ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7376

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600750-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van meerdere auto-inbraken en poging tot inbraak in woning

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 20 oktober 2011 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere auto-inbraken en een poging tot inbraak in een woning. De verdachte heeft op 25 juli 2011 in Utrecht ingebroken in verschillende voertuigen, waaronder een Seat, Mazda, Opel Corsa en Opel Astra, en heeft daarbij diverse goederen gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang heeft verschaft tot deze voertuigen door middel van braak. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd in te breken in de woning van een aangever, maar deze poging is niet succesvol geweest. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen in overweging genomen, evenals het forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen die aan de verdachte konden worden gekoppeld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de bewezenverklaarde feiten. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft de verdachte ook aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen tot de bedragen die als schadevergoeding zijn gevorderd, en heeft de wettelijke rente over deze bedragen toegewezen. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de onttrekking aan het verkeer van andere goederen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600750-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op in [1963] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
Raadsvrouw mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 25 juli 2011 heeft ingebroken in de auto van [aangever 1] en daaruit spullen heeft weggenomen.
Feit 2, primair: op 25 juli 2011 heeft geprobeerd in te breken in een auto, toebehorende aan [aangever 2];
Feit 2, subsidiair: een ruit van die heeft vernield.
Feit 3: op 25 juli 2011 heeft ingebroken in de auto van [aangever 3] en daaruit spullen heeft weggenomen.
Feit 4, primair: op 25 juli 2011 heeft geprobeerd in te breken in de auto van [aangever 4];
Feit 4, subsidiair: een ruit van die auto heeft vernield.
Feit 5, primair: op 25 juli 2011 heeft geprobeerd in te breken in de woning van [aangever 5];
Feit 5, subsidiair: een ruit van de voordeur van die woning heeft vernield.
Feit 6: op 19 juli 2011 heeft ingebroken in een auto, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 6] en daaruit spullen heeft weggenomen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 primair, feit 5 primair en feit 6 heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten kan komen. Hiertoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd:
Wat betreft de feiten 2 en 4 kan enkel het subsidiair tenlastegelegde bewezen worden verklaard. Uit de verklaring van verdachte, opgenomen op pagina 14 van het dossier, blijkt immers dat verdachte de twee auto’s heeft vernield uit kwaadheid, omdat hij geen spullen uit deze auto’s kon stelen. Verdachte had niet het oogmerk om spullen uit deze beide auto’s weg te nemen, zodat vrijspraak voor het primair
tenlastegelegde dient te volgen.
Ook ten aanzien van feit 5 kan enkel het subsidiair tenlastegelegde bewezen worden verklaard. Het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening kan niet bewezen worden. Verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Voorts dient verdachte vrij te worden gesproken van hetgeen onder feit 6 aan hem is ten laste gelegd. Er is enkel een aangifte en een rapport naar aanleiding van een DNA-onderzoek. De verklaring van verdachte welke hij heeft afgelegd d.d. 15 september 2011 kan niet voor het bewijs gebruikt worden, daar verdachte is gehoord zonder dat hij voorafgaand aan dit verhoor zijn advocaat heeft kunnen spreken, terwijl verdachte wel had aangegeven van zijn consultatierecht gebruik te willen maken. Overigens zijn onder verdachte ook geen van de weggenomen goederen aangetroffen.
Wat betreft hetgeen onder 1 en 3 aan verdachte is ten laste gelegd, heeft de raadsvrouwe aangegeven dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van deze feiten te kunnen komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van verdachte afgelegd d.d. 15 september 2011
Ter terechtzitting is door de raadsvrouw aangevoerd dat het recht van verdachte om voorafgaand aan het politieverhoor d.d. 15 september 2011 zijn advocaat te consulteren, is geschonden.
Uit het proces-verbaal van verhoor d.d. 15 september 2011 blijkt dat verdachte bij aanvang van het verhoor is gewezen op zijn recht om voorafgaande aan het verhoor, met zijn advocaat te spreken. Verdachte heeft toen aangegeven met zijn advocaat te willen spreken, maar wel open te staan om aan te horen waar hij over gehoord zou gaan worden. Vervolgens blijkt uit het proces-verbaal dat aan verdachte vragen zijn gesteld, waarop verdachte geantwoord heeft. Niet blijkt uit het proces-verbaal dat verdachte in de tussentijd met zijn advocaat heeft gesproken. Nu de rechtbank deze verklaring van verdachte tegenover de politie niet voor het bewijs zal gebruiken, behoeft het verweer van de raadsvrouw verder geen nadere bespreking.
