ECLI:NL:RBUTR:2012:BV1662

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600913-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige diefstal met braak in bedrijfsgebouwen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982 en gedetineerd in PI Flevoland, heeft de rechtbank Utrecht op 17 januari 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere diefstallen waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 3 januari 2012 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte de feiten had gepleegd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de aangiften, DNA-sporen, camerabeelden en verklaringen van getuigen. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de inbraak bij [bedrijf 1] te Veenendaal, maar heeft de andere feiten ontkend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de DNA-sporen die op de plaatsen delict zijn aangetroffen, overtuigend bewijs vormen van de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan vijf diefstallen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.150,-. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600913-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats]
Gedetineerd te PI Flevoland – HvB Almere Binnen, Almere
raadsman mr. H.P. Verheyen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
alleen of samen met (een) ander(en) vijf bedrijfsinbraken heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 5 heeft begaan, met uitzondering van het bestanddeel ‘in vereniging’ ten aanzien van de feiten 4 en 5. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangiften, de aangetroffen DNA sporen, de modus operandi, de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, camerabeelden en een getuigenverklaring.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij onder meer op de specifieke locaties waar ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5 DNA sporen zijn aangetroffen. Volgens de raadsman zijn de DNA sporen op de plaatsen delict zo in het zicht achtergelaten dat dit wellicht bewust gebeurd is om de inbraken in de schoenen van verdachte te schuiven. Ten aanzien van feit 3, waar het DNA spoor in bloed op de plaats delict is aangetroffen, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding van het onderzoek
In de nacht van 16 op 17 mei 2011 vond er een bedrijfsinbraak plaats bij [bedrijf 1] te Veenendaal (feit 1). Tijdens technisch sporenonderzoek werd een DNA spoor op een waterflesje aangetroffen en veiliggesteld. Het spoor werd ingestuurd naar het NFI en daar bleek het DNA spoor te matchen met het in Duitsland afgenomen DNA profiel PC10884 van verdachte. Verdachte blijkt sinds 2007 landelijk gesignaleerd te staan terzake aanhouding voor soortgelijke zaken. Bij diverse inbraken is zijn DNA profiel aangetroffen. Hierop is verdachte op 16 september 2011 buiten heterdaad aangehouden.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1
In de nacht van 16 op 17 mei 2011 vond er een bedrijfsinbraak plaats bij [bedrijf 1] te Veenendaal. Tijdens technisch sporenonderzoek werd een DNA spoor op een waterflesje aangetroffen en veiliggesteld. Het spoor werd ingestuurd naar het NFI en daar bleek het DNA spoor te matchen met het in Duitsland afgenomen DNA profiel PC10884 van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het hem tenlastegelegde onder 1 begaan heeft. De raadsman heeft echter aangevoerd dat de rechtbank terughoudend met deze bekennende verklaring om dient te gaan, gelet op de ontkennende houding van verdachte ten aanzien van de overige feiten en het vermoeden van de raadsman dat verdachte wellicht onder druk wordt gezet om voor de tenlastegelegde feiten op te draaien.
De rechtbank stelt vast dat verdachte uitvoerig heeft verklaard dat hij deze inbraak samen met een andere jongen heeft gepleegd. Verdachte heeft deze jongen in Amsterdam ontmoet en samen hebben ze de inbraak bedacht en uitgevoerd. Ook heeft verdachte bekend dat hij wel vaker heeft ingebroken. Dat verdachte na het afleggen van deze bekentenis vervolgens begint te twijfelen aan zijn geheugen en aangeeft dat hij de andere inbraken misschien niet heeft gepleegd, is voor de rechtbank geen aanleiding om hem niet aan zijn bekennende verklaring te houden. De rechtbank gebruikt zijn verklaring, tezamen met de aangifte van mevrouw [aangever 1] van [bedrijf 1] voor het bewijs en acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat er tussen 9 juni 2011 en 10 juni 2011 is ingebroken in het bedrijf [bedrijf 5] aan de [adres] te Duiven. Hij zag dat er een steen door een ruit was gegooid, waardoor deze geopend kon worden en de daders vermoedelijk naar binnen zijn gekomen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de daders een gat in een hekwerk hebben gemaakt om op het bedrijfsterrein van [bedrijf 5] te komen. Weggenomen zijn een bestelbus (Ford Transit), een kluis met inhoud, een geldbedrag van € 2.032,93 en een geldlade met daarin een geldbedrag van € 1.179,48.
