ECLI:NL:RBUTR:2012:BV2527

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600857-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie

Op 3 januari 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 augustus 2011 in zijn woning en aanhangwagen te Breukelen een vuurwapen van het merk FN (Browning) en een grote hoeveelheid scherpe patronen voorhanden had. Daarnaast werd in een tuinhuisje een nepwapen aangetroffen. De verdachte ontkende het bezit van de wapens en stelde dat zijn ex-partner deze in zijn aanhangwagen had geplaatst om hem te benadelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de wapens daadwerkelijk voorhanden had, onder andere door het aantreffen van wapens en munitie in zijn woning en aanhangwagen, alsook door zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het bezit van een start-/alarmrevolver en patroonhulzen, omdat deze niet onder de Wet wapens en munitie vallen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de reclassering en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke straf. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600857-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats]
,
gedetineerd te Nieuwegein, PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein
raadsman mr. M. ‘t Sas, advocaat te Wijk bij Duurstede
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 1 december 2011 en van 20 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: twee vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 2: drie werpsterren, een katapult en een nepwapen voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat de wapens en munitie in de schuur van de woning van verdachte en in zijn tuinhuisje en aanhangwagen te Breukelen zijn aangetroffen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent de onder feit 1 genoemde wapens en munitie in zijn bezit te hebben gehad. Hij stelt dat iemand anders, mogelijk zijn ex-partner, deze wapens in zijn aanhangwagen heeft gestopt om hem zodoende een hak te zetten.
De verdediging is voorts van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de onder feit 2 genoemde werpsterren en katapult. Van deze voorwerpen is niet vast komen staan dat verdachte deze in zijn bezit heeft gehad, omdat deze werpsterren en katapult bij de doorzoeking van zijn woning, enige weken voordat de ex-partner van verdachte deze heeft ingeleverd bij de politie, niet zijn aangetroffen. De verdediging is van mening dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het bezit van het nepwapen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Ten aanzien van feit 1
Op 26 augustus 2011 werd in de schuur van de woning van verdachte te [woonplaats] een doosje met 12 scherpe patronen en een emmertje met 67 scherpe patronen aangetroffen.
Tevens werd in een aanhangwagen te Breukelen een vuurwapen en munitie aangetroffen. Het vuurwapen betrof een pistool van het merk FN (Browning), kaliber 7,65 mm, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De munitie, aangetroffen in de schuur van de woning en in de aanhangwagen, betrof een onbekend aantal scherpe patronen, categorie III van de Wet wapens en munitie. Uit de foto’s blijkt dat het om grote aantallen patronen gaat. De aanhangwagen was bij verdachte in gebruik als opslagruimte.
4.3.2 Ten aanzien van feit 2
In een tuinhuisje in Breukelen werd op 26 augustus 2011 een nepwapen aangetroffen.
Dit betrof een voorwerp in de vorm van een enkelloops hagelgeweer van het merk Zida, model S.P.A.S.12, kaliber 6 mm. Dit geweer is een voorwerp dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met echt bestaande vuurwapens en is derhalve voor be- en afdreiging geschikt. Het hagelgeweer behoort daarmee tot categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij dit wapen voorhanden had. Het tuinhuisje was eveneens bij hem in gebruik als opslagruimte.
