ECLI:NL:RBUTR:2011:BV6178

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600096-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 december 2011 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van de veroordeelde, geboren in 1983 in Suriname en thans verblijvende in de PI Vught. De rechtbank heeft deze maatregel eerder opgelegd op 12 mei 2011 voor de duur van twee jaar, met de verplichting voor het openbaar ministerie om binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te rapporteren over de voortzetting van de maatregel. Tijdens de zitting op 28 november 2011 zijn de raadsman van de veroordeelde, de officier van justitie en deskundige K. Reijnders gehoord. De evaluatie van de ISD-maatregel, opgesteld door K. Reijnders, adviseerde om de maatregel voort te zetten, gezien de problematiek van de veroordeelde, die onder andere lijdt aan een paranoïde type schizofrenie en middelengebruik vertoont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde nog in het beginstadium van behandeling verkeert en dat er nog geen definitieve diagnose is gesteld. De rechtbank concludeert dat beëindiging van de maatregel een groot recidivegevaar met zich meebrengt. Daarom is er geen aanleiding om de maatregel te beëindigen. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600096-11
Datum uitspraak: 12 december 2011
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[verdachte] (hierna ook te noemen: veroordeelde),
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans verblijvende in de PI Vught.
Raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 12 mei 2011 waaruit blijkt dat aan veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het openbaar ministerie binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dat vonnis dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
- een veroordeelde betreffende evaluatie rapportage ISD d.d. 17 november 2011, opgemaakt door K. Reijnders (ISD manager), werkzaam bij de P.I. Vught, waarin wordt geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 28 november 2011, waarbij zijn gehoord:
- de raadsman van veroordeelde mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht;
- de officier van justitie;
- de deskundige mevrouw K. Reijnders, verbonden aan de PI Vught.
Overwegingen:
Voornoemde evaluatie d.d. 17 november 2011 houdt onder meer het volgende in.
Veroordeelde heeft een ISD maatregel opgelegd gekregen inzake meerdere diefstallen. Veroordeelde komt vervolgens op 1 juli 2011 in de PI Vught.
Veroordeelde is zeer afhoudend in het contact, lijkt anderen als een bedreiging te ervaren. Hij is paranoïde en zeer op zijn hoede. Hierdoor kan hij verbaal agressief op zijn omgeving reageren. Hij verwaarloost zichzelf en zijn omgeving, indien hij hier niet in gestuurd wordt. Veroordeelde weigert medicatie en contacten met de psycholoog en de psychiater. Veroordeelde lijkt, ondanks zijn achterdocht en bizarre gedrag, wel in de realiteit te staan. Er worden negatieve symptomen waargenomen, zoals initiatiefloosheid. Om die reden wordt de diagnose vooralsnog gesteld op schizofrenie van het paranoïde type. Hiernaast is er vermoedelijk sprake van middelengebruik.
Uit het rapport blijkt dat er heel langzaam maar zeker wat contact met veroordeelde begint te ontstaan, dus mogelijk komt er verdere verbetering in de toekomst. Er zijn drie behandeldoelen:
- Werkrelatie verbeteren en vertrouwen vergroten;
- Diagnostiek verhelderen;
- Betrokkene gaat medicatie innemen;
Het advies is om de maatregel voort te zetten. Inzet in de komende fase is om contact te krijgen met veroordeelde, het opstarten van een psychologisch onderzoek en het opstellen van een reclasseringsadvies “Binnen Beginnen” ISD.
Deskundige K. Reijnders, verbonden aan de PI Vught heeft ter zitting, in aanvulling op het
advies, verklaard dat er inderdaad heel langzaam iets meer contact komt met
veroordeelde. Er is op dit moment wel een vermoedelijke diagnose, maar geen definitieve.
Veroordeelde wil geen medicatie gebruiken en hij komt op dit moment niet in aanmerking
voor dwangmedicatie omdat hij daarvoor daadwerkelijk moet lijden. Indien hij eenmaal
medicatie gaat gebruiken, dan zal het proces zich naar verwachting versnellen.
De verwachting is dat twee jaar te kort is om een diagnose te stellen en een behandeling af te ronden. Hij is echter wel op zijn plek in Vught (PPC 2), ook in verband met de kleinschaligheid.
De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot voorzetting van de ISD-maatregel.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat veroordeelde wil dat de maatregel wordt opgeheven. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde niet geschikt is voor ISD, maar dat gelet op het toetsingskader, de maatregel echter kan worden voortgezet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit voornoemd voortgangsverslag en de mondelinge toelichting van de deskundige ter zitting volgt dat de veroordeelde nog in het beginstadium van een behandeling zit, nu er nog geen definitieve diagnose is gesteld en ook de behandeling nog moet worden opgestart. Voorts zou beëindiging van de maatregel een groot recidivegevaar opleveren. Derhalve is er geen enkele aanleiding de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing:
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [verdachte] voornoemd, wordt voortgezet.
Aldus gedaan door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. M.A.E. Somsen, rechters, bijgestaan door mr. M. van der Meulen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 12 december 2011.