Het bewijs
De rechtbank acht op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 25 juli 2011 in heeft gebroken in een auto van het merk Seat, welke geparkeerd stond aan de [adres] te Utrecht. Aangever [aangever 1] hoorde op 25 juli 2011, omstreeks 23:00 uur, het alarm van zijn auto, een Seat, voorzien van kenteken [kenteken], afgaan. Zijn auto stond geparkeerd op de [adres] te Utrecht. Hij zag dat de ruit van de bijrijdersportier was ingeslagen. Uit zijn auto was zijn zonnebril, brillenkoker van het merk Gucci en een ASB kabeltje weggenomen. Ook getuige [getuige 1] hoorde op 25 juli 2011, omstreeks 23:00 uur, een autoalarm afgaan. Hierop keek getuige [getuige 1] naar buiten en zag een man uit een Seat, voorzien van kenteken [kenteken], stappen welke auto geparkeerd stond op de [adres] westzijde. Het betrof een getinte man met zijn rechterhand in het verband. Hij had een tas van Plusmarkt bij zich. Hij zag dat de man wegliep en bij twee personenauto’s het raam van de bijrijdersportier insloeg. Dit betrof een Opel Astra, voorzien van kenteken [kenteken] en een Opel Corsa, voorzien van kenteken [kenteken]. Ook zag hij dat de man in één van deze auto’s ging zitten en kort daarop weer uitstapte. Verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat hij in de Seat had ingebroken, verder is gelopen en van twee auto’s een ruit heeft ingeslagen. Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij drie auto’s heeft opengebroken op de [adres] te Utrecht. Van deze auto’s had hij, naar eigen zeggen, de ruiten ingeslagen met een life-hammer. Vervolgens heeft hij alle drie de auto’s doorzocht op spullen van waarde die verdachte zou kunnen verkopen of ruilen voor drugs.
[aangever 2] heeft verklaard dat zijn auto een Opel Corsa betreft, voorzien van kenteken [kenteken]. [getuige 2] heeft verklaard dat de auto van [aangever 4] een Opel Astra betreft, voorzien van kenteken [kenteken].
Op 25 juli 2011 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding te gaan naar de [adres] te Utrecht alwaar een autokraak zou plaatsvinden. Ter plaatse zagen zij een Mazda staan, voorzien van kenteken [kenteken]. Het raam aan de bestuurderszijde was vernield. Ook zagen zij dat er een man in het voertuig zat. De man had zijn rechterhand in het verband. In zijn linkerhand had hij een raamtikker. Dit bleek verdachte te zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend in te hebben gebroken in de Mazda, waarin hij werd aangetroffen alvorens hij werd aangehouden. Door aangever [aangever 3] is aangifte gedaan van diefstal uit zijn Mazda, voorzien van kenteken [kenteken]. Hieruit was een TomTom navigatiesysteem weggenomen. Tijdens de insluitingsfouillering werden in een plastic tas van Plus, die verdachte bij zich droeg, diverse goederen aangetroffen, waaronder een TomTom navigatiesysteem, een snoertje met USB aansluiting en een zonnebril in een brillenkoker.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 25 juli 2011 in een viertal auto’s heeft ingebroken.
Aanvullend bewijs ten aanzien van de feiten 5 primair en 6
Aangever [aangever 5], wonende aan de [adres] te [woonplaats], heeft op 25 juli 2011 aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning. Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 juli 2011 omstreeks 13.00 uur zijn woning heeft verlaten. Toen hij omstreeks 14.02 uur bij zijn woning terug kwam, zag hij dat de ruit van de voordeur kapot was, ter hoogte van het slot. Ook zag hij dat er bloedspetters aan de binnenzijde op de ruit zaten. Tijdens een forensisch sporenonderzoek naar sporen, verricht in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats], is aan de binnenzijde onder de opening van de ruit bloed aangetroffen. Hiervan is een monster genomen, welk monster is gewaarmerkt met SIN-nummer AADO0985[kenteken]. Het hieruit verkregen DNA-profiel matcht met het DNA-profielcluster 3651 dat hoort bij een referentiemonster van het wangslijmvlies van verdachte. De kans dat het aangetroffen spoor, gewaarmerkt met SIN-nummer AADO0985[kenteken] afkomstig is van een willekeurig persoon is kleiner dan één op één miljard.