Nadere bewijsoverweging
Verdachte betwist niet dat het vuurwapen en de munitie in de aanhangwagen zijn aangetroffen, maar ontkent deze voorwerpen zelf daarin te hebben opgeborgen. Hij heeft het standpunt ingenomen dat iemand anders, vermoedelijk zijn ex-partner mevrouw [ex-partner], deze voorwerpen daar heeft neergelegd, teneinde hem een hak te zetten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Op de mobiele telefoon van verdachte zijn meerdere plaatjes van vuurwapens en wapenonderdelen aangetroffen. Hetzelfde geldt voor de onderzochte computers van verdachte, waarbij het om grote aantallen plaatjes gaat. Tevens bevonden zich in de favorietenlijst van zijn computer websites die een relatie hebben met wapens. Hieruit valt op te maken dat verdachte een fascinatie heeft voor wapens. Ook is hij eerder (oktober 2008) veroordeeld in verband met het bezit/handel in vuurwapens.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in verband met de beëindiging van zijn relatie met mevrouw [ex-partner] voorwerpen uit hun gezamenlijke woning heeft gehaald en deze in de aanhangwagen te Breukelen heeft geplaatst. Nu het wapen en de munitie tussen het huisraad in de aanhangwagen zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel, op basis van genoemde bewijsmiddelen, dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had. Het standpunt van verdachte dat iemand anders deze voorwerpen in de aanhangwagen heeft gestopt acht de rechtbank niet aannemelijk.
4.3.3 Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het bezit van de start-/alarmrevolver van het merk MGC. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat met deze revolver geen scherpe patronen kunnen worden verschoten, omdat de loop geheel dicht is en het uiteinde van de ligplaats van de patronen in het rondsel voorzien zijn van een halve afdichting. Dit wapen behoort derhalve niet tot categorie III van de Wet wapens en munitie. Dat deze start- /alarmrevolver geschikt zou zijn voor be- of afdreiging en derhalve valt onder categorie I onder 7 van Wet wapens en munitie, is niet ten laste gelegd.
Voorts zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van patroonhulzen, nu deze niet onder de Wet wapens en munitie vallen.
Ten aanzien van feit 2
De ex-partner van verdachte heeft op 31 augustus 2011 drie werpsterren en een katapult aan de politie overhandigd met de mededeling dat zij deze heeft aangetroffen in de woning die zij deelde met verdachte. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het bezit van deze verboden voorwerpen, nu deze voorwerpen bij de doorzoeking van de woning op 26 augustus 2011 door de politie niet zijn aangetroffen en verdachte na die datum geen gebruik meer heeft gemaakt van de woning.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 26 augustus 2011 te [woonplaats], gemeente Stichtse Vecht, en/of te Breukelen,
een wapen van categorie III, te weten
- een pistool (van het merk FN (Browning) kaliber 7,65 mm categorie III, sub 1)
en munitie van categorie III, te weten
- een groot aantal (scherpe) patronen
voorhanden heeft gehad;
2.
op 26 augustus 2011 te Breukelen, - een (nep)wapen van categorie I, onder 7, te weten een enkelloops hagelgeweer (merk Zida, model S.P.A.S.12, kaliber 6 mm),
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III
Feit 2 handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat het pistool in slechte staat van onderhoud was. Verdachte is bereid zich aan de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden te houden, met uitzondering van de behandelverplichting. De reclassering stelt dat er samenhang is tussen de psychische klachten van verdachte en zijn criminele gedrag, waarvoor hij zich dient te laten behandelen. De reclassering is echter niet bij machte deze samenhang te bepalen, zodat ook geen behandelverplichting dient te worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een vuurwapen en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 29 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zoals hiervoor reeds opgemerkt.
Omtrent verdachte is een voorlichtingsrapport opgesteld door H. Luites, reclasserings-medewerker, d.d. 14 oktober 2011, waarbij problemen zijn geconstateerd op de gebieden emotioneel welzijn, gedrag en houding. Verdachte handelt zeer naïef en is niet in staat problemen consequent op te lossen. Nader onderzoek en behandeling bij De Waag is van belang om te komen tot meer inzicht bij verdachte en herhaling te voorkomen.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle onderdelen van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank komt tot een lagere straf, mede omdat verdachte wordt vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank ziet aanleiding een deel van de straf, te weten 2 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie mogelijk.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.
7.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
Feit 2 handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland,
* dat verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland, zo frequent als deze instelling dit gedurende de periode van de proeftijd nodig acht;
* dat verdachte deelneemt aan de cognitieve vaardigheidstraining (CoVa);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage II), genummerd: 1 tot en met 6;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 7 tot en met 11.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 januari 2012.
Mr. E.C.A. Bakker is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.