Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De vordering tot tenuitvoerlegging
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de ten laste gelegde feiten;
[verdachte]wordt tenlastegelegd dat
Rechtbank Utrecht
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 3 oktober 2012, is verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van handel in en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 11 juni en 19 september 2012, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die zich bezighield met de handel in verdovende middelen en het voorhanden hebben van deze middelen in de periode van 17 januari tot en met 28 februari 2012.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor feit 1, maar achtte feit 2, het voorhanden hebben van verdovende middelen, wettig en overtuigend bewezen. De verdediging betwistte echter de betrokkenheid van verdachte bij de organisatie en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van de middelen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat verdachte deel uitmaakte van een organisatie en dat het enkele feit dat hij zich in een woning bevond waar drugs aanwezig waren, niet voldoende was om aan te nemen dat hij deze middelen voorhanden had.
Uiteindelijk sprak de rechtbank verdachte vrij van beide feiten en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af. Tevens werd de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de griffier aanwezig, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.