ECLI:NL:RBUTR:2012:BU9978

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
782830 UE VERZ 11-1332 4091
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 10 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder]. [verzoeker], de werkgever, had op 8 november 2011 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 3 juni 2011 arbeidsongeschikt was door een herseninfarct, te ontbinden. [verzoeker] stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een gewichtige reden voor ontbinding opleverden, omdat hij zelf de werkzaamheden van [verweerder] moest overnemen en hierdoor in financiële problemen kwam. [verweerder] voerde verweer en stelde dat het verzoek tot ontbinding verband hield met het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid, wat volgens de wet niet toegestaan is.

De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kon worden ingewilligd, omdat het verzoek wel degelijk verband hield met het opzegverbod dat geldt tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verweerder]. De rechter benadrukte dat de wetgever in de afgelopen jaren een beleid heeft ontwikkeld dat werkgevers verplicht om gedurende een bepaalde periode loon door te betalen aan werknemers die arbeidsongeschikt zijn. Het verzoek van [verzoeker] was voornamelijk ingegeven door zijn financiële situatie en niet door een daadwerkelijke wijziging van omstandigheden die de ontbinding rechtvaardigde.

De kantonrechter wees het verzoek af en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van het ontslagverbod tijdens ziekte en de bescherming van werknemers in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton, locatie Utrecht, kantonrechter
zaaknummer: 782830 UE VERZ 11-1332 4091
beschikking d.d. 10 januari 2012
inzake
[verzoeker], h.o.d.n. [cafébedrijf],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.H. van den Berg,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.T. Bakker.
Het verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 8 november 2011 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 20 december 2011 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
De motivering
1.
[verweerder], geboren op [1964], is op 1 mei 2005 in dienst van (de rechtsvoorganger van) [verzoeker] getreden. [verweerder] is werkzaam in de functie van bedrijfsleider, tegen een bruto salaris van € 1.821,16 per maand exclusief 8 % vakantiebijslag. De arbeidstijd per week bedraagt gemiddeld 36 uur.
2.
[verzoeker] is van mening dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, welke een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:685 BW oplevert en van dien aard is dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. [verzoeker] stelt dat zijn verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod tot beëindiging of opzegging van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] exploiteert een cafébedrijf, waarin hij zelf zeer lange werkweken maakt. [verweerder] is de enige werknemer in dienst van [verzoeker]. [verweerder] is op 3 juni 2011 arbeidsongeschikt geworden. [verweerder] heeft een herseninfarct gehad, waardoor hij niet in staat is te werken. Naar [verzoeker] heeft begrepen, zijn er op meerdere vlakken medische problemen, zoals het hart en de nieren, welke mede debet kunnen zijn geweest aan het herseninfarct. Een vervolgafspraak met de arts is gepland op 5 januari 2012. Tot dat moment zijn er geen arbeidsmogelijkheden.
[verzoeker] verricht de werkzaamheden die voorheen door [verweerder] werden uitgevoerd. [verzoeker] heeft een overzicht gemaakt van de taken welke hij wekelijks heeft en komt uit op tenminste 98 uur per week. Het is evident dat dit voor hem niet (langdurig) is op te brengen. [verzoeker] legt de jaarstukken van 2009 en (concept) 2010 over en uit de winst- & verliesrekening blijkt dat van de Wardt uit hoofde van winst een inkomen genereert van
€ 59.338,- in 2008, € 71.176,- in 2009 en € 40.545,- in 2010. De personeelskosten voor [verweerder] blijken eveneens uit de jaarstukken en bedragen in 2009 € 26.921,- en in 2010 € 29.965,-. Zou een dergelijke uitgave voor een vervangend personeelslid moeten worden gedaan, dan is er voor [verzoeker] zelf niet of nauwelijks inkomen en zou hij financieel enorm in de problemen komen. [verzoeker] ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan de kantonrechter te vragen de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van gewijzigde omstandigheden. [verweerder] heeft hier begrip voor, zo deelde hij aan [verzoeker] mede. Hoewel [verweerder] vanwege zijn ziekte geen verwijt treft, laat de financiële positie van (de onderneming van) [verzoeker] het niet toe dat een vergoeding aan [verweerder] wordt betaald.
3
[verweerder] voert verweer. [verzoeker] stelt weliswaar dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, maar niets is minder waar. Het verzoek om te ontbinden is rechtstreeks gelegen in het feit dat [verweerder] momenteel arbeidsongeschikt is. Er is dus wel degelijk sprake van een opzegverbod. Het is overduidelijk dat het verzoek van [verzoeker] verband houdt met een opzegverbod, te weten ziekte. Het is dan niet mogelijk het verzoek van [verzoeker] in te willigen, en zijn verzoek dient te worden afgewezen. Overigens dient naar mening van [verweerder] het verzoek ook te worden afgewezen vanwege het feit dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden, welke een gewichtige reden opleveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Weliswaar kan [verweerder] zijn werkzaamheden thans niet verrichten, en dient [verzoeker] vervanging voor [verweerder] te regelen, maar dit is niet zo ernstig dat er gesproken kan worden van een gewichtige reden. Overigens kan het argument van [verzoeker] dat hij de werkzaamheden niet door een ander kan laten verrichten, hem niet baten. Het was voor [verzoeker] immers mogelijk geweest om een werknemersverzekering voor [verweerder] af te sluiten, zodat, ingeval van ziekte, de loonkosten zouden worden vergoed.
4
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:685 lid 1 BW kan de kantonrechter het verzoek tot ontbinding slechts inwilligen indien hij zich ervan vergewist heeft of dit verzoek geen verband houdt met enig opzegverbod, onder andere het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte in artikel 7:670 BW.
4.2.
[verzoeker] heeft in het verzoekschrift gesteld dat zijn verzoek geen verband houdt met bestaan van enig verbod tot beëindiging of opzegging van de arbeidsovereenkomst. Kennelijk heeft [verzoeker] er daarbij het oog op gehad dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alleen maar verband houdt met de slechte werkomstandigheden van de eigenaar die nu gemiddeld 98 uur per week moet werken en wiens financiële positie matig te noemen is. Dat leidt evenwel niet tot een oordeel dat er tegelijkertijd ook niet een opzegverbod aan de orde is, omdat de ontbinding wel betrekking heeft op ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een arbeidsongeschikte werknemer. Er is dus sprake van een opzegverbod, indien de werkgever de arbeidsovereenkomst tijdens de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte van een werknemer op zou willen zeggen, ook al maakt hij - overigens - daar geen gebruik van door thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter te verzoeken.
4.3.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal worden afgewezen. Het ontslagverbod tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte is immers in alle opzichten van kracht en van belang. De wetgever in de vorm van de regering (kabinet en Staten-Generaal) heeft in de laatste 17 jaar het beleid ontwikkeld dat oorspronkelijk gedurende zes weken en vervolgens gedurende een jaar en vervolgens gedurende twee jaar een loondoorbetalingsverplichting tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte bestaat, met de in artikel 7:629 BW genoemde mogelijke uitzonderingen. Die doen zich hier niet voor.
Het gaat enkel om een verzoek dat is ingegeven door de omstandigheid dat de werkgever het loon niet meer kan betalen.
Nu het bepaalde in artikel 7:629 BW een verbijzondering is van het bepaalde in artikel 7:628 BW moet ervan worden uitgegaan dat het niet kunnen voldoen aan de betaling van loon een risico is dat volledig in de sfeer van de werkgever ligt. Enige uitzonderingen die op grond van jurisprudentie over de uitleg van het bepaalde in artikel 7:628 BW zijn aanvaard en die het risico meer of geheel bij de werknemer leggen, zijn niet aangevoerd en ook niet aannemelijk gemaakt. De kantonrechter hecht er ten slotte – ten overvloede - nog aan op te merken dat [verzoeker] zelfs niet heeft gemeld hoe hoog de premie zou uitvallen van een verzekering die tegen het voormelde risico zou kunnen worden afgesloten (en waarom hij die premie niet zou kunnen dragen).
4.4.
Daarom moet worden geconcludeerd dat, ook al zijn de door [verzoeker] aangevoerde omstandigheden wijzigingen in de omstandigheden in de zin van het bepaalde in artikel 7:685 BW, deze veranderde omstandigheden niet billijkheidshalve tot het einde van de arbeidsovereenkomst kunnen leiden.
Het verzoek zal worden afgewezen en de kantonrechter ziet termen om de proceskosten geheel te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2012.