ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3929

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711537-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepkwekerij en de beoordeling van bewijs en straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de hennepteelt in een loods en regelmatig personen naar deze locatie heeft vervoerd om daar werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds februari 2011 op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat hij meisjes naar de loods heeft gebracht voor werk. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het in werking houden van de hennepkwekerij, wat hem medeplichtig maakt aan het telen en verwerken van softdrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, is bewezen verklaard. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711537-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres] ([woonplaats].
Raadsvrouw: mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: zich, al dan niet in vereniging, schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep, in elk geval aan het opzettelijk aanwezig hebben van die hennep;
subsidiair: behulpzaam is geweest bij het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken en/of aanwezig hebben van hennep.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen volgt naar zijn mening dat verdachte nauw en bewust met een ander of met anderen heeft samengewerkt met betrekking tot de aangetroffen hennepkwekerij aan de [adres] te [woonplaats]. Verdachte was, aldus de officier van justitie, verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in de kwekerij. Ter onderbouwing hiervan heeft de officier van justitie er op gewezen dat uit getuigenverklaringen volgt dat verdachte aanwezig was bij het sluiten van de huurovereenkomst voor de loods en de huur voor de loods betaalde. Voorts was verdachte, zoals volgt uit getuigenverklaringen en uit zijn telefoongegevens, regelmatig bij de loods aanwezig. Op de computer van verdachte zijn een groot aantal foto’s van hennepkwekerijen aangetroffen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit en heeft er hierbij op gewezen dat uit het dossier niet volgt dat verdachte degene was die verantwoordelijk was voor de kwekerij. Verdachte ontkent dat hij de huur voor de loods betaalde en dit volgt, aldus de verdediging, ook niet zonder meer uit de getuigenverklaringen. Naast verdachte hadden, zo volgt uit het dossier, meerdere personen toegang tot de loods. Er zijn door getuigen ook meerdere auto’s regelmatig bij de loods gezien. Bij de meterkasten, die via een afzonderlijke deur bereikt konden worden, zijn geen sporen van verdachte aangetroffen. De rol van verdachte beperkte zich, aldus de verdediging, tot die van klusjesman.
4.3 De bewijsoverwegingen
Het bewijs
Op 20 juni 2011 heeft een doorzoeking van de loods aan De [adres] te [woonplaats] plaatsgevonden. In een tweetal ruimtes in de loods werden respectievelijk 5.712 en 17.368 hennepstekken aangetroffen. In een ruimte op de bovenverdieping van de loods werden 673 moederplanten aangetroffen.
Uit een uitgevoerde cannabis test op representatieve monsters van in de loods aangetroffen hennepstekjes en moederplanten kwam naar voren dat het hennepstekjes/ -planten betroffen van de soort cannabis.
Door getuige [getuige 1], woonachtig naast de loods aan de [adres] te [woonplaats] is verklaard dat hij regelmatig een Volkwagen Sharan bij de loods heeft gezien. Er zaten soms meerdere personen in de auto, altijd vrouwen. Ook door een andere buurtbewoner is een Volkswagen Sharan, met kenteken [kenteken], bij de loods gezien. Deze auto staat op naam van [naam], de moeder van verdachte.
Uit gegevens van de telefoon van verdachte volgt dat zijn telefoon in de periode tussen
1 januari 2011 en 11 april 2011 132 keer de mast gelegen aan de [adres] te [woonplaats] heeft aangestraald, hemelsbreed enkele honderden meters verwijderd van de [adres] te [woonplaats].
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds februari 2011 weet dat er hennepplanten worden geteeld in de loods. Hij heeft regelmatig met zijn auto meisjes naar de loods gebracht om in de hennepkwekerij te werken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij voor deze werkzaamheden per uur werd betaald en dat hij vanaf februari 2011 gedurende een periode van ongeveer twintig weken twee à drie keer per week in de loods kwam.
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Dat verdachte de leiding zou hebben gehad over de hennepkwekerij en in dat kader nauw en bewust met anderen zou hebben samengewerkt, zoals door de officier van justitie is gesteld, kan, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen door verdachte zelf is verklaard, niet worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan -zoals door de officier van justitie is gesteld- dat verdachte aanwezig was bij de totstandkoming van de huurovereenkomst met betrekking tot de loods en dat hij de huur betaalde. De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], die daarop zouden kunnen duiden, onvoldoende sterk en overtuigend om aan te nemen dat dat daadwerkelijk het geval is geweest. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat om te komen tot een strafbare medeplichtigheid voldaan moet worden aan drie voorwaarden. De medeplichtige moet opzet hebben op zijn eigen bijdrage, hij moet opzet hebben op het misdrijf dat hij ondersteunt en hij moet ook daadwerkelijk hulp hebben verleend.
Hieraan wordt naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte regelmatig bij de loods is geweest en dat hij sinds februari 2011 wist dat er een hennepkwekerij in de loods was gevestigd. Hij heeft regelmatig met zijn auto werkneemsters naar de loods gebracht om in de kwekerij te werken en is op die wijze opzettelijk behulpzaam geweest bij het in werking houden van de hennepkwekerij.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat (subsidiair)
een of meer personen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 21 juni 2011 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (in totaal) 23.080 hennepstekken en 673 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 februari 2011 tot en met 21 juni 2011 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], meermalen, telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door personen te vervoeren naar de locatie van de hennepkwekerij teneinde deze personen de gelegenheid te geven aldaar werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de hennepkwekerij.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een lagere straf bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is behulpzaam geweest bij het telen, bewerken en verwerken van softdrugs. Verdachte heeft meermalen personen naar de hennepkwekerij vervoerd voor het verrichten van werkzaamheden in de kwekerij. Daarnaast is verdachte blijkens zijn eigen verklaring behulpzaam geweest bij het verrichten van werkzaamheden in de kwekerij, in die zin dat hij in de loods technische klussen en schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht. Hoewel dit laatste niet op de tenlastelegging is vermeld, zal de rechtbank hiermee wel in enige mate rekening houden bij de straftoemeting.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 december 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor handelen in strijd met de Opiumwet.
Alles overziende acht de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen passend en geboden is. Dit is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank alleen het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 februari 2012.