ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2350

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-440658-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van geleasede objecten door verdachte in de periode van 2006 tot 2009

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verduistering van goederen. De verdachte had in de periode van 10 maart 2006 tot 10 juli 2009 verschillende geleasede objecten, waaronder rupsgraafmachines en trilplaten, verkocht aan derden, terwijl deze objecten eigendom waren van de Amstel Lease Maatschappij (ALM). De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet gerechtigd was om deze objecten te verkopen, aangezien hij contractueel gebonden was aan de voorwaarden van de Financial Lease overeenkomsten die hij met ALM had gesloten. De verdachte had weliswaar de leasetermijnen betaald, maar dit weerhield de rechtbank er niet van om te concluderen dat hij opzettelijk de goederen had verduisterd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan verduistering en legde een werkstraf op van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank weegt hierbij de omstandigheden van de zaak, de persoon van de verdachte en de ernst van het feit mee. De verdachte had geen strafblad en de rechtbank hield rekening met zijn financiële situatie en de tijd die verstreken was sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440658-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 10 maart 2006 tot 10 juli 2009 opzettelijk een aantal goederen heeft verduisterd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, het ten laste gelegde wettig en overtuigen bewezen. De officier van justitie is van mening dat bij verdachte in ieder geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de verduistering van de ten laste gelegde goederen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en gesteld dat verdachte de goederen niet opzettelijk heeft verduisterd. De verdediging heeft er hierbij op gewezen dat verdachte dacht dat hij eigenaar was van de goederen die hij had geleased van de Amstel Lease Maatschappij (ALM) en dat hij over deze goederen als heer en meester mocht beschikken. Verdachte had voorafgaand aan het eerste contract telefonisch met een medewerkster van ALM, mevrouw Spekman, besproken dat hij de goederen wilde kopen en hij is er van uitgegaan dat dit ook zo op papier is gezet. Hij heeft de lease-contracten die hij nadien van ALM heeft ontvangen telkens blind getekend. Dat verdachte geen opzet heeft gehad op de verduistering van de goederen volgt, aldus de verdediging, ook uit de omstandigheid dat hij de leasetermijnen nog een aantal jaren is blijven betalen aan ALM nadat hij de goederen had verkocht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 10 maart 2006 heeft verdachte in het kader van zijn eenmansbedrijf met ALM een Financial Lease overeenkomst gesloten met betrekking tot 2 rupsgraafmachines van het merk Kubota, type U10-3 voor een investeringsbedrag van € 29.900,--. De leaseperiode bedraagt 60 maanden, met een leasebedrag van telkens € 586,-- per maand. In de overeenkomst is vermeld dat de algemene voorwaarden Financiële Lease van toepassing zijn.
Op 26 april 2006 heeft verdachte met ALM een Financial Lease overeenkomst gesloten met betrekking tot een trilstamper van het merk Bomag, type BT60-4, en twee trilplaten van het merk Bomag, respectievelijk type BP 18-45 en BPR 30-38 voor een investeringsbedrag van € 13.966,25. De leaseperiode bedraagt 48 maanden met een leasebedrag van telkens € 330,--per maand. In deze overeenkomst is eveneens vermeld dat hierop de algemene voorwaarden Financiële Lease van toepassing zijn. Voorts is in deze overeenkomst vermeld dat verdachte, in afwijking van het bepaalde in artikel 5 van de algemene voorwaarden, gerechtigd is de objecten door te verhuren aan derden.
Op 6 oktober 2006 heeft verdachte met ALM een Financial Lease overeenkomst gesloten met betrekking tot 2 minishovels van het merk Kubota, type Avant 635, 4 aanhangwagens (respectievelijk merk Hapert type HV 2700, merk Saris type H200 en tweemaal merk Ifor Williams type BV 105 G), 1 trilplaat aanhanger merk Jozua, type HKT, alsmede een twee-assige machine transporter, merk Hapert, type HV2000 voor een investeringsbedrag van in totaal € 66.530,-- . De leaseperiode bedraagt 60 maanden met een leasebedrag van telkens
€ 1.289,-- per maand. De overeenkomst vermeldt dat AML juridisch eigenaar wordt van de goederen doordat deze van verdachte worden gekocht en aan ALM in eigendom worden overgedragen en geleverd. In deze overeenkomst is eveneens vermeld dat hierop de algemene voorwaarden Financiële Lease van toepassing zijn. Voorts is in deze overeenkomst vermeld dat verdachte, in afwijking van het bepaalde in artikel 5 van de algemene voorwaarden, gerechtigd is de objecten door te verhuren aan derden.
Op 19 april 2007 heeft verdachte met ALM een Financial Lease overeenkomst gesloten met betrekking tot 2 bedrijfswagens, merk Volkswagen, type LT 35, voor een investeringsbedrag van € 44.300,--. De leaseperiode bedraagt 48 maanden met een leasebedrag van telkens € 1.068,-- per maand. De overeenkomst vermeldt dat ALM door de betaling van het investeringsbedrag de juridische eigendom over de objecten krijgt en dat de objecten gedurende de leaseperiode ter beschikking worden gesteld aan verdachte. In deze overeenkomst is eveneens vermeld dat hierop de algemene voorwaarden Financiële Lease van toepassing zijn.
