ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3961
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Dagvaarden na strafbeschikking op basis van artikelen 255a en 354a Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Utrecht op 31 oktober 2011 een tussenvonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van rijden onder invloed. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting op 17 oktober 2011. De officier van justitie heeft een strafbeschikking opgelegd, maar deze ontbreekt in het dossier, wat de politierechter tot de conclusie brengt dat het noodzakelijk is om deze informatie te verkrijgen om de zaak correct te kunnen beoordelen. De politierechter benadrukt dat het van belang is om te weten of de verdachte de strafbeschikking heeft ontvangen en welke stappen het Openbaar Ministerie heeft ondernomen om dit te verifiëren. Dit is cruciaal voor de beoordeling van de vervolging en de eventuele strafmaat.
De politierechter heeft de officier van justitie opgedragen om een kopie van de strafbeschikking aan het dossier toe te voegen en een overzicht te geven van de inspanningen die zijn verricht om de strafbeschikking aan de verdachte bekend te maken. Daarnaast moet de officier uitleggen waarom er is overgegaan tot dagvaarding, ondanks de eerdere strafbeschikking. De politierechter heeft ook aangegeven dat het Openbaar Ministerie redelijke inspanningen moet leveren om de opgelegde straf te executeren voordat tot dagvaarding wordt overgegaan.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat het onderzoek wordt heropend en dat de zaak binnen drie maanden opnieuw zal worden behandeld. De verdachte zal worden opgeroepen voor de volgende zitting. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in het strafproces, vooral als het gaat om de communicatie van strafbeschikkingen en de vervolging van verdachten.