4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, daar onvoldoende bewijsmiddelen voor handen zijn om vast te stellen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De officier van justitie acht daarentegen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste is gelegd. De raadsvrouwe heeft er daarbij op gewezen dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte met het mes bewegingen heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer. Het lijkt er volgens de raadsvrouwe veeleer op dat het slachtoffer zelf het mes heeft gepakt en dat daardoor het letsel is ontstaan. Volgens de raadsvrouwe zou er wel een bewezenverklaring kunnen volgen voor de meest subsidiair ten laste gelegde bedreiging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen
4.3.1.1 Het verhoor van aangever [SLACHTOFFER]
Op 31 december 2010 heeft [SLACHTOFFER] tegenover de politie verklaard dat hij zich een dag eerder, tussen 16.15 uur en 16.30 uur, in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] bevond. In zijn achtertuin waren op dat moment kinderen bezig met het afsteken van licht vuurwerk. Op de oprit van zijn woning zag hij toen een onbekende man aan komen lopen. Door zijn vrouw werd aangever er op geattendeerd dat deze man een mes in een van zijn handen had. Aangever zag en hoorde dat de man met het voorwerp (de rechtbank begrijpt het mes) op de voordeur in stak, waarop aangever de voordeur opende. Hij zag dat de man in zijn rechterhand een groot mes vasthield en dat de man dit op een vreemde dreigende manier bovenhands vasthield. De punt van het mes wees hierbij in de richting van aangever. Aangever schreeuwde naar de man dat hij dat mes weg moest doen. Vrijwel gelijktijdig zag hij dat de man met het mes een stekende beweging maakte in de richting van zijn lichaam. Om te voorkomen dat hij gestoken zou gaan worden, weerde hij die stekende beweging af en werd daardoor geraakt in zijn linkerhand.
4.3.1.2 Het geconstateerde letsel
Uit de geneeskundige verklaring omtrent het toegebrachte letsel blijkt dat er bij aangever een herstel operatie heeft plaatsgevonden van een doorgesneden zenuw in de wijsvinger van de linkerhand. De vinger zal gedurende een periode van 3 maanden niet adequaat gebruikt kunnen worden.
4.3.1.3 Het verhoor van getuige [getuige]
De getuige [getuige], woonachtig aan de [adres], heeft op 30 december 2010 tegenover de politie verklaard dat zij die dag omstreeks 16.18 uur vanuit haar woonkamer een man op de rijbaan zag lopen. Deze man had een mes in zijn handen en maakte stekende bewegingen in de richting van twee langs rijdende bromfietsers. Een van deze bromfietsers moest zelfs uitwijken om te voorkomen dat hij geraakt werd door het mes. Hierop heeft deze getuige gelijk 112 gebeld en zag ze dat de man het erf opliep van de woning aan de [adres].
4.3.1.4 De verklaring van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 7 april 2011 verklaard dat hij in de middag van 30 december 2010 last had van kinderen die vuurwerk aan het afsteken waren. Hij wilde deze kinderen met het mes schrik aanjagen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer. Volgens verdachte greep het slachtoffer zelf in het mes, waardoor hij zich aan zijn hand verwondde.
4.3.1.5 Overwegingen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouwe van oordeel dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.