ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6187

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FT-RK 11.1112
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek dwangakkoord in faillissementsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord, ingediend door [verzoekster] in het kader van de schuldsaneringsregeling. [verzoekster] had een minnelijk akkoord aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij voorstelde om alle inkomsten boven een vrij te laten bedrag maandelijks te reserveren en jaarlijks aan haar schuldeisers uit te betalen. Dit akkoord werd door alle schuldeisers, met uitzondering van de Hollandsche Disconto Voorschotbank (HDV), aanvaard. HDV voerde echter verweer tegen het akkoord, stellende dat [verzoekster] niet te goeder trouw was geweest in het aangaan van haar schulden en dat zij in staat was om haar schuld aan HDV volledig af te betalen binnen een werkbare periode van 27 jaar. HDV stelde dat de afwijzing van het akkoord hen in staat zou stellen een groter gedeelte van hun vordering te incasseren.

De rechtbank heeft het verzoek van [verzoekster] tot het vaststellen van het dwangakkoord afgewezen. De rechtbank oordeelde dat HDV in redelijkheid tot de weigering van het akkoord kon komen, gezien de belangenafweging tussen de schuldeiser en de verzoekster. De rechtbank achtte de kans klein dat [verzoekster] zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, mede omdat zij de voorwaarden waaronder zij de lening bij HDV had afgesloten had geschonden. De rechtbank concludeerde dat de belangen van HDV en de overige schuldeisers zwaarder wogen dan de belangen van [verzoekster] om tot een minnelijke schuldregeling te komen. Het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zou bij afzonderlijk vonnis worden beslist.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om te voldoen aan de voorwaarden van hun leningen en de gevolgen van het niet-naleven daarvan. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers vooropgesteld, wat in lijn is met de principes van het faillissementsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: FT-RK 11.1112
uitspraakdatum: 24 november 2011
dwangakkoord
enkelvoudige kamer
in de zaak van
[verzoekster],
wonende [adres], [woonplaats],
verzoekster,
tegen
Hollandsche Disconto Voorschotbank,
gevestigd te Amersfoort,
verweerster.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en HDV genoemd worden.
1. De procedure
Door [verzoekster] is tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het instellen van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw.).
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 17 november 2011. Hierbij zijn verschenen:
- [verzoekster];
- de heer N. Tallih, schuldhulpverlener van [verzoekster];
- mevrouw S.I. Bouwens, trajectbegeleider van [verzoekster];
- mevrouw G.W. Kolsteren, namens HDV.
2. Het verzoek
[verzoekster] heeft op of omstreeks 31 maart 2011 een minnelijk akkoord aangeboden aan haar schuldeisers. Dit akkoord houdt – samengevat – in dat alle inkomsten boven het vrij te laten bedrag maandelijks gereserveerd worden en jaarlijks aan haar schuldeisers worden uitbetaald. Van het gereserveerde bedrag wordt door de schuldhulpverlener 9% ingehouden als dekking voor de kosten van de uitvoering van het akkoord, evenals een vast bedrag van € 6,00 per maand. Gebaseerd op het huidige inkomen zou een en ander inhouden dat circa 33% van elke vordering zou kunnen worden voldaan, waarna de schuldeiser finale kwijting voor het overige verleend. Alle schuldeisers van [verzoekster] behalve HDV hebben met het akkoord ingestemd.
[verzoekster] heeft in het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling de rechtbank verzocht HDV te bevelen alsnog met het akkoord in te stemmen.
3. Het verweer
HDV voert –kort en zakelijk weergegeven– het volgende verweer. Ten eerste is [verzoekster] nog jong, en heeft zij nog een werkbare periode van naar schatting 27 jaar voor zich. Binnen die periode is zij genoegzaam in staat haar schuld aan HDV volledig af te betalen. Ter terechtzitting heeft HDV aangegeven dat in dat geval zelfs een rentestop op de lening bespreekbaar is. Ten tweede is [verzoekster] niet te goeder trouw geweest in het onbetaald laten van de schuld aan HDV. Zij is de lening bij HDV aangegaan om diverse eerder afgesloten leningen af te lossen, en daarna buiten de HDV lening schuldenvrij te zijn. [verzoekster] is schriftelijk met HDV overeengekomen dat zij haar kredietruimte bij (onder andere) ABN-Amro direct zou sluiten. Kort nadat de lening bij ABN-Amro was afgelost met de lening bij HDV, heeft [verzoekster] echter opnieuw de kredietruimte benut om nogmaals bij ABN Amro leningen aan te gaan.
3. De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als HDV in redelijkheid niet tot weigering van het akkoord heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de [verzoekster] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. De rechtbank acht gezien het verweer van HDV, dat door [verzoekster] niet is weersproken, de kans gering dat het verzoek van [verzoekster] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegewezen. [verzoekster] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij opnieuw de kredietruimte heeft benut om derden te onderhouden. Zij heeft doelbewust de voorwaarden waaronder zij de lening bij HDV heeft afgesloten geschonden. [verzoekster] heeft aldus zichzelf in een positie gebracht waarin het voorzienbaar was of had moeten zijn dat het moeilijk zou worden om te (blijven) voldoen aan haar financiële verplichtingen.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat HDV in redelijkheid tot weigering kon komen, nu zij door het akkoord af te wijzen in staat wordt gesteld een groter gedeelte van haar vordering te incasseren. Afwijzing van het verzoek van [verzoekster] tot het toepassen van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal er immers toe leiden dat [verzoekster] haar schuldeisers gedurende een langere periode kan aflossen. Om deze reden worden ook de belangen van de overige schuldeisers door de weigering van HDV niet onevenredig geschaad. De gerechtvaardigde belangen van HDV en de overige schuldeisers om een zo groot mogelijk gedeelte van hun vordering te incasseren wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van [verzoekster] om tot een minnelijke schuldregeling te komen.
[verzoekster] heeft na afwijzing van het verzoek tot vaststellen van een dwangakkoord desgevraagd verklaard het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te handhaven. Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wordt bij afzonderlijk vonnis beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op
24 november 2011.