 2011153868 van de politie regio Utrecht;
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2011.
Ten aanzien van feit 3
Aangezien verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet tot vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2011 van [aangever 3], namens Kruitvat Nieuwegein, inclusief een aangifteformulier als bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 24-31 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0960 2011197870 van de politie regio Utrecht;
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2011 van [aangever 4], namens Hema Nieuwegein, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 32-36 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0960 2011197870 van de politie regio Utrecht;
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2011 van [aangever 5], namens C1000 Nieuwegein, inclusief een aangifteformulier als bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 38-42 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0960 2011197870 van de politie regio Utrecht;
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 04 juli 2011 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen scheermesjes en een fles Pina Colada en een pak koffie toebehorende aan supermarkt C1000, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige 2] en [aangever 1] en [getuige 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- die [getuige 3] in diens arm heeft gebeten en
- slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [getuige 2], [aangever 1] en [getuige 3] en
- zich met kracht heeft geprobeerd los te rukken en
- tegen die [getuige 2], [aangever 1] en [getuige 3] heeft geroepen: "laat me erdoor anders prik ik je", althans woorden van gelijke strekking.
op 12 maart 2011 te IJsselstein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een flesje parfum (Jennifer Lopez eau de parfum), toebehorende aan Parfumerie [parfumerie];
op 02 september 2011 te Nieuwegein, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- 5 flesjes parfum (merk Van Gils), toebehorende aan het Kruidvat en
- 4 horloges, toebehorende aan de Hema en
- verpakkingen scheermesjes, toebehorende aan de C1000.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1: diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2: diefstal.
Ten aanzien van feit 3: diefstal, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 18 augustus 2011 van J. Habets, psychiater in opleiding, onder supervisor R. Kruisdijk, psychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van ADHD, van drugs- en alcoholverslaving en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is echter geen verband tussen het voornoemde en de ten laste gelegde feiten. De onderzoeker concludeert dan ook dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport van de psychiater over en oordeelt dat het feit verdachte geheel moet worden toegerekend.
Overeenkomstig dit oordeel kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en klinische behandeling in FVK Oostvaarderskliniek te Almere voor de duur van een jaar (althans korter, indien de kliniek een kortere behandeling noodzakelijk acht).
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel loopt tot begin december 2011, zodat verdachte aansluitend daarop kan worden opgenomen in FVK Oostvaarderskliniek te Almere. Voorts is een voorwaardelijk deel geïndiceerd om middels een bijzondere voorwaarde opname in voornoemde kliniek, voor de duur van een jaar, mogelijk te maken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft meerdere winkeldiefstallen gepleegd, waarvan één zelfs gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank acht dit zeer ernstig. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven en personen. Daarbij komt dat verdachte het personeel van een van de gedupeerde winkels, die slechts een diefstal wilden voorkomen, heeft bedreigd en geweld tegen hen heeft gebruikt. Verdachte heeft hierdoor niet alleen ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit maar hen ook angst aangejaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 september 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor (gekwalificeerde) diefstallen;
- een hem betreffende rapportage pro-justitia d.d. 18 augustus 2011, opgesteld door J. Habets, psychiater in opleiding, onder supervisor R. Kruisdijk, psychiater, inhoudende dat een klinische behandeling voor verdachte zijn alcohol- en drugsverslaving is geïndiceerd;
- een hem betreffend (aanvullend) reclasseringsadvies d.d. 22 september 2011, opgesteld door L. Scheffers, reclasseringswerker, inhoudende dat aan verdachte een deels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd met daarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en behandeling in een forensische verslavingskliniek;
- een verklaring van getuige-deskundige M. van Rheenen, reclasseringswerker, afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2011, inhoudende dat er door het IFZ een indicatiestelling is verleend voor de FVK Oostvaarderskliniek te Almere, dat verdachte daar reeds een intakegesprek heeft gehad en dat verdachte daar medio december 2011 kan worden opgenomen, maar dat men tot op heden nog geen exacte opnamedatum kan geven.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 7 maanden geëist. De rechtbank is met de officier van justitie van mening dat dit een passende straf is voor de feiten zoals deze zijn bewezen verklaard. De rechtbank is tevens met de officier van justitie van oordeel dat, gezien de problematiek van verdachte, een deel daarvan voorwaardelijk dient te worden opgelegd om een klinische behandeling mogelijk te maken. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij bereid is om zich klinisch te laten behandelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 4 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering en klinische behandeling in FVK Oostvaarderskliniek te Almere mogelijk.
7 Het beslag
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen worden teruggegeven aan verdachte.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de in beslag genomen goederen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van 16/112999-10
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 29 oktober 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
Ten aanzien van 16/711436-09
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 23 april 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat beide vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen, zodat verdachte in december 2011 in FVK Oostvaarderskliniek kan worden opgenomen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van 16/112999-10
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Ten aanzien van 16/711436-09
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Ondanks dat te verwachten is dat verdachte medio december 2011 in de Oostvaarderskliniek zal kunnen worden opgenomen is de rechtbank van oordeel dat het verdachte duidelijk zal moeten worden dat het plegen van een strafbaar feit binnen de proeftijd niet zonder gevolgen blijft. Anderzijds zal de rechtbank er rekening mee houden dat de behandeling in FVK Oostvaarderskliniek – waar medio december 2011 een plek voor verdachte beschikbaar is – niet te lang wordt uitgesteld. Daarom zal de rechtbank de vordering gedeeltelijk toewijzen, te weten voor de duur van 1 maand. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van feit 1: diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
ten aanzien van feit 2: diefstal;
ten aanzien van feit 3: diefstal, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Centrum Maliebaan;
* dat verdachte zich meldt bij Reclassering Centrum Maliebaan zo vaak als deze reclasseringsinstelling dat nodig acht;
* dat verdachte zich gedurende 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht, klinisch laat behandelen in FVK Oostvaarderskliniek te Almere;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten het scheerapparaat van het merk Gilette Fusion, het parfum van het merk Celine Dion, de fotolijst, het hakmes, de elektrische tandenborstel van Oral-B en de opzetborstels;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die bij vonnis d.d. 29 oktober 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/112999-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 3 weken;
- gelast dat van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, die bij vonnis d.d. 23 april 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/711436-09, een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 1 maand;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. M.S. Koppert en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 oktober 2011.
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.