In de algemene voorwaarden Financial Lease is in artikel 1, tweede lid, -voorzover thans van belang- bepaald dat na eigendomsoverdracht van het object aan ALM, ALM het object in gebruik geeft aan de cliënt en ALM eigenares blijft van het object. De cliënt houdt het object voor ALM onder zich. In artikel 5 van deze voorwaarden is bepaald dat de cliënt niet gerechtigd is het object te verpanden of anderszins te bezwaren. Evenmin mag de cliënt het object verhuren of op enigerlei andere wijze aan derden in gebruik geven zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ALM.
Op 18 september 2009 is namens ALM tegen verdachte aangifte van verduistering van voornoemde objecten gedaan. In de aangifte is vermeld dat verdachte tot mei 2009 de leasetermijnen heeft betaald aan ALM. Nadat ALM in juni 2009 telefonisch contact hierover met verdachte had opgenomen, heeft verdachte medegedeeld dat hij alle objecten had verkocht. Op dat moment waren van alle objecten nog niet de volledige leasetermijnen voldaan.
Verdachte heeft bekend dat hij alle voornoemde objecten, waarvan nog niet alle leasetermijnen waren voldaan, op tijdstippen in de tenlastegelegde periode heeft verkocht aan derden vanuit zijn onderneming, gevestigd te [vestigingsplaats].
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe als volgt overwogen.
Verdachte heeft door voornoemde objecten te verkopen als heer en meester over deze goederen beschikt, terwijl hij daartoe contractueel niet gerechtigd was. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij eigenaar was van de goederen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte echter wel degelijk (op z’n minst voorwaardelijk) opzet op verduistering gehad. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat uit de tussen verdachte en ALM gesloten schriftelijke overeenkomsten (in samenhang met de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden) blijkt dat verdachte geen eigenaar was van de door hem geleasede objecten en dat hij niet gerechtigd was deze objecten te verkopen. Verhuur van de objecten was slechts mogelijk met voorafgaande schriftelijke toestemming van ALM. Verdachte heeft deze overeenkomsten ondertekend en moet dus geacht worden op de hoogte te zijn van de inhoud van die contracten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ondernemer is en, zo heeft hij bij de politie en ter terechtzitting verklaard, voor het sluiten van de overeenkomsten telefonisch contact heeft gehad met onder meer ALM om te overleggen welk contract het beste paste bij zijn bedrijf. In de contracten van 26 april 2006 en 6 oktober 2006 is naar aanleiding van dat overleg ook expliciet vermeld dat verdachte in afwijking van het bepaalde in artikel 5 van de algemene voorwaarden, gerechtigd is de objecten aan derden te verhuren.
Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wist dat hij de objecten niet mocht verkopen en dat hij door dat -in strijd met de uitdrukkelijke bewoordingen van de door hem ondertekende contracten- toch te doen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich door die verkoop schuldig zou maken aan de verduistering van die objecten.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat verdachte niet wist dat hij de objecten niet mocht verkopen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte voorafgaand aan het sluiten van het eerste leasecontract met mevrouw Spekman van ALM zou hebben afgesproken dat hij de goederen wel mocht verkopen, nu dit niet volgt uit daarna afgesloten schriftelijke overeenkomsten. Dat verdachte na verkoop van de objecten gedurende enige periode de leasetermijnen is blijven betalen, leidt evenmin tot een ander oordeel.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op meer tijdstippen in de periode van 10 maart 2006
tot en met 10 juli 2009 te [vestigingsplaats], opzettelijk
-twee rupsgraafmachines (merk Kubota, type U10-3) en
-een trilstamper (merk BOMAG, type BT604) en
-twee trilplaten (merk BOMAG, type BP1845 en/of BPR 30-38) en
-een trilplaat aanhanger (merk Jozua, type HKT) en
-twee minishovels (merk Kubota, type Avant 635) en
-vier aanhangwagens (merk Hapert, type HV2700 en/of merk Saris, type H200
en/of merk Ifor Williams, type BV105G) en
-tweeassige machine transporter (merk Hapert, type HV2000) en
-twee bestelauto's (merk Volkswagen, type LT35),
met een totale waarde van 154.696,25 euro, toebehorende aan Amstel Lease Maatschappij, welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurkoop-/lease-contractant, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Verduistering, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, waarvan 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een lagere straf bepleit en daarbij gewezen op het feit dat verdachte een volledige baan heeft en al erg hard werkt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering, door geleasede objecten -in eigendom toebehorende aan ALM- te verkopen aan derden. Hierdoor heeft hij ALM voor een behoorlijk bedrag gedupeerd en geen respect getoond voor de eigendomsrechten van ALM.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie;
- een hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 2 augustus 2011, opgesteld door G. Kamst-de Jonge, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij na verkoop van de objecten nog geruime tijd is doorgegaan met het betalen van de leasetermijnen aan ALM. Hiermee is hij pas gestopt nadat hij vanwege het faillissement van zijn bedrijf niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen. Ook houdt de rechtbank rekening met het vrij grote tijdsverloop tussen de zittingsdatum en het laatste verhoor van verdachte door de politie en met de situatie waarin verdachte zich de laatste jaren bevindt, zowel financieel als binnen het gezin.
De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijk lagere werkstraf dan de door de officier van justitie gevorderde werkstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Verduistering, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 december 2011.
Mr. R.G.A. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.