ECLI:NL:RBUTR:2012:BU9958

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
783207 AE VERZ 11-425 4091
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens weigering mee te werken aan re-integratie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 3 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Leen Bakker Nederland B.V. en de werkneemster, hierna aangeduid als [verweerster]. De werkneemster was sinds 15 december 2007 in dienst bij Leen Bakker en had een parttime dienstverband van gemiddeld 22,5 uur per week. Na een ziekmelding op 4 februari 2010 heeft zij geweigerd mee te werken aan een re-integratietraject, ondanks twee deskundigenoordelen die haar adviseerden om haar eigen werk te hervatten. Leen Bakker heeft op 10 november 2011 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst eerder te ontbinden dan het moment waarop de wettelijke termijn van twee jaar ziekte zou verstrijken, namelijk op 14 februari 2012.

De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het belang van de werkgever om de arbeidsovereenkomst eerder te beëindigen niet voldoende aannemelijk was gemaakt. De rechter oordeelde dat de werkneemster zich beroept op het opzegverbod tijdens ziekte en dat de werkgever niet kon aantonen dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding. De kantonrechter benadrukte dat de werkneemster, ondanks haar ziekte, nog steeds mogelijkheden had om te participeren op de arbeidsmarkt, maar dat dit afhankelijk was van de voortgang van haar behandeling.

