ECLI:NL:RBUTR:2011:BV5546

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600999-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorbereidingshandelingen en poging woninginbraak

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Tsjechië en woonachtig in Nederland, heeft de rechtbank Utrecht op 27 december 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor een woninginbraak en van een poging tot woninginbraak. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 13 december 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de verdachte en zijn medeverdachten op het punt stonden een woninginbraak te plegen, gebaseerd op het aantreffen van inbrekerswerktuigen en hun aanwezigheid in een verdachte situatie in Rhenen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de schroevendraaier die door de verdachte was weggegooid, niet kon worden gekoppeld aan de poging tot woninginbraak. Er was geen bewijs dat de verdachte en zijn medeverdachten daadwerkelijk van plan waren om in te breken tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd, aangezien zij rond 20:00 uur waren aangehouden en de voor de nachtrust bestemde tijd pas om 23:00 uur begint. Bovendien waren er geen overtuigende aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de voorbereidingshandelingen als de poging tot woninginbraak. De voorlopige hechtenis werd opgeheven, en het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, bestaande uit de rechters J.M. Bruins, G. Perrick en Y.A.T. Kruijer, in aanwezigheid van griffier P.A.B. Kleemans.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600999-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Tsjechië)
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor een woninginbraak in de voor de nachtrust bestemde tijd met een of meer anderen;
feit 2: heeft geprobeerd een woninginbraak te plegen met een of meer anderen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de vier verdachten van plan waren tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd een woninginbraak te plegen. Zij baseert dit standpunt op het aantreffen van zaklampen in de auto waarbij de verdachten zijn gezien en op de donkere kleding die verdachten aan hadden. Ook betrekt de officier hierbij dat een reeks nachtelijke inbraken heeft plaatsgevonden in de buurt waar de verdachten werden aangehouden. De verdachten waren op voorverkenning en wilden ’s nachts inbreken, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte is - kort gezegd - het medeplegen van voorbereidingshandelingen van een te plegen woninginbraak in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd ten laste gelegd, waarbij de voorbereidingshandelingen bestonden uit het aanwezig hebben van inbrekerswerktuigen (schroevendraaier(s), engelse sleutel(s), breekijzer(s) en zaklampen) en uit het op voorverkenning gaan in Rhenen.
De rechtbank stelt vast dat op 10 oktober 2011 om 19:41 uur op het politiebureau van Rhenen een melding binnen kwam dat er in een woonwijk in Rhenen vier mannen bij een auto stonden, welke vier mannen iets met elkaar bespraken en dat de mannen geheel in het zwart waren gekleed. Omdat in Rhenen in de maanden daarvoor een reeks woninginbraken had plaatsgevonden was men extra alert op verdachte omstandigheden. De politie hield ter plaatse vervolgens de vier mannen aan op verdenking van woninginbraak. Verdachte,is om 20:10 uur aangehouden; de andere drie verdachten zijn om 20:20 uur aangehouden.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en de medeverdachten opzettelijk voorbereidingshandelingen hebben verricht tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte en de medeverdachten het plan hadden om een woninginbraak te plegen waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Immers dat een voorgenomen woninginbraak gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd zou plaatsvinden kan niet worden vastgesteld nu de verdachten zijn aangehouden aan het begin van de avond (rond 20.00 uur) en de voor de nachtrust bestemde tijd niet eerder dan 23.00 uur begint.
Voorts blijkt uit het in het dossier opgenomen overzicht van gepleegde (pogingen tot) woninginbraken in Rhenen in de periode van september 2011 en oktober 2011 dat in vijf van de veertien gevallen is vastgesteld dat de (pogingen tot) woninginbraken tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd zijn gepleegd. In de overige gevallen is het tijdstip niet vastgesteld of zijn de woninginbraken overdag gepleegd.
Op grond hiervan acht de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden aanwezig in het dossier om te komen tot het bewijs dat verdachte en zijn medeverdachten in de voor de nachtrust bestemde tijd wilden inbreken in een woning.
Aldus kan niet bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van het bovenstaande zal verdachte dan ook van het hem ten laste gelegde moeten worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is - kort gezegd - een poging woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] ten laste gelegd.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de officier van justitie dat verdachte de poging woninginbraak heeft gepleegd omdat de schroevendraaier die hij heeft weggegooid in zijn vlucht voor de politie, de schroevendraaier is die is gebruikt om het keukenraam van de woning open te breken. De officier van justitie verwijst hiervoor naar het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant die de verdachte heeft aangehouden en het sporenonderzoek.
Uit dit proces-verbaal en het sporenonderzoek blijkt het volgende.
Verdachte heeft een schroevendraaier weggegooid met een zwart en geel handvat, maar in één van de tuinen van de nabij gelegen woningen is die avond nog een schroevendraaier met een geel en zwart handvat aangetroffen.
In het dossier bevindt zich een kennisgeving van inbeslagneming waarin is opgenomen dat twee schroevendraaiers van het merk Wiha in beslaggenomen zijn die avond.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat verbalisant [verbalisant] op 12 oktober 2011 in de zogenaamde FO-kast op het politiebureau te Veenendaal een plastic zak heeft aangetroffen met daarin onder meer een schroevendraaier van het merk Wiha. Deze schroevendraaier is door haar gewaarmerkt en overgedragen aan de afdeling Werktuigsporen van de Politie Utrecht. Volgens het proces-verbaal is de schroevendraaier gewaarmerkt met SIN-nummer AAEA3644NL.
Uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek is de conclusie getrokken dat de werktuigsporen op - kort gezegd - het keukenraam van de woning aan de [adres] te [woonplaats] waarschijnlijk zijn veroorzaakt met de aangeboden schroevendraaier van het merk Wiha met SIN-nummer AADE3887NL.
Op grond van het bovenstaande kan de rechtbank niet vaststellen dat de schroevendraaier die verdachte in zijn vlucht voor de politie heeft weggegooid, de schroevendraaier is die het werktuigspoor bij de poging tot woninginbraak heeft veroorzaakt. Uit het proces-verbaal van de aanhouding van verdachte blijkt niet welke schroevendraaier door verdachte is weggegooid en welke schroevendraaier in de tuin is aangetroffen. Ook blijkt niet welk SIN-nummer de schroevendraaiers als waarmerk hebben gekregen. Hier komt bij dat het SIN-nummer genoemd in de overdracht aan de afdeling Werktuigsporen niet overeenkomt met het SIN-nummer in het vergelijkend sporenonderzoek.
Nu zich verder geen aanwijzingen in het dossier bevinden die verdachte verbinden aan deze poging tot woninginbraak, zal verdachte van het hem ten laste gelegde moeten worden vrijgesproken.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten 1 en 2.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – geschorste - bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. G. Perrick en
mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 december 2011.
Mr. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.