ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7887

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711753-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met vervangende werkstraf en verlenging proeftijd

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 18 juli 2011 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan haar proeftijd waren verbonden. De officier van justitie vorderde de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf, met de eis dat deze zou worden vervangen door een werkstraf van 120 uren, en daarnaast een verlenging van de proeftijd met één jaar. De rechtbank heeft de veroordeelde, bijgestaan door haar raadsman mr. R.I.R. Denz en een vertegenwoordiger van Reclassering Nederland, gehoord tijdens de zitting. De rechtbank overwoog dat, ondanks de persoonlijke problemen van de veroordeelde, de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden niet gerechtvaardigd kon worden. De rechtbank besloot om de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen, waarbij de gevangenisstraf werd omgezet in een werkstraf, om te voorkomen dat de baan van de veroordeelde in gevaar zou komen. Tevens werd de proeftijd verlengd onder handhaving van de bijzondere voorwaarden. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de voortgang van de veroordeelde in haar reclasseringstraject.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/711753-08
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde] (hierna te noemen: veroordeelde)
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 17 februari 2009;
- de kennisgeving aan verdachte d.d. 13 maart 2009;
- het advies tenuitvoerlegging van Reclassering Nederland d.d. 17 mei 2011;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 1 juni 2011.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door raadsman mr. R.I.R. Denz, advocaat te Utrecht, alsmede mevrouw M. el Mir, namens Reclassering Nederland.
2 De beoordeling
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van
21 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan
7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens Reclassering Nederland, waarbij veroordeelde een assertiviteitstraining dient te volgen en mee zal werken aan urinecontroles bij Centrum Maliebaan.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 3 maart 2009.
Blijkens inlichtingen van Reclassering Nederland d.d. 17 mei 2011 heeft veroordeelde zich niet gehouden aan die bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert de rechtbank een partiële tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel in overweging te nemen, en om daarnaast het toezicht bij de reclassering voort te zetten.
Ter terechtzitting heeft de veroordeelde bevestigd dat zij zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Dit kwam door een aantal persoonlijke problemen. Veroordeelde heeft voorts verklaard dat zij het reclasseringscontact sindsdien heeft voortgezet, dat zij inmiddels werk heeft gevonden en dat zij de behandeling bij de reclassering wil voortzetten.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe te wijzen tot een gedeelte van 2 maanden en daarbij te bepalen dat deze gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar.
De raadsman van veroordeelde heeft verzocht veroordeelde een waarschuwing te geven en de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie gedeeltelijk dient te worden toegewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat veroordeelde, ondanks herhaalde waarschuwingen, de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank ziet de ernst van de persoonlijke problemen die veroordeelde destijds had, maar deze vormen geen rechtvaardiging voor het niet nakomen van de bijzondere voorwaarden. Anderzijds constateert de rechtbank dat veroordeelde inmiddels de begeleiding door de reclassering heeft hervat, dat zij een baan heeft gevonden en dat zij bereid is de begeleiding voort te zetten. De rechtbank zal daarom de vordering slechts gedeeltelijk ten uitvoer leggen en bepalen dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf. Hierdoor komt de baan van veroordeelde niet in gevaar. Voorts zal de rechtbank de proeftijd verlengen.
3 De beslissing
De rechtbank gelast dat een gedeelte groot 2 maanden van de voorwaardelijke gevangenisstraf, die bij vonnis d.d. 17 februari 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/711753-08, ten uitvoer zal worden gelegd;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af, maar verlengt de proeftijd met één jaar, onder handhaving van de bijzondere voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door mr. Y.A.T. Kruijer, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en
mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Willemsen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2011.