Aangever [aangever 6] heeft verklaard dat hij op 18 juli 2011 te 23:00 uur zijn auto van het merk Opel Zafira, voorzien van kenteken [kenteken], op de [adres] te Utrecht heeft geparkeerd. Toen hij op 19 juli 2011, omstreeks 06:00 uur bij de auto terug kwam, zag hij dat het raam van de bijrijdersdeur was ingeslagen en vernield. Uit de auto waren onder meer de volgende goederen weggenomen: een portemonnee; ABN AMRO bankpas; ID-kaart; tankpas; een biljet van € 5,00; 8 cd’s; gereedschap. Tijdens een forensisch sporenonderzoek naar sporen, verricht in de Opel Zafira, met het kenteken [kenteken], is op een krat in de achterbak van de auto bloed aangetroffen. Hiervan is een monster genomen, welk monster is gewaarmerkt met SIN-nummer AADO098[kenteken]. Het hieruit verkregen DNA-profiel matcht met het DNA-profielcluster 3651 dat hoort bij een referentiemonster van het wangslijmvlies van verdachte. De kans dat het aangetroffen spoor, gewaarmerkt met SIN-nummer AADO0986[kenteken]#01 afkomstig is van een willekeurig persoon is kleiner dan één op één miljard.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Daderspoor
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aangetroffen bloedsporen aan de binnenkant van de deur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en op het krat in de Opel Zafira met kenteken [kenteken] afkomstig van de dader(s). De ruit van de voordeur van de woning aan de [adres] was ingeslagen, waarna bloed aan de binnenzijde van deur werd aangetroffen. Ook van de Opel Zafira met kenteken [kenteken] is een ruit ingeslagen, waarna een bloedspoor in de auto werd aangetroffen. De rechtbank acht in beide situaties aannemelijk dat de persoon die de ruit heeft vernield, zichzelf hierbij verwond heeft en het bloedspoor heeft achtergelaten.
Na onderzoek door het NFI is vast komen te staan dat in beide situaties de kans kleiner is dan één op één miljard dat het aangetroffen bloedspoor afkomstig is van een willekeurig persoon. Nu DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat beide bloedsporen een match opleveren met het DNA-profiel van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de bloedsporen van verdachte afkomstig zijn. Door verdachte is, daarnaar gevraagd, geen alternatief scenario geboden die verenigbaar is met het feit dat op deze plekken zijn bloed is aangetroffen.
Ten aan zien van het onder 5 ten laste gelegde feit draagt - zij het in ondergeschikte mate - aan het bewijs bij dat verdachte op dezelfde dag op die locatie in auto’s heeft ingebroken, zoals onder 1, 2 en 4 bewezen is verklaard.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit draagt - zij het in ondergeschikte mate - aan het bewijs bij dat verdachte op dezelfde locatie op 25 juli 2011 ook een inbraak in een auto heeft gepleegd, te weten het onder 3 bewezen verklaarde feit.
Het oogmerk
In de avond van 25 juli 2011 heeft verdachte ingebroken, respectievelijk geprobeerd in te breken, in een viertal auto’s geparkeerd aan de [adres]/[adres] te Utrecht door van deze auto’s de ruiten te vernielen.
Gelet op het feit dat het aangetroffen bloedspoor aan de binnenzijde van de deur is aangetroffen, alsmede gelet op het feit dat verdachte op dezelfde dag meerdere ruiten van auto’s heeft ingeslagen met als doel waardevolle goederen uit deze auto’s weg te nemen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook het oogmerk had om in te breken in de woning aan de [adres] te [woonplaats], welke inbraak niet is gelukt.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 25 juli 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
personenauto merk Seat heeft weggenomen een zonnebril en een brillenkoker merk Gucci en een kabel, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een ruit van die personenauto;
2.
Primair
op 25 juli 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto merk Opel
Corsa weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [aangever 2], en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
-zich naar voornoemde personenauto heeft begeven en
-vervolgens een ruit van die personenauto met een life-hammer heeft ingeslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 25 juli 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
personenauto merk Mazda heeft weggenomen een navigatiesysteem tomtom, toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een ruit van die personenauto;
4.
Primair
op of omstreeks 25 juli 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto merk Opel Astra weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [aangever 4], en/of zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
-zich naar voornoemde personenauto heeft begeven en
-vervolgens een uit van die personenauto met een life-hammer heeft ingeslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
Primair
op 25 juli 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
[adres] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [aangever 5], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen, de ruit van de voordeur heeft vernield, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
6.
omstreeks 19 juli 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto Opel Zafira heeft weggenomen een portemonnee met inhoud
(bankpas, IDkaart, tankpas) en geld en CD's en gereedschap, toebehorende aan [aangever 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een raam van die personenauto te vernielen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 6: Telkens, diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 primair,4 primair en 5 primair: Telkens, poging diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het in het belang van verdachte is dat hij snel terug kan naar hostel [naam], waar hij beschikt over een eigen appartement. Een veroordeling zou een stagnatie met zich mee brengen van het hulpverleningstraject waar verdachte in zit. Om die reden heeft de raadsvrouwe verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft meerdere - deels niet voltooide - auto-inbraken gepleegd, waarvan een viertal op dezelfde dag. Ook heeft verdachte geprobeerd in een woning in te breken. Ten tijde van de auto-inbraken en pogingen daartoe d.d. 25 juli 2011 verkeerde verdachte onder invloed van alcohol en had hij pillen geslikt. Kennelijk werd het handelen van verdachte hierdoor ingegeven.
