Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
[minderjarige],
Rechtbank Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 november 2012 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen een man en een vrouw, waarbij de man verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van hun minderjarige kind. De rechtbank heeft kennisgenomen van een eerdere beschikking van 20 juni 2012 en de daaropvolgende mediationpogingen die niet tot overeenstemming hebben geleid. Tijdens de zitting op 6 november 2012 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader van het kind is en dat de vrouw haar vrees dat de man het kind zonder haar toestemming naar Nigeria zou meenemen, onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erkenning in het belang van het kind is en heeft de man toestemming verleend om het kind te erkennen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over het kind afgewezen. De vrouw had bezwaren geuit tegen het gezamenlijk gezag, onder andere vanwege de culturele verschillen en communicatieproblemen tussen de ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen beslissingen te nemen over het kind, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft ook de omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man recht heeft op omgang met het kind op zondag of in het weekend, gedurende een dagdeel. De rechtbank heeft de overige verzoeken van de man afgewezen.