Van de inbraak zijn camerabeelden beschikbaar. Deze zijn met een camera van de overburen van [bedrijf 5] opgenomen. De camerabeelden zijn bekeken en beschreven door verbalisant [verbalisant]. Hij beschrijft de beelden en verklaart daaromtrent
– zakelijk weergegeven – dat hij op de beelden ziet dat vier personen zich gedurende de periode van de inbraak, tussen 00.26 en 1.12 uur, op het terrein van [bedrijf 5] bevinden. Daarna ziet hij dat een minivrachtwagen met gedoofde lichten het terrein van Hectas verlaat.
De gestolen Ford Transit wordt later op de ochtend van de inbraak aangetroffen. In het voertuig wordt onder meer één sigarettenpeuk in de laadruimte aangetroffen en veiliggesteld voor sporenonderzoek met het nummer AADO2480NL. Het veiliggestelde biologische materiaal komt overeen met het DNA profiel van verdachte. De berekende frequentie van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de afgelopen jaren meermalen in Nederland is geweest en dat hij meermalen betrokken is geweest bij inbraken.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3
In de aangifte heeft [aangever 3], namens [bedrijf 2] – zakelijk weergegeven – verklaard dat er tussen 9 augustus 2010 en 10 augustus 2010 is ingebroken bij [bedrijf 2] aan de [adres] te Ede. Hij zag dat het hekwerk was open gebroken of geslepen en het slot vernield was. Hij zag dat een Volvo op het bedrijfsterrein op krikken stond en dat er van deze auto vier wielen en vier lichtmetalen velgen (5-spaaks) waren weggenomen. Vervolgens zag aangever dat er een grote ruit van het bedrijfspand was ingeslagen en dat er twee kluizen waren open gebroken of geslepen. Uit de onderste kluis heeft men € 3.200,- contant geld weggenomen. Van het parkeerterrein heeft men ook een personenauto inclusief de autosleutels weggenomen. Het is een Volvo XC60 met kenteken [kenteken]. Ook zijn er nog vijf sleutels weggenomen.
Op een afstand van ongeveer 1 meter van de ingeslagen ruit werd buiten op het beklinkerde terrein een druppel bloed aangetroffen die werd bemonsterd. Dit spoor werd veiliggesteld onder nummer AAAW0904NL. Het veiliggestelde biologische materiaal matcht met het DNA profiel van verdachte. De berekende frequentie van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de afgelopen jaren meermalen in Nederland is geweest en dat hij meermalen betrokken is geweest bij inbraken.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [aangever 4] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat er op 19 maart 2010 in het bedrijfspand [bedrijf 4] op de [adres] te Nieuwerkerk aan de IJssel, gemeente Zuidplas is ingebroken. Aangever zag dat ruiten van het bedrijfspand ingeslagen waren en dat er ruiten verwijderd waren. Er zijn acht horloges (waaronder vier horloges van [benadeelde 1], twee horloges van [benadeelde 2] en twee horloges van [benadeelde 3]) weggenomen. Eveneens is er kasgeld ter waarde van
€ 8.037,99 euro en een geldbedrag van 15.000 euro weggenomen.
Door de technische recherche werd tijdens het onderzoek in de kluiskamer van het bedrijfspand in een doorzocht doosje, welke uit de kluis werd gehaald, een sigarettenpeuk aangetroffen. Dit spoor werd veiliggesteld onder nummer AABT7180NL.
Het veiliggestelde biologische materiaal matcht met het DNA profiel van verdachte. De berekende frequentie van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de afgelopen jaren meermalen in Nederland is geweest en dat hij meermalen betrokken is geweest bij inbraken.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 4 heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Aangever [aangever 5] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat er in de periode van 28 november 2007 tot en met 29 november 2007 bij het bedrijf [bedrijf 3] aan de [adres] te Rotterdam is ingebroken.
Aangever zag dat het ruitje van het dakraam was ingeslagen en dat de dader zo was binnen geklommen. Hij zag vervolgens dat er een gat in de toiletwand was gemaakt. De goederen die waren weggenomen zijn een fotocamera (kleur zilver, merk Canon), twee laptops (kleur antraciet, merk HP) met twee (stoffen) (laptop)tassen, een geldbedrag van (ongeveer) 3.000 euro en een hoeveelheid buitenlands geld ter waarde van ongeveer 1.000 euro.
Door de regionale recherchedienst werd tijdens het onderzoek bij de opengebroken muur, een sigarettenpeuk aangetroffen. Dit spoor werd veiliggesteld onder nummer AAAA2575.