Dergelijke feiten brengen aanzienlijke schade mee voor de benadeelden. Zo worden de benadeelden geconfronteerd met het verlies van - vaak - waardevolle goederen en moeten zij over het algemeen zelf opdraaien voor de kosten die verbonden zijn aan het herstel van de, door verdachte aangebrachte, (ruit)schade. Verdachte heeft geen moment stil gestaan bij de hinder, overlast en financiële schade die de benadeelde partijen van zijn handelen ondervinden.
Over de persoon van de verdachte heeft reclasseringswerker I. Brandsma d.d. 21 september 2011 een reclasseringsadvies uitgebracht. Hierin is vermeld dat het goed gaat met verdachte. Verdachte is vier jaar geleden in hostel De Hoek van het Leger des Heils gekomen en woont sinds een jaar in hostel de [naam]. Hij volgt een dagbesteding bij het Maliegilde en stelt zich begeleidbaar op. Het recidiverisico wordt als hoog gemiddeld ingeschat. Omdat verdachte al vier jaar is ingebed in de vrijwillige hulpverlening van het Leger des Heils en Centrum Maliebaan en zich begeleidbaar opstelt, is de reclassering van mening dat een reclasseringstoezicht geen toegevoegde waarde heeft. Geadviseerd wordt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een brief van R. van Kooten, traject coördinator hostel [naam], ontvangen d.d. 21 september 2011, waarin staat dat verdachte binnen het hostel in fase 3 woont. Dat wil zeggen dat verdachte beschikt over een eigen appartement en de begeleiding gericht is op participatie en zelfstandigheid. Verdachte heeft een dag- en nachtritme en laat een stabieler en zelfredzaam leefpatroon zien. Wanneer verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, zou het traject dat hij volgt direct beëindigd moeten worden. In aanvulling op deze brief heeft de raadsvrouw ter terechtzitting aangegeven dat hostel [naam] het appartement van verdachte nog twee weken voor hem kan aanhouden.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 30 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte de laatste jaren relatief weinig met justitie in aanraking is geweest. De laatste onherroepelijke veroordeling op het strafblad van verdachte dateert van 13 januari 2009, bij welke gelegenheid verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt het mogelijk dat verdachte tijdig in vrijheid wordt gesteld, zodat hij zijn appartement bij hostel [naam] niet zal verliezen. Verder wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook de maatschappij is daarbij gebaat.
7. De benadeelde partij
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 4] en [bedrijf 2] toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] deels toe te wijzen, te weten enkel voor wat betreft de schade aan de rechter zijruit, geraamd op € 70,21. Voor het overige deel dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Betreffende de vordering van [bedrijf 2] heeft de raadsvrouw verzocht deze te matigen, mede gelet op het schadebedrag dat door de benadeelde partij [aangever 4] is gevorderd betreffende het herstel van de ruitschade, welk bedrag aanzienlijk lager ligt, doch ziet op eenzelfde type schadepost.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 4 primair ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 95,16, ter zake materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag voor de ruitschade van € 70,21 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, alsmede de wettelijke rente over dat bedrag.
Het gevorderde bedrag voor de zonnebril (€ 24,95) acht de rechtbank niet toewijsbaar. Dat gedeelte van de vordering zou een nadere behandeling en bewijsvoering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De vordering van benadeelde partij [bedrijf 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 primair ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 230,49, ter zake materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 230, 49 een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag met stukken voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering - bij wijze van voorschot - tot dat bedrag toewijzen alsmede de wettelijke rente over dat bedrag.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. Het beslag
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen gewatteerde jas te retourneren aan verdachte, de life-hammer te onttrekken aan het verkeer en de Ray Ban zonnebril te bewaren ten behoeven van de rechthebbende.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten 1, 2 primair, 3 en 4 primair zijn begaan met behulp van dit voorwerp.
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 6: Telkens, diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 primair, 4 primair en 5 primair: Telkens, poging diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van een gewatteerde jas met uniek goednummer PL0910-2011167854-430635;
- verklaart onttrokken aan het verkeer een life-hammer met uniek goednummer PL0910-2011167854-430637;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een Ray Ban zonnebril met uniek goednummer PL0910-2011167854-430641;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] van € 230,49, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 4] van € 70,21, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij ten aanzien van het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [bedrijf 2], € 230,49, subsidiair 4 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [aangever 4], € 70,21, subsidiair 1 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat telkens bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door R.P. den Otter, voorzitter, J.P.M. Schwillens en Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 oktober 2011.
Mr. Schwillens en mr. Kruijer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.