De rechter heeft ook de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter J.J.M. de Laat en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 783207 AE VERZ 11-425 4091
beschikking d.d. 3 januari 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Leen Bakker Nederland B.V.,
gevestigd te Raamsdonkveer,
verder ook te noemen Leen Bakker,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Damen,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerster],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. R. de Lange.
Het verloop van de procedure
Leen Bakker heeft op 10 november 2011 een verzoekschrift ingediend.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 13 december 2011 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
De motivering
1.
[verweerster], geboren op [1965], is op 15 december 2007 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Leen Bakker getreden. Het betreft een parttime dienstverband voor onbepaalde tijd van gemiddeld 22,5 uur per week, tegen een salaris van € 8,95 bruto per uur, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag. Haar maandsalaris bedraagt (exclusief vakantiebijslag) € 872,63 per maand.
2.
Verzocht wordt de bestaande arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden wegens gewichtige omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Namens Leen Bakker wordt daartoe het navolgende aangevoerd.
Op 4 februari 2010 heeft [verweerster] zich ziek gemeld. Sedert 26 juli 2010 is zij werkzaam in het filiaal Amersfoort. Op 29 november 2010 is een arbeidsdeskundig rapport opgesteld. Het advies van de arbeidsdeskundige is om [verweerster] via een opbouwschema geleidelijk het werk te laten hervatten in haar eigen werkzaamheden. [verweerster] wenste echter niet mee te werken aan het opgestelde opbouwschema. Daarom is haar bij aangetekende brief van 29 december 2010 te kennen gegeven dat haar loon zal worden opgeschort. Op 21 februari 2011 bericht het UWV in het kader van het deskundigenoordeel: “Wij zijn tot de conclusie gekomen dat u in eigen aangepast werk aan de slag kunt gaan”. Op woensdag 9 maart 2011 heeft [verweerster] zich gemeld bij het filiaal te Amersfoort. Gedurende korte tijd heeft zij werkzaamheden verricht, waarna een ziekmelding is gevolgd. Daarna is opnieuw een deskundigenoordeel aangevraagd. Op 3 mei berichtte het UWV naar aanleiding van dit aangevraagde (tweede) deskundigenoordeel ”Onze conclusie is dat de door de werkgever aangeboden arbeid passend is”. Naar aanleiding van het tweede deskundigenoordeel heeft [verweerster] ingaande 10 mei 2011 een start gemaakt met de aangepaste werkzaamheden. Vanaf dat moment is de loonbetaling aan [verweerster] ook weer hervat. Op maandag 6 juni 2011 heeft [verweerster] zich opnieuw ziek gemeld.
Gelet op de thans ontstane situatie ziet Leen Bakker geen mogelijkheden meer om de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerster] op een vruchtbare wijze voort te zetten. Het re-integratietraject is, door toedoen van [verweerster], weinig voortvarend verlopen, ondanks dat tot twee maal toe een deskundigenoordeel is gegeven waarin werd aangegeven dat [verweerster] de opgedragen passende werkzaamheden diende te verrichten. Sedert haar nieuwe ziekmelding (6 juni 2011) wordt er door mevrouw [verweerster] gesproken over een arbeidsconflict. Ondanks de door Leen Bakker ondernomen pogingen om dit kennelijk door [verweerster] gevoelde conflict in kaart te brengen aan de hand waarvan een nader actieplan kan worden opgesteld, onderneemt [verweerster] wederom geen enkele actie. Onder deze omstandigheden kan, nu het loon wederom is stopgezet sedert 19 oktober 2011, in redelijkheid niet van Leen Bakker worden verlangd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is er geen enkele reden om toepassing te geven aan het gestelde in artikel 7:685 lid 8 BW.
3.
[verweerster] beroept zich op het opzegverbod tijdens ziekte. Zij is immers arbeidsongeschikt, met een slechte prognose voor haar herstel. De verzochte ontbinding staat niet alleen op gespannen voet met bescherming die aan de arbeidsongeschikte werknemer toekomt, maar vindt juist haar grond in die omstandigheid. Leen Bakker probeert niettemin om tijdens arbeidsongeschiktheid en in het zicht van wellicht een door UWV-werkbedrijf op te leggen verlenging van de loondoorbetalingsverplichting vanwege een falend re-integratiebeleid, op een goedkope wijze van [verweerster] af te komen.
Het gaat niet alleen om klachten van somatische aard (chronische pijnklachten aan
schoudergebied en armen en lage rugklachten), maar ook om klachten van psychiatrische aard die leiden tot mentale en emotionele beperkingen. [verweerdster] kan niet anders dan constateren dat pas in juni, na het contact met de behandelaar, er bij de door Leen Bakker ingezette bedrijfsartsen een goed inzicht werd verkregen in de aard en omvang van haar beperkingen, met name ook die van psychosociale aard. Daarvoor, maar ook daarna, zijn die beperkingen veronachtzaamd. Leen Bakker doet ten onrechte voorkomen, alsof [verweerdster] niet bereid is om over de gerezen situatie te overleggen en het plan van aanpak over haar re-integratie te evalueren en bij te stellen. Het is echter wel zo dat de mentale en emotionele toestand en het arbeidsconflict maken dat het voor [verweerster] moeilijk is om, zonder hulp en bijstand van een derde, met Leen Bakker te overleggen. Eerst moet worden gewerkt aan de oplossing van het gerezen arbeidsconflict en verweerster ziet nog wel mogelijkheden om, bijvoorbeeld door middel van mediation, tot een dergelijke oplossing te geraken. Mocht de arbeidsovereenkomst ontbonden worden, dan meent [verweerster] dat haar een vergoeding moet worden toegekend ter hoogte van een bruto bedrag van € 15.000,=
4.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:685 BW kan de kantonrechter een verzoek om de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden slechts inwilligen, indien hij zich ervan heeft vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Het verbod de arbeidsovereenkomst op te zeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte kent een aantal uitzonderingen waaronder die van artikel 7:670 lid 1 BW, maar ook, op grond van het bepaalde in artikel 7:670b BW, bij onder andere opzegging gedurende de proeftijd en wegens een dringende reden. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:670b lid 3 BW is art. 7:670 lid 1, aanhef en onder a, BW niet van toepassing als de werknemer in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten en zonder deugdelijke grond weigert gevolg te geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door de werkgever getroffen maatregelen om hem in staat te stellen eigen of andere passende arbeid te verrichten of zijn medewerking te verlenen bij het opstellen, evalueren en bijstellen van het plan van aanpak.
Deze uitzondering op het opzegverbod doet zich hier voor. Het is immers voldoende aannemelijk gemaakt dat [verweerster] geweigerd heeft mee te werken aan de tweemaal door een deskundige gegeven (second) opinion dat zij haar eigen arbeid weer moest gaan verrichten, hetgeen [verweerster] niet heeft gedaan en wat heeft opgeleverd dat gedurende een tweetal perioden een zogenoemde loonstop is doorgevoerd (ingevolge het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 BW).
4.2.
Uit een advies van de bedrijfsarts [A] d.d. 7 december 2011 blijkt dat voor de beperkingen van verweerster alle rubrieken van toepassing zijn en dat voorts de draagkracht van de medewerkster bijna niets is en dat zij niet kan voldoen aan een minimum aan re-integratieverplichtingen laat staan een werklocatie bezoeken. Volgens de feiten en de situatie op 7 december 2011 is verweerster nog steeds niet belastbaar voor arbeid, omdat er sprake is van een enorm complexe problematiek, zowel medisch als psychisch als sociaal. Er zijn geen effecten van de behandeling. Terugkeer in de eigen functie is niet meer reëel en ook niet te verwachten in de toekomst. Wel wil verweerster nog participeren op de arbeidsmarkt maar wanneer dit mogelijk zou zijn hangt af van vele factoren en voornamelijk van effect van de behandelingen naar inzicht in de mogelijkheden. Aldus nog steeds [A] van VerzuimReductie BV.
De kantonrechter is van oordeel dat er, gelet op deze verklaring van de bedrijfsarts, thans geen reden is om de arbeidsovereenkomst eerder te ontbinden dan het moment waarop de twee jaar verstreken zijn. Dat moment is 14 februari 2012. Een ontbinding, al dan niet voorzien van een vergoeding zou niet eerder in werking treden dan de voorlaatste week van januari 2012. Het belang om drie weken eerder een eind te maken dienstverband is door Leen Bakker onvoldoende aannemelijk gemaakt. In elk geval kan daartoe niet dienen dat verweerster heeft gesteld dat er een arbeidsconflict is en dat de werkgever het niet voor elkaar krijgt daar met [verweerster] over te praten. Evenmin is voldoende reden voor een ontbinding dat het moeizaam is om gesprekken met verweerster te beleggen en om met [verweerster] te praten over het tweede spoor. De kantonrechter verwijst naar de bovengenoemde verklaring van Verzuimreductie.
4.3.
Het verzoek zal derhalve niet worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter ziet termen de proceskosten geheel te compenseren in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2012.