ECLI:NL:RBUTR:2011:BU8294

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600836-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wassing
  • P. Wagenmakers
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met bewezenverklaring en strafoplegging

Op 23 november 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraken en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 augustus 2011 en/of 19 augustus 2011 in Soest een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij diverse voorwerpen zijn weggenomen, waaronder een portemonnee en een pakje shag. De verdachte werd in de nabijheid van de woning aangetroffen met de gestolen voorwerpen, wat leidde tot zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het tweede feit, maar sprak de verdachte vrij van het eerste feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze inbraak had gepleegd.

De rechtbank heeft de ernst van de woninginbraak benadrukt, die niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook een inbreuk op de privacy van de bewoners met zich meebrengt. De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de rechtbank deed besluiten om een gevangenisstraf van vier maanden op te leggen, gelijk aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen, die schadevergoeding vorderde voor de geleden schade door de inbraak. De benadeelde partij [benadeelde 2] werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600836-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te Nieuwegein, PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein
raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te ‘s-Gravenhage
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair : op 15 augustus 2011 een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij
diverse voorwerpen heeft weggenomen;
subsidiair : op 19 augustus 2011 een zakmes heeft geheeld;
feit 2 primair : op 18 augustus 2011 een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij
diverse voorwerpen heeft weggenomen;
subsidiair : op 19 augustus 2011 shag, pakjes vloei en aanstekers heeft
geheeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 subsidiair en feit 2 primair heeft begaan en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte is aangehouden in de omgeving van de woning waarin was ingebroken en in het bezit was van gestolen voorwerpen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor beide feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Er is geen bewijs voorhanden dat verdachte de woninginbraak genoemd onder 1 primair, waarbij onder meer een Zwitsers zakmes is weggenomen, heeft gepleegd. Evenmin is de omstandigheid dat verdachte dit zakmes 4 dagen na deze inbraak bij zich droeg voldoende om tot een bewezenverklaring van heling te komen. Verdachte heeft dit mes op straat gevonden en hoefde redelijkerwijs niet te vermoeden dat het van diefstal afkomstig was.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat de bij verdachte aangetroffen shag, Rizla vloeitjes en Boni-aansteker niet zodanig uniek zijn dat vastgesteld kan worden het dezelfde voorwerpen zijn als bij de woninginbraak in de nacht van de aanhouding van verdachte zijn weggenomen en dat daarmee wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte die woninginbraak pleegde. Er zouden dan ook andere bewijsmiddelen voorhanden moeten zijn. Er zijn in deze zaak nog diverse onderzoeken verricht, maar er is niets wat nog in de richting van verdachte wijst.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Er is niet voldoende bewijs voorhanden dat verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van de zich in het dossier bevindende stukken niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld, dat verdachte het Zwitserse zakmes heeft geheeld, zodat hij ook daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3.2 Ten aanzien van feit 2
In de woning van [benadeelde 1] aan de [adres] te [woonplaats] is tussen 18 augustus 2011 22.30 uur en 19 augustus 2011 06.15 uur ingebroken, door de raamuitzetter van een bovenlicht te verbreken. Bij de inbraak zijn de volgende voorwerpen weggenomen: een portemonnee met een geldbedrag van € 115,-, rijbewijs, identiteitspas, Rabobankpas, ANWB-pas en andere passen, een pakje shag (merk Evergreen), een aansteker (merk Boni, kleur rood) , drie pakjes vloei (merk Rizla) en een oranje transparante aansteker.
Op 19 augustus 2011 rond 05.25 uur kwam bij de politie een melding binnen dat een man in donkere kleding, met een baseballpet, van buitenlandse komaf in de achtertuin aan deuren voelde van woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Politie eenheden gingen ter plaatse en troffen daar een man aan die voldeed aan het signalement. Toen deze man de politieagent zag veranderde hij direct van looprichting. Hij reageerde hij niet op bevel te stoppen. Na een korte achtervolging is de man, verdachte, aangehouden in de achtertuin van [adres].
Verdachte was in het bezit van een pakjes shag, merk Evergreen, waarin zich drie pakjes vloei, merk Rizla, bevonden. Ook had hij een rode Boni-aansteker en een oranjekleurige transparante aansteker bij zich. De afstand tussen de [adres] en de [adres] bedraagt ongeveer 2,4 kilometer.
De aangever is geconfronteerd met de onder verdachte aangetroffen shag met vloei. Hij herkent deze omdat in het paktje shag drie pakjes vloei zitten. Het betreffen geen nieuwe pakjes vloei maar gebruikte. De aangever geeft daarbij te kennen dat hij deze pakjes altijd opspaart en bij een nieuw pakje shag gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat zulks buiten redelijke twijfel steelt dat verdachte, kort na de inbraak en in de nabijheid van de woning, in het bezit is geweest van bij de inbraak gestolen voorwerpen en dientengevolge als dader dient te worden aangemerkt.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien het onder 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
Primair
op 18 augustus 2011 en/of 19 augustus 2011 te Soest, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft
weggenomen
* een portemonnee met inhoud
(te weten:
- een geldbedrag (van in totaal 115 euro) en
- een rijbewijs en
- een identiteitskaart en- pas(sen) (Rabobank en ANWB))
en
* een pakje shag (merk Evergreen) en
- pakjes vloei (merk Rizla)
- aanstekers (merk Boni en/of kleur oranje),
toebehorende aan [benadeelde 1],
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van
braak op een bovenlicht en/of een raamuitzetter.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 2 primair diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging bepleit verdachte een (onvoorwaardelijke) straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. De voorlopige hechtenis zou dan ook geschorst moeten worden. Verdachte is een periode clean geweest maar helaas weer in zijn verslaving teruggevallen. Door de detentie is hij nu clean en hij kan na zijn vrijlating weer bij zijn vriendin komen wonen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een woninginbraak gepleegd en de rechtbank tilt daar zwaar aan. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al vele malen eerder veroordeeld voor dit soort feiten, laatstelijk in maart 2011. Bij deze veroordeling is hem (onder meer) een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, waarvan hij nog in de proeftijd liep. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen gelijk aan de eis van de officier van justitie, ondanks dat verdachte wordt vrijgesproken voor het onder 1 tenlastegelegde. De rechtbank wijst derhalve het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte af.
7 De benadeelde partijen
7.1 Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 250,- voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
7.2 Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 271,- voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2 primair diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 271,- ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 271,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- (446822) mobiele telefoon, merk Nokia, type 2610, met lyca Mobil provider;
- (446824) mobiele telefoon, merk Nokia, type 1650.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2011.
Mr. Wassing is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.