Het veiliggestelde biologische materiaal matcht met het DNA profiel van verdachte. De berekende frequentie van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de afgelopen jaren meermalen in Nederland is geweest en dat hij meermalen betrokken is geweest bij inbraken.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte eveneens feit 5 heeft begaan.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter zitting gesuggereerd dat mogelijk iemand anders opzettelijk sporen van verdachte heeft achtergelaten op de plaatsen delict om zo de verdenking op hem te laden. De rechtbank acht het enkel opperen van deze mogelijkheid geen aannemelijke verklaring voor het aantreffen op de plaatsen delict van biologische sporen die matchen met verdachtes DNA. Dit geldt temeer nu de inbraken waarbij de sporen zijn aangetroffen, zich over een periode van vier jaar hebben uitgestrekt. Daar waar het feitelijk mogelijk is dat iemand anders een sigarettenpeuk of flesje achterlaat, is het bovendien moeilijk voorstelbaar dat iemand anders een bloedspoor, dat matcht met verdachte, op de plek van de inbraak plaatst.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 16 mei 2011 tot en met 17 mei 2011 te Veenendaal, tezamen en in
vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (gelegen op/aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid kasgeld (in totaal 195 euro) en een kluissleutel toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben
verschaft door een hek te vernielen en op het dak van genoemd bedrijfspand te klimmen en een dakraam in te slaan;
2.
in de periode van 9 juni 2011 tot en met 10 juni 2011 te Duiven, tezamen en in vereniging
met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand en een bedrijfsterrein (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een bestelbus (Ford Transit) en een kluis met inhoud en een geldbedrag van 2.032,93 euro en een geldlade met daarin een geldbedrag van 1.179,48, toebehorende aan [bedrijf 5], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een hek open te breken en een ruit in de gooien;
3.
in de periode van 9 augustus 2010 tot en met 10 augustus 2010 te Ede, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in een bedrijfspand en van een bedrijfsterrein (gelegen op/aan de [adres]) heeft weggenomen een personenauto (merk Volvo, type Xc60, kenteken [kenteken]), 4 wielen en 4 lichtmetalen velgen (5-spaaks), 5 sleutels en een geldbedrag van 3.200 euro, toebehorende aan Henk Scholten Ede B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een hek open te breken/slijpen en een slot te vernielen en een ruit in te slaan en kluizen open te breken/slijpen;
4.
op 19 maart 2010 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een bedrijfspand (gelegen op de [adres]) heeft weggenomen acht horloges en een hoeveelheid kasgeld (ter waarde van 8.037,99 euro) en een geldbedrag van 15.000 euro, toebehorende aan [aangever 4] Personenauto's B.V. en/of
[aangever 4] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door ruiten in te slaan en te verwijderen;
5.
in de periode van 28 november 2007 tot en met 29 november 2007 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een bedrijfspand (gelegen op de
[adres]) heeft weggenomen een fotocamera (kleur zilver, merk Canon) en twee laptops (kleur antraciet, merk HP) en twee (stoffen) (laptop)tassen en een geldbedrag van (ongeveer) 3.000 euro en een hoeveelheid buitenlands geld ter waarde van in totaal ongeveer 1.000 euro, toebehorende aan [bedrijf 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een dakraam in te slaan en vervolgens genoemd pand binnen te klimmen en een gat in de toiletwand te maken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3, 4 en 5:
Telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van de feiten 1, 2, 4 en 5 en is van mening dat voor een eventuele bewezenverklaring van feit 3 geen straf opgelegd kan worden die de duur van voorlopige hechtenis overschrijdt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf bedrijfsinbraken. Aan het plegen van dit soort feiten tilt de rechtbank zwaar. De materiële schade voor de desbetreffende bedrijven is erg groot geweest. Bedrijfsinbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar dragen bij aan een onveilig gevoel bij de eigenaren en de werknemers van die bedrijven. Bovendien heeft de nasleep van zo’n inbraak de nodige administratieve rompslomp tot gevolg.
De rechtbank acht het noodzakelijk verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de door de officier van justitie gevorderde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden. Nu verdachte wordt vrijgesproken van het bestanddeel ‘in vereniging’ in de feiten 3, 4 en 5, terwijl de officier van justitie is uitgegaan van een bewezenverklaring van dat onderdeel, wordt een zwaardere straf opgelegd dan is gevorderd. Hiertoe heeft de rechtbank besloten omdat deze straf, gezien in het licht van het gehele feitencomplex, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen grond voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [bedrijf 1] vordert een schadevergoeding van € 1.150,- voor feit 1.
De officier van justitie heeft gevorderd de schade in het geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit en komt daarom niet toe aan de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3, 4 en 5:
Telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van negen maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] van
€ 1.150,-;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] € 1.150,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en